R.H. Dijkstra
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 10 juli 1946
Amsterdam
10 Juli 1946.
Zeer geachte Heer Vermeulen,
Uit het tempo, waarin wij Uwe bijdragen mogen ontvangen, meen ik te mogen afleiden, dat Uw werken voor de Groene ook U zelve, althans niet verdriet. Dat zou niet alleen mij persoonlijk, maar allen die hun zorgen aan ons blad besteden, grootelijks deugd doen, want telkens opnieuw worden Uw brieven met evenveel vreugde verbeid als een pakket uit Amerika, en dat wil in Holland nog steeds wat zeggen!
In het bijzonder ook Uw laatste bijdrage verwekte een bijna luidruchtig enthousiasme. Zij kwam bovendien als geroepen ter vervanging van een uitblijvende leader voor de cultureele rubriek van de hand van Prof. Pos. Vandaar, dat wij besloten de volgorde van Uw derde en vierde stuk om te draaien, waartegen Ge, naar ik vertrouw, wel geen bezwaar zult hebben.
Wanneer Gij in het algemeen suggesties of opmerkingen van redactioneelen aard hebt, zoudt Ge ons ten zeerste verplichten, door ons die kenbaar te maken. Op een afstand heeft men dikwijls een frisscher oog voor feilen, verdiensten en behoeften, dan wanneer men dagelijks in de keuken staat.
Jany vertrekt deze week ietwat vervroegd en overstuur vanwege de drie lezingen die hij daar in twee maanden moet houden naar Zuid-Afrika, zoodat Gij hem bij Uw terugkeer hier te lande niet meer zult treffen. Hebt Ge zelve overigens voor de verhuizing reeds een datum gefixeerd?
In afwachting Uwer nadere berichten, met vriendelijken groet,
steeds gaarne,
t.à.v.
R.H. Dijkstra
P.S. Onze teekenaar Jordaan zou, die mede tengevolge van het overlijden van zijn vrouw, hard aan eenige afleiding toe is, niets liever willen dan een korte vacantie in Parijs doorbrengen, maar zit kennelijk met deviezen-moeilijkheden.
Is het misschien zoo, dat Gij bij Uw vertrek uit Frankrijk nog een saldo in francs overhoudt, dat Gij tegen omrekening in guldens te zijner beschikking zoudt kunnen stellen, dan verneem ik dat gaarne van U.
a.b.