J. Burck
aan
Matthijs Vermeulen
Vreeland, 6 juni 1948
Vreeland, 6-6-1948
Zeer Geachte Heer Vermeulen,
Nu ik voor de tweede keer binnen enkele weken Uw boek: Het avontuur van den Geest, lees, kan ik niet nalaten mijn lectuur even te staken om U te schrijven. Uw boek heeft mij bijzonder getroffen. Ik was juist bezig aan de voorbereiding van een voordracht, die ik houden zal over de afstamming van de mens, of liever gezegd over de "Dageraad van de mens", naar Prof. v.d. Broek,1 toen mij bij toeval Uw boek in handen kwam, wat mij, ook in dit verband, zeer welkom was. Aan de voordracht, die ik reeds op papier klaar heb, heb ik een stuk toegevoegd, ontleend aan Uw boek, en ten slotte gaf ik een citaat van Dante:
O, luce eterna, che sola in te sidi, sola t'intendi, e, da te inteletta ed intendente, te ami et arridi!
Wat, vrij vertaald, aldus luidt:
O, eeuwig Licht, dat, in ons zetelend, zichzelf verstaat, en, door ons begrepen, ons liefheeft en toelacht.
Ik wil U bij deze hartelijk dank zeggen voor de schone uren, die U mij door Uw boek bezorgd heeft.
Hoogachtend
Uw dd
J. Burck
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA