Matthijs Vermeulen
aan
Johan van Schagen jr
Amsterdam, 16 augustus 1949
Amsterdam
16 Augustus 1949
Zeer Geachte Heer Van Schagen,
Met de bedoeling en den hartelijken wensch om Uw brieven van 18 Juni en 28 Juli uitvoerig te beantwoorden had ik hen meegenomen op vacantie, met Uw Rubaiyat-vertaling. Maar den enen dag was het de regen, den anderen de zon die mij afhielden om aan die eerste goede impuls tot schrijven gevolg te geven. Nu, na de ondervindingen welke U vertelt, twee weken lang min of meer bewust te hebben overdacht, zie ik eigenlijk helemaal geen kans meer op enig bescheid dat niet riskeert U teleur te stellen. Wat U overkwam of overkomt is afschuwelijk, en in de Letteren vormt U waarschijnlijk geen uitzondering en bij de overige kunsten heerst vermoedelijk dezelfde slordige willekeur met gelijke laatdunkendheid. Ziet U een bruikbaar middel om die inrichting van kapelletjes, huisjes, kasten, kliekjes met hun genootschaps- of familie-zin, hun esprit de clocher of d'escalier te doorbreken? Wijs het dan aan en probeer het vervolgens. Zijn er mensen genoeg om een partijloos en programloos tijdschrift te stichten dat open zou staan voor ieder die talent, zelfs voor iemand die misschien genie heeft? Sinds ik weer terug ben in Holland heb ik nog nergens hier iets waarlijk nieuws bespeurd. Is er een jonge generatie? Alles schijnt mij te vegeteren, te parasiteren en te dutten op proviand uit het begin dezer eeuw. Wat is daartegen te doen? In mijn rubriek poog ik naar het mogelijke. Maar al zou ik hiermee per geluk of per toeval een resultaatje bereiken (wat nog niet vaststaat), ik maak me niets wijs over de algemene toestand, en ik zie me nog niet werken met z'n tweeën, z'n drieën, z'n tienen (elk op eigen terrein) aan een vernieuwing, en verbetering.
Vriendelijken dank voor uw toezending van Omar Khayyam. Verschillende kwatrijnen lijken mij voortreffelijk vertolkt. Bij anderen had ik den indruk dat u niet lang genoeg geworsteld hebt met de gegeven moeilijkheid.
Verontschuldig overigens deze wellicht ijdele notities, en geloof mij met de meeste hoogachting
Uw
Matthijs Vermeulen
louter in transcriptie overgeleverd