MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460711b Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 11-12 juli 1946

Louveciennes

Donderdag-avond

11 Juli 1946

Thea die komt, Thea die nadert,

het is de laatste avond dat ik je hier een brief schrijf dien ik je zal zenden. Even herdenken. Want van een tijd en van een samenleven welke ons zooveel ontroeringen gaven nemen wij afscheid. Even danken. Eerst hem, onzen hemelschen gids die ons voor elkaar bewaarde, en ons aan elkander schonk. Dan haar die wetend, radend en voorziende zei tot me: "Thea is je vrouw", die me steeds het liefste toedacht en wier wensch vervuld wordt. Dan jou, de liefste. Jou, door wie de tijd voor mij opnieuw begon. Jou, van wie ik het goddelijkste geschenk kreeg dat een mensch hopen kan: een groot verlangen naar je, en een groote, gloeiende vreugde in je. Van jou ontving ik die hernieuwing van het vuur. Door jou werd ik wederom deelachtig in de kracht welke zon en sterren beweegt. Dat ontving ik van je. Daarmee heb je me overstelpt. Met dat onvergelijkbare geluk van je te beminnen.

Vrijdag-morgen

12 Juli.

Ik ben niet verder geraakt gisteravond. Mijn hart sprak je; dat doet 't altijd; maar het voelde zich zeer bewogen, ik weet niet waarom. Het lastige voor mij in zulke uren van exaltatie is, dat, hoe heviger mijn binnenste mij beweegt, hoe beter en juister weergave dezer beweging ik wil. Mijn hart zal nooit eindigen te zeggen welk een ononderbroken jubel het gekend heeft gedurende onze tien maanden waarin we elkaar schreven, en het zal nooit eindigen je te danken voor de opperste voldoening welke het vond in jou, zonder ophouden. Je werd niet enkel de reden van zijn bestaan. Het kreeg van jou de impuls tot een hooger, tot het hoogste bestaan; het kreeg van jou de voortdurende verblijding van dat nieuwe vuur. C'est inoui. Een wonder. Merci, liefste.

Geen post van je dezen ochtend. Maar in me klinkt nog je telegram, cet élan de ton cœur, ce beau cri de ton cœur. Ik kan je niet zeggen welk een genoegen het mij deed die uiting van je, en je lieve, dierbare naam, gerespecteerd, geëerbiedigd, gevenereerd te zien door de employée welken hem te schrijven had, en die het mooiste ervan maakte, met de bezonnen labyrintische arabesken harer T, wat zij kon. Dit is geen fantasie van me. Het is realisme. Om in harmonie te zijn met jouw en met mijn gevoelens, met onze ziel, mocht die T niet geschreven worden als elke andere t. Bedenk dat je telegram opgenomen had kunnen worden door een employée (er zijn er drie hier) die niet goed genoeg was om onbewust te begrijpen en te eeren. Ik weet natuurlijk niet wie zij is. Ik kan het slechts vermoeden. Een vriendelijk meisje, lang niet mooi, maar met een aura van liefheid. Als ik koning was ontbood ik haar bij me, gaf ik haar een millioen uit mijn persoonlijke cassette, en ik zou haar zeggen, enigmatisch: het is een groot geluk om Thea te verstaan.

Ik moet vanmiddag naar het Consulaat voor mijn paspoort. Op 't oogenblik hoor ik de auto van den voddenkoopman die ontboden is door mijn dochter. Voor deze transactie, vrees ik, zal ik wel onmisbaar zijn. Ik zal probeeren je nog te schrijven op ons perronnetje, en in den trein. Voor 't geval dat niet lukt zeg ik je, dat altijd, gelijk in de tien maanden waarvan wij afscheid nemen, Thea bemind zal worden

door haar

Matthijs.

's middags

Op ons perronnetje.

Tien minuten tijd om je te zeggen, vier dagen vooruit, mijn vreugde om ons weerzien. Tot Dinsdag 20.10, geliefde, en tot altijd.

Stendhal beweert, en ook Baudelaire, en vanzelfsprekend ook de psychanalisten, dat een minnaar de vrouw die hij goed omhelzen (d.i. "bezitten") wil niet te veel mag adoreeren, want dan wordt hij geremd door een menigte schuchterheden. Volgens Baudelaire zelfs zou alleen de bruut goed kunnen omarmen! Hadt je dat gedacht van Baudelaire!? Dat intimideert me niet. Als ik me afvraag hoe 't op dit punt gesteld zal zijn met mij, die me slechts met gewijde gevoelens over je zal buigen, dan is het mij een groote gerustheid dat jij, sponsa mea, zóó weinig van het lichaam verwacht!! (We zijn in den trein.) En 't is mij een groote verheuging je te kunnen, je te mogen zeggen dat ik me nooit met je vereenigen zal zonder mijn gewijde en dankbare gevoelens, dat je altijd met mijn adoratie mijn vrouw zult zijn, hartstochtelijk mijn vrouw, in de twee sferen, de aardsche en de hemelsche.

Heerlijk je dit te zeggen in het geratel van den wagen, te midden in den toover van Thea.

Tot Dinsdag, Thea,

tot altijd, in de ziel en in het hart van je

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA