MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460623 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 23 juni 1946

Louveciennes Zondagmiddag 23 Juni 1946

Onder den thuya,

in een zacht, stil, warm licht,

met de zingende vogels, en met jou,

Mijn adorabele en geadoreerde Thea; ik vergeet de bijna roerlooze grashalmen, de kakelende kippen, een paar stappen op de straat, een stem uit de verte. De oneindigheid van den zomer. Jij, met je korte haastige briefje! En nog wel op een Zaterdag. Waarover moeten we 't hebben? Van ochtend begon ik mijn 3de artikel van de Parijsche auspiciën! getiteld: Seizoen in de hel. Naar aanleiding van een merkwaardig doch afgrijselijk boek van een gedeporteerde. Ik begin pessimistisch. Maar ik zal optimistisch eindigen. Het boek trouwens ook. Er is een fantastische som van heldendom in de tegenwoordige menschheid. Een heldendom dat zich dikwijls niet kent. Ik zeg me soms: wat zijn naast millioenen ongetrooste lijders de martelaren der Catacomben? De smart der hedendaagsche wereld is dermate diep, langdurig, eentonig, schroeiend, bitter, algemeen en onbecijferbaar. Er is ook een fantastische som van laagheid en kwaad. Maar wij mogen niet aannemen dat al die grondelooze smart voor niets geleden werd.

Het is 3½ uur. We hebben gegeten met een uur vertraging. Mijn Augustinetje had na de kerk Madame Just ontmoet, was door haar op een kop koffie genoodigd, en had me totaal uit 't oog verloren. Mijn 'n zorg en 'n biet! Aan tafel heeft ze mij haar conversatie verhaald. Het verdriet de brave, oude Mme Just dat "wij" weggaan. Denk eens: zij kent ons sinds twintig jaar. Al twintig jaar goeie vrinden. Altijd iets hartelijks van weerskanten. Nooit een van die milliarden menschelijke wanklankjes! En altijd eerlijk, oprecht met elkaar. Dat zie je niet iederen dag. Mijn Augustinetje heeft haar verteld dat wij gaan trouwen, ik met jou. Maar Mme Just wist dat allang! En niet van mij! Van wie dan? Zonder twijfel van den koekoek (die ophield met zingen) of van het ruischende riet. Zij is er hoogelijk mee ingenomen, met mijn trouwplannen. Zij juicht mij toe. Je raadt in geen duizend wat ze zei! Ce sera très bien pour monsieur. Les hommes tout seuls, ils sont bêtes!! Ik heb ermee moeten lachen. Mais c'est bien mon avis. Tout à fait mon avis! Je zult vast eens met haar moeten gaan praten als je hier bent. Ik zou wel willen weten of jij accordeeren kunt met een genre van menschen uit 't volk dat geen enkel gevoel rechtstreeks uitspreekt en waar toch een zeker synthetisch gevoel voortdurend aanwezig is, moeilijk te definieeren, zij weet eigenlijk niets van mij, behalve schijnbare oppervlakkigheden, ik weet ook niets van Mme Just, en toch verstaan we elkaar uitstekend.

Mijn artikel raakte af tot op de helft. Dat doet me genoegen want m'n voornaamste streven was om tijd te winnen op de fabricatie zonder dat 't product aan kwaliteit verliest. Met de techniek, die ik theoretisch zou moeten bezitten, mag zoo'n artikel me niet langer bezig houden dan een dag, en ik hoop 't nog zoover te brengen. Sinds 't eerste heb ik in dit opzicht al aanzienlijke vorderingen gemaakt!

5½ uur.

Eerst ben ik koffie gaan zetten omdat ik suf werd. En een tas gedronken, op z'n Brabantsch. Verwacht daarom geen bliksemschichten van me, lieveling! Ik denk aan den koffiepot dien ik zal hebben op ons zoldertje van de Heerengracht. Die komt natuurlijk van jou, zooals alles daar, en zooals ikzelf, ten slotte. Welk een onovertrefbare, weergalooze schat ben je, Thea-lief. Als ik je zoo ongeëvenaard in liefheid zie dan word ik een beetje bang dat ik je nooit genoeg zal kunnen geven omdat jij me in het lieve altijd verre zult overvleugelen.

Daarna ben ik uit een achterhoek van den tuin een bonk van 'n steen gaan versjouwen, naar onze deur, omdat je me eens geschreven hebt dat daar in jouw herinnering een bankje stond waar we samen-zittend ons in de oogen zouden kijken. Hij woog geweldig zwaar, veel zwaarder dan je zeggen zou, want hij is van graniet, of iets anders, maar ik heb 'm gekregen waar ik hem wou, en hij staat er alsof hij er vijftig jaar gestaan had. Hij is bemost, doch zal dat wel niet blijven, en biedt juist plaats voor twee. Zoo heb jij je bank voor de avonden als het onder de boomen te koel is of wanneer er te veel muggen dansen. Dat is eigenlijk 't eerste serieuze werkje dat ik hier ondernomen heb met 't oog op je komst. Nee, toch niet. Ik heb ook gemaaid voor je, want voor jou was dat onbegaanbaar. En die lekken stopte ik au fond ook omdat jij met je arendsblik onmiddellijk gezien zoudt hebben hoe je dat lappen moest, net zoo goed als ik, maar ik was er te hazerig voor. Je moet weten dat die eene buis rot is en dat ik riskeerde mijn lek een aantal malen grooter te maken. Van die bijensteken heb ik niets meer over dan een gezwollen linkerhand. Maar 't jeukt me hier en daar, en ik moet me voortdurend krabben.

De wolken, wit en grauw vermengd, zijn onbeweeglijk in het groenig blauw als op een schilderij. Naast me weeft een heel klein spinnetje een onzichtbaar web dat ik alleen kan raden wijl ik 't zwarte beestje in de lucht zie klimmen en dalen tusschen de takken. Hoe kalm. Het grauw wordt langzaam witter, de hemel blauwer. In de lage zonnestralen zweven vliegjes. Zouden de mooie dagen komen? Ik vind wel dat ze hooren bij jou, bij ons, al was 't maar voor dezen éénen keer van Thea's wederzien! Over drie weken wacht ik je met een zoekend, vragend hart, of ben je bij me. Jammer, dat ik niet naar je toe kan vliegen, een tikje onmerkbaar, zooals die vogel daarginds die op me afkomt, en die prachtig blijft, ik bedoel eigenlijk: jammer dat ik je niet geleidelijk kan naderen, trapsgewijze!, en dat alles in eens moet gaan! ik zou liever, wanneer ik 't voor 't zeggen had, zoo allengs voor je willen "ontluiken"... goed maar dat ik geroepen werd voor 't avond-eten. Ik ging je zeggen, geloof ik, dat ik langzaamaan voor je zou willen verschijnen alsof ik uit een cocon kroop, en andere onmogelijkheden. We zullen maar afwachten, zooals jij dat noemt. Ik heb echter zoo'n idee dat mijn hart zeldzaam zal bonzen, in allerlei kleuren van onstuimigheid.

Waarop ik nog vergat je te wijzen, liefste, in verband met den brief van Suus, en voor 't geval het zou doorgaan dat zij je getuige is: de ondertrouw duurt in Frankrijk drieweken. Je kunt dus zelf ongeveer uitrekenen vanaf den dag waarop nos bans seront publiés (tegelijk in de kerk en in de Mairie) op welken dag wij zullen trouwen.

Naar mijn meening heb ik hier slechts één kamer, ordentelijk genoeg om er iemand te laten logeeren, en daar nog is het bed een divan. In de vroegere kamertjes van de jongens zijn de bedden, het behang etc. in een deplorabelen toestand. Doch als je hier bent zul je dat zelf 't best kunnen beoordeelen. Ik heb nog steeds niet aan mijn huisbaas geschreven! Nu heeft de Groene me weer heelemaal geaccapareerd; ik heb de behoefte om daar niet in gestoord te worden! lastig en kinderachtig; Mme Just heeft gelijk: les hommes tout seuls sont bêtes. Voor mijn huisbaas wacht ik op een impuls! (Hij woont in Parijs waar hij radioloog is aan het Hôtel-Dieu; hij zou vast geen tijd kunnen vinden om mijn getuige te zijn, zooals je dacht, ook al zou hij willen; ik heb hem in de 10 jaar dat ik hier woon slechts één of twee keer gezien; hij is een beetje in mijn eigen genre, d.w.z. afkeerig van zaken die met zijn innerlijke occupaties niets te maken hebben, en alles latende waaien, zoolang 't eenigszins waaien kan! het ergste is dat ik neiging zal hebben om hem in alles tegemoet te komen, ook al zou 't niet redelijk zijn, alleen om zoo weinig mogelijk hinder te hebben. Ik zie daar heel goed het zwakke van; mais c'est plus fort que moi!)

Ik verlang geweldig naar morgen en naar een brief van je. Elken dag begin ik met jou; de eerste gedachte in mijn bewust-zijn, als ik wakker word, is immer Thea. En de laatste ook. Terwijl ik 't licht uitknip zeg ik: Bonne nuit, ma petite Théa. De minuut, de seconde welke den slaap voorafgaat is nog voor Thea. Heel geheimzinnig, intiem, alsof wij één zijn, alsof je in me woont. Want al wat er beweegt in me tusschen waken en slapen gaat ook naar Thea. Ik zoen je oogen, liefste. En ik zeg het je met een zoen voor je lippen: Je hebt altijd het hart, Thea, het gansche hart van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA