MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460624 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 24 juni 1946

Louveciennes 24 Juni 1946

Maandag-avond, Sint Jan!

Niet onder den thuya, maar lui in

een rieten fauteuil.

Mijn schat der schatten, mijn ver-droomende, mijn Thea,

je brief van dezen ochtend is weer boud-weg gedateerd 20 Juli! Ik vind dat verrukkelijk. Waarom? dat weet ik niet. Ik ben blij je zoo aanwezig te zien in die maand. Jij in ieder geval, mijn poëtische, je leeft vooruit!

Dezen middag, op je aansporing, greep ik de pen en schreef aan Jany. Ik maakte er geen klad van en geef je hier een copie. Ik hoop dat 't naar je zin is. Zooals gewoonlijk heb ik geschreven wat ik denk hetgeen dikwijls moeilijk valt, behalve met jou, liefste.

Ziehier dus: Beste Jany,

Van ochtend kreeg ik "de Groene" met dat eerste artikel erin van de "Parijsche Auspiciën". No 2 is geëxpedieerd; no 3 klaar! Ik hoop dat de kwaliteit van wat men tegenwoordig "de productie" noemt je niet tegenvalt. Maar wat je er ook over denkt, vieux frère, van wien ik een zoo somber, geconcentreerd en fascineerend portret zag bij een artikel van Vestdijk, – ik sta erop om je bij dit, mijn nieuwe debuut, te bedanken dat je me in beweging hebt gezet.

Ik wou je meteen vertellen dat Thea en ik gaan trouwen. Jij als wichelaar hebt dat waarschijnlijk reeds vermoed. Terwijl jij me schreef in 't vorig najaar, schreven Thea en ik elkaar eveneens, en uit deze brieven, door het luchtruim, is onze liefde ontsprongen en gegroeid. Zij en ik, wij hebben elkander niet gezien sinds 1939. Zooals je gemakkelijk begrijpen zult, mijn hartstocht voor Anny kennend, kon ik Thea toen niet beminnen, en ik dacht ook niet daaraan. Ja wij dachten er niet aan, geen van beiden, vorig jaar om dezen tijd. Er is dit gebeurd: mijn passie voor Anny, mijn bevlogenheid door haar, heeft zich op geheimzinnige wijze overgedragen op Thea. Het is voor mij, en ook voor Thea, een zeer merkwaardig psychisch avontuur geweest, waarin het tooverachtige zijn deel heeft. Wat ontstond door en uit den geest, twee harten veranderend en vereenigend, gaan wij verwezenlijken samen, en besluiten in een huwelijk. Wij zullen trouwen in Augustus.

Ik had je wel graag als mijn getuige gehad, jij die een zoo goed getuige waart bij mijn huwelijk met Anny, maar Thea schreef me, en Dijkstra zei me, dat je vertrekt naar Zuid-Afrika. Als t je mogelijk zou zijn om over Parijs te passeeren, niets zou me meer genoegen doen dan je op dien dag hier te zien als mijn waarborg en je gelukwenschen te ontvangen.

Er is geen tweede op de wereld aan wien ik de bijzonderheden denk mede te deelen welke ik hier geef aan jou, Jany. Maak daarom het feit van mijn en Thea's huwelijk openbaar als je wilt, maar beschouw de geschiedenis onzer liefde als een geheim dat bewaard blijft tusschen vrienden.

Je schrijft me gauw verwacht ik.

Met hartelijken handdruk je Matthijs.

Wanneer jij dat nu maar goedkeurt dan ben ik tevreden. Jany is de eenige aan wien ik meen een uitleg schuldig te zijn van mijn psychische revolutie. Want juist in de week voordat je brief kwam welke me heelemaal naar jou trok, en waarin je met een paar woorden me heelemaal doordrong, had ik hem mijn nog altijd levende liefde voor Anny geschreven. Ik weet niet of ik je dit reeds zoo expliciet zei. Het zal je duidelijk maken hoe verbazigwekkend, volstrekt onverklaarbaar, wonderlijk, en in 't begin zelfs onthutsend, ontredderend het voor mij was om me plotseling, zonder dat ik het verhinderen kon, tegelijk als 't ware bewusteloos en verrukt, verlost, mij meegesleept te voelen in jouw stroom, brandend van een liefde waaraan ik niet kon, niet wilde, niet durfde en mòèst gelooven.

's avonds

Maar dat kan ik alleen jou zoo zeggen, liefste. Wanneer ik terug-denk aan dien morgen van 17 Sept. en dat opeens ontwaken, herleven in je vibraties, dan is 't me nòg alsof ik droom.

Ik heb de eerste symphonie van Beethoven gehoord onder Toscanini. Een half uur pauze. Als ik me goed herinner schreef je mij dat je Toscanini voor den eenigen dirigent hield die bewondering verdient. Hoe vin je hem nu? Voor mij is dit begin een deceptie. Te zwaar deugt niet. Maar te luchtig deugt misschien nog minder. Alles zoo maar even aangestreken, aangeblazen, alles in demi-teintes, in een aquarium-licht, als gedempt, alsof iedereen op zijn teenen moet loopen, alsof men in een zieken-kamer is, of bang iets om te stooten, dat is heel aardig, maar dat is in denzelfden graad louter-virtuoos en dood (doch hier verwelkt, triestig, zeurig) als het andere uiterste, en ik kan me den jongen Beethoven nog minder zoo poeierig en delicaat voorstellen dan te robuust, te sentimenteel.

Het tweede deel begint: de 9de, (....) blij dat 't weer stil is. Een werkelijke desillusie. Zou ik behooren tot degenen die vasthouden aan de indrukken van hun 25ste jaar? Nee, dat is 't niet. Toen was Toscanini al rond de vijftig en Mengelberg ook. Het is onloochenbaar dat er een zeker heroïsme pulseert door de 9de symphonie, vanaf het eerste deel. En alles wat hier eenigszins heroiek had moeten zijn in 't heele werk werd vlak, formalistisch, scholastisch. Het Scherzo leek op een Midzomernachtdroom van Mendelssohn. Het Adagio werd in het juiste tempo genomen (aanzienlijk vlugger dan door Mengelberg en andere Duitschers) maar in die juiste beweging miste het alle rust, alle contemplatie, en zelfs alle orde. En contemplatie plus orde in de beweging is hier precies de moeilijkheid en de opgave. De Finale was je reinste dilettantisme, èn van het koor + solisten, èn van Toscanini. Dat kennen ze in Milaan nog niet. Hun zangers zijn ridicuul. Geen noot zuiver; geen phrase duidelijk. Dat kent Toscanini ook nog niet. Hij heeft geen besef van den gloeienden onderstroom. Dat wordt bij hem de Finale eener opera van Rossini. Wel enkele mooie passages natuurlijk. Het twinkelen der sterren b.v. Ook elders. Maar 't geheel fragmentarisch, zonder grootheid, en zonder streven naar grootheid. Dertig jaar geleden heette de dirigent die de 9de zoo opvatte Felix Weingartner, maar technisch deed hij 't beter. Wat detesteerde A.D. Felix Weingartner! In de heele 9de symphonie heb ik slechts drie of vier keer even het huiverend vermoeden gehad dat 't verrukkelijk zou kunnen zijn. Word niet boos als ik je zeg dat Toscanini me gestolen kan worden!

Vanmiddag zijn we begonnen met de opruiming van het huis. Donald had de bovenste verdieping in een onbeschrijflijken toestand van rommel achtergelaten. Nu we begonnen zijn komen we ook wel klaar!

Wat zeg je van de feestelijke fanfare waarmee "de Groene" me binnenhaalt?! Als 't jou plezier doet dan doet 't mij ook plezier. Ik hoor dat morgen wel van je. Mij geeft 't het gevoel van: ik moet daaraan beantwoorden. – We zullen ons best doen. – Ik heb verschillende malen aan Wiessing moeten denken. Zou hij me geen verrader vinden? 't Is de eerste keer dat ik hem ontrouw word. Ik kan 't heusch niet helpen. Jij vond de Groene "gunstig"! Ik heb er niet verder over nagedacht. Had geen tijd! Maar was 't niet mijn plicht geweest om Wiessing te waarschuwen? Nu is 't te laat!

Mijn lieve schat: als 't jou méér illusie is om me een lekker potje voor te zetten zal ik dat dankbaar moeten aanvaarden. Maar als je wist hoe weinig ik daarom geef, om lekkere potjes!! Ik weet ze heel goed te apprecieeren, dat is 't niet. Maar 't zal me altijd spijten dat het je tijd kost. Maar als jij 't prettig vindt zal ik het ook prettig vinden. Anders niet.

Ik ben echt gelukkig met je, liefste, zoo maar, Thea, alleen door te weten dat we bij elkaar hooren, alleen al door je hart te voelen, alleen al door te denken: daar is Thea, en Thea is lief voor haar Matthijs. En bonne nuit, mijn Thea, met een zoentje van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA