MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19490923 J.E. Vleeschhouwer aan Matthijs Vermeulen

J.E. Vleeschhouwer

aan

Matthijs Vermeulen

Rotterdam, 23 september 1949

Rotterdam, 23 September 1949.

Essenburgsingel 63b.

Een dezer dagen ontvangt U een proefschrift onder de titel 'Economische Rekenvormen'. U verwondert U: een muzikant – en economie.

U wilt, misschien, het voorwoord lezen; hoofdstuk X: Interludium (p. 117); p. 211 en 299 en van het slot p. 307-313. Slaat het niet aan, leg het dan weg.

Ook dan zal ik het niet betreuren U – een van de weinige vertegenwoordigers van ambachtelijke toewijding in een phase van de menschelijke geschiedenis waarin flodderwerk opgeld doet – een werkstuk te hebben gestuurd, dat de uitkomst is van een (telkens onderbroken) arbeid van ca. 30 jaar. Want ook dan blijft gij voor mij degeen, die, waarschijnlijk meer dan eenig ander in de lage landen, weet te vereenigen wat bijna altijd – de breuk van deze tijd – is gescheiden: ontroering, vaart, horizon en tucht, toom, discipline.

'Ik ben verzot op een logisch betoog', verklaarde U in de aanhef van 'Klankbord'. Ik ook. De manier waarop gij – laatstelijk weer in 'Principen der Europeesche muziek – betoogt, was voor mij, als het tij tegen was, telkens weer bron van inspiratie; omdat ze een aanwijzing is voor het communieeren in een unio mystica van geesten die in meer dan een opzicht in een ander klimaat verkeeren. Bevruchtende verwantschap blijkt, misschien, het duidelijkst uit stelling LI, waarschijnlijk ook uit stelling XXI.

U wilt hierin, meer dan in een nadrukkelijke betuiging, zien, de uitdrukking van

mijn gevoelens van hoogachting,

Vleeschhouwer

aant.

Juda Elisa Vleeschhouwer (1896-1973), Econoom. Hoofd Handel en Verkeer Rotterdams havenbedrijf vanaf ca. 1930, in 1949 gepromoveerd op Economische rekenvormen, onderzoek naar de grondslagen van economische ordeningen, waarde- en prijs theorieën als leer van menschelijke motieven, geschiedenis van de leerstellingen