MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460627 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 27-28 juni 1946

27 Juni '46

Lieve Matthijslief, jullie ook aan 't opruimen? wij ook gisteren. J. heeft Moeder Thedinga (Greet's moeder) aangeboden hier in huis te zijn zoolang wij weg zijn. Voor haar is het een opluchting eens uit haar armoedje te komen en voor ons is 't wel makkelijk als zij er is, omdat als het huis dicht is de motten altijd zoo te keer gaan. Maar zij is oer-netjes en kasten die dik onder de stof liggen kan je haar dus niet aanbieden. Gewoonlijk doe ik zulke karweien, en nu J. het voor het grootste deel alleen deed, merkte ze dat het haar goed deed: zulk huishoudelijk werk is reusachtig afleidend en het geeft voldoening. Met plezier hield zij allerlei dingetjes uit die op de Heerengr. dienst kunnen doen en vanochtend is zij in touw geweest om een oude hooikist te laten opknappen. Dat is allemaal heel roerend.

Bij Jacqueline R.1 viel mijn verhaal niet erg in goede aarde! Ze zei dadelijk: en Joanna? En dat is zoo eigenaardig omdat J. geen rol in haar leven speelt, J. komt nooit bij haar, het is echt een vriendschap tusschen haar en mij en eerder zit er een kleine wrok bij haar jegens J. omdat J. Elektra is gaan doen met orkest in een tijd dat zij het nog deed. Maar behalve dat had zij er ook een zwaar hoofd in dat wij elkaar nog niet teruggezien hadden, want zij had in haar jonge jaren zoo'n correspondentie met Frans Erens gehad, een verrukkelijke correspondentie, de uiting van een enorme zieleverwantschap, en toen ze hem voor 't eerst zou zien, op weg naar Veghel was, waar hij woonde, toen was het mannetje dat in de tram stapte en waarvan zij dacht: "als hij zóó maar niet is", Frans Erens! Ze zei: "jij kent je man" en daarom was zij toch wel gerust, maar het speelde haar door 't hoofd en zij vond het toch wel een beetje griezelig. Zij zei: ik hoop natuurlijk dat het voor je geluk is, maar als het niet tot je geluk is; verheug ik me er toch over, omdat het een mensch toch completer maakt. Het gewone zinnetje; niet erg positief dus. Ik kon er niet achter komen of zij iets van vroeger weet. Misschien zat het haar ook dwars dat zij wel eens gedacht heeft aan een combinatie van mij met haar zoon Cees, die overigens getrouwd is en redelijk gelukkig ook.

Bloemen zijn er nog gekomen van Marie – prachtige rozen – en van een neef en nicht Alberdingk Thijm uit Laren,2 met een kaartje erbij "met hartelijke gelukwenschen", wat me heel gek aandeed, omdat ik zooiets conventioneels nog niet ondervonden heb. Ze zijn misschien een beetje gepikeerd dat ze het van buitenaf gehoord hebben – de bloemen zijn niet in verhouding tot hun well to do-heid. Het zijn overigens aardige menschen, maar nogal gelijkgeschakeld. Hij, de man, is de jongste zoon van v. Deyssel. Hij "is in thee en rubber", een deftige meneer. – Het schrift van Betsie is wel afgrijselijk, haast niet om iemand aan te doen, maar zij schrijft zoo goeiïg, vind je ook niet?

's Nachts 1 uur.

Ik kan weer niet slapen, ben weer weg geloopen, de dagen zijn te druk – als ik tè moe ben kan ik niet slapen. H.E. was er weer en hij was razend vermoeiend, want hij twijfelde over iederen zin en kwam niet van de plek en beet op zijn nagels en krabde zijn hoofd, ik dacht af en toe dat ik flauw zou vallen, zoo moeilijk was het met hem. Na tafel hebben we niet in de brieven gewerkt, maar zitten puzzlen over de A:D.-programma's, die het volgend jaar in het Concertgeb. uitgevoerd moeten worden. Ook dat leek in 't begin heilloos, maar dat heeft per slot toch nog resultaat opgeleverd. Hij ging om ½ 10 weg en heeft ons met zijn auto even naar Sandra gebracht, waar Jan ter Horst – genaamd Jan Ho., uit Oosterbeek, was en die me feliciteeren wilde. Hij was reusachtig aardig, zoo volop verheugd en onder de andere gesprekken door er nog mee bezet, kon je zien. H.E. kwam met een geweldige hortensia aanzetten. Het moet bij hem altijd groot zijn; dat komt voort uit een gemis aan zekerheid, hij weet niet wat hij kiezen zal en neemt dan iets dat duur en royaal is. Mijn nichtje Willebois bracht mooie rozen. Het is een verrukking al die mooie bloemen. Tita heeft gisteren aan J. een electr. strijkijzer voor me meegegeven. En Sandra gaf vanavond een mooie zijden lap voor een tafelkleedje of kussens.

De brief van Jany is zeer "naar mijn zin". Niet heelemaal juist is "wij dachten er niet aan, geen van beiden, vorig jaar om dezen tijd". Ik wel. Toen ik na je eerste bericht over A. dacht "zij heeft zich dus toch uitgewischt", was dat niet zoo maar een constatatie, maar echt wel iets waar de zorgelijke, angstige gedachte aan verbonden was: wat gaat er nu gebeuren? En toen ik schreef: "dat zal wel nooit gebeuren" van het lezen van het "dagboek", dacht ik eigenlijk: dat zal wèl ooit eens gebeuren. Zooals ik je al meer zei, voor mijn gevoel was het bij jou al allemaal latent aanwezig. En bij mij dus ook, maar alleen met nog veel te weinig kracht in beweging gezet.

Van Toscanini neem ik het dadelijk van je aan. Hij zal ook wel oud en ook wel virtuoos zijn geworden en zal van Beethoven wel nooit veel gesnapt hebben. Ik heb Verdi van hem gehoord, dat was onvergetelijk.

Waarom vind je je medewerking aan de Groene verraad aan Wiessing? Je kunt best ook aan de V.K. meewerken. Maar die bekrompen communisten zullen je wel ijselijk reactionnair vinden. Wiessing heeft een aardig hoofd en vooral zulke aardige slappe beenen, maar wat heeft zoo'n man voor een zieleleven? Rancune, haat, nijdassigheid, historisch-materialistische hardheid; die stukken van hem zijn werkelijk zielig.

En nu meer bonne nuit dan ooit, het is kwart voor 2 –

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Jacqueline Royaards-Sandberg (1876-1976).
  2. Jan en Sophie Alberdingk Thijm-van der Muelen.