MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19471106 Bert Krop aan Matthijs Vermeulen

Bert Krop

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 6 november 1947

Amsterdam 6 November 1947.

Beste Matthijs,

Ingevolge mijn belofte doe ik je hierbij verslag van hetgeen onze gemeenteraadsverslaggever dr. J.H. Schröder mij over de gisteren in den Raad behandelde interpellatie mededeelde:

De heer Both begon met erop te wijzen, dat Richard Strauss president van de Musikkammer is geweest en het niet aannemelijk is, dat hij bij Hitler in ongenade zou zijn gevallen. Volgens spreker kan het "In memoriam" drie interpretaties hebben: het kan slaan op het Derde Rijk, op Hitler of op Roosevelt. Het laatste acht spreker onwaarschijnlijk.

Volgens spreker heeft de leiding van het Concertgebouw nagelaten te doen, wat in het belang van het muziekleven geboden was. De Duitsche infiltratie der programma's stuitte ons in de bezetting al tegen de borst. De interpellatie is voortgekomen uit de overtuiging, dat het werk van Strauss de in de vraag gestelde strekking heeft. Men heeft wel betoogd, dat deze strekking niet bewijsbaar is, maar spreker gelooft, dat het werk inderdaad is gewijd aan de gevallen grootheid van de nazi's.

Dr. Mengelberg vindt Strauss een groot genie. Anderen denken daar anders over. Strauss hangt nu de huik naar den wind en trekt als een onschuldig lam door Europa. Maar volgens spreker kan hij niet bij Hitler in ongenade zijn gevallen. Nog tijdens de bezetting is in Frankrijk zijn tachtigste verjaardag met grooten jubel gevierd en de speciale matinee, die in het Concertgebouw te Amsterdam aan deze gebeurtenis is gewijd, werd bijgewoond door Seyss Inquart, hetgeen niet bepaald wijst op een in ongenade vallen bij Hitler.

Men zegt, dat "Metamorfosen" zelfs in Palestina voor de radio is uitgevoerd. Ook is het waar, dat het werk in Engeland ten gehoore werd gebracht. Maar dit alles kan voor ons geen maatstaf zijn om het te aanvaarden.

Wethouder De Roos corrigeert in zijn beantwoording van den interpellant de door dezen in een zijner vragen gestelde bewering, dat Strauss een wijs man zou zijn. Zoo was dit niet gezegd, maar wel, dat zijn muziek niets meer gemeen heeft met de realiteit en zijn muziek die van een wijs man is.

Op grond van het medegedeelde valt geen conclusie te trekken over de beteekenis van het "in memoriam". Hierover bestaan drie meeningen: het zou op hemzelf kunnen slaan en op zijn afscheid van de muziek, het zou een hulde aan Beethoven kunnen zijn en het zou kunnen slaan op het overlijden van Roosevelt op dienzelfden dag. B. en W. kunnen dit niet uitmaken en Strauss zelf heeft er niets van laten blijken. De geuite verdenking is volstrekt onbewezen en het "In memoriam" staat onder het stuk gekrabbeld en drukt dus geen algemeene tendenz uit.

Wat de vraag betreft, of de gevoeligheden van het publiek niet behooren te worden ontzien, antwoordt spreker, dat bij de samenstelling van de programma's dit wel degelijk zal moeten gebeuren, maar spreker herhaalt, dat hier geen bewijs is geleverd van iets, wat deze gevoeligheden zou kunnen kwetsen.

Wat de vraag aangaat, of hier de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden, meent spreker, dat ook hiervoor geen aanwijzing bestaat en er dus geen aanleiding aanwezig is voor eventueele sancties. Wel hebben B. en W. aan het bestuur van het Concertgebouw doen weten, dat bij de samenstelling van de programma's met gevoeligheden uit het publiek rekening dient te worden gehouden.

Nadat de heer Both nog heeft gerepliceerd, dat verschillende vooraanstaande musici erover denken zooals hij en dat een en ander een kwestie is van beleid en inzicht, wordt de verdere behandeling van de interpellatie verdaagd tot Donderdag.

Dit is dan, Matthijs, wat ik je voor het oogenblik te rapporteeren heb. Morgen hoop ik je in te lichten over de eventueele debatten van vandaag. Ik kan hieraan nog de mededeeling van mijn zegsman toevoegen, dat de belangstelling op de publieke tribune bestond uit een vijftal jongelui.

Voor het geval je nog verdoofd mocht zijn door den daverenden slag, die de hooggeleerde B.K. je in "Preludium" heeft toegebracht, sluit ik hierbij ter opwekking uit die verdooving een berichtje in, dat "De Volkskrant" aan de "Daily Telegraph" ontleende. Verder kan ik je mededeelen, dat in het "Handelsblad" van vandaag een bericht van onzen eigen medewerker uit Weenen is verschenen, volgens hetwelk Strauss blijkbaar nog niet van alle zuiveringsmoeilijkheden af is. Ook dit bericht sluit ik hierbij in.

Eventueel dus morgen verder!

Hartelijke groeten, ook aan Thea,

je

Bert. Krop.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA