MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460618 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 18 juni 1946

Louveciennes 18 Juni 1946

Dinsdagmiddag 5 u.

onder den wuivenden thuya

Mijn ruischende, verrassende,

mijn Thea, geen brief van je dezen morgen. Maar... een steekje in m'n hart en zoo'n korte adem-stokking van 'n seconde. Ik dacht daarvan nu langzamerhand wel verlost te zijn! Ik vergiste me en keek verwonderd doch met een heel intieme goedkeuring die seconde na waarin me gezegd werd dat ik je niet missen kan. En nu vind ik het weer prettig dat mijn buitenste echt genoegelijk mijn binnenste approuveert! Ik lach trouwens óók omdat ik je het schrijf!! Er zijn niet veel zaken waarover ik 't dermate met mezelf eens ben. Waarover? vraag je? Over dien tocht van mijn hart naar jou, Thea.

Daar was echter vanochtend de kennisgeving van een colli, te halen aan het station. Hoewel nieuwsgierig als een eekhoorn (soms verschijnen er hier) heb ik niet gevraagd 't mij te halen in den morgen, terwijl ik werk, en wanneer ik 't niet vraag bestaat er geen gevaar dat iemand 't doet. Ik ben dus na 't eten zelf gegaan. En 't was van jou. Mijn oog zag dat op de adreskaart welke de beambte te registreeren had in een boek waar ik daarna mijn naam zet. Geheimzinnig, zooals mijn oog dat zag, jouw letters, en zoo snel als het seinde naar een plek van mijzelf, en zoo schielijk vandaar weer werd teruggeseind naar het oog, en hoe warm, blij het accent van dit laatste sein waardoor dat oog onmiddellijk met die letters te vrijen begon. Zonderling, niet waar? Dat gebeurt allemaal in minder dan géén tijd, hoogstens twee seconden, maar als het de snelheid heeft van een bliksemstraal het heeft er ook de intensiteit van. En je kunt het opnemen. Maar hoe vin-je m'n introspectiviteit vandaag!?

Ondertusschen had dat oog ook nog gezien, dat je meer dan drie gulden uitgaf aan postzegels voor port. Het was dat zware pak met al die bussen erin. Het rinkelde. Moet ik ze allen opsommen? Het waren er meer dan tien. Kippen-soepen, Hake-filetten, Petit Merlan, sardines, zeeuwsche mosselen, vegetable stew en andere soepen, paling-pastei, plus nog kerry en rijst. Ik geloof niet dat iets ontbrak. Om van te watertanden. Je hadt overigens dat dikke touw uitstekend toegeknoopt, ik had de grootste moeite om 't los te krijgen. Onderweg, natuurlijk, heb ik je vrachtje aan mijn borst gekneld; niet op romantische manier, dat spreekt, en dat is comedie. Maar met kleine, haast automatische arm-drukken, bijna onmerkbaar, doch die reflex zijn eener innerlijke tinteling, en daarom gegarandeerd onbedrieglijk! Ik moet onderhand den inventaris eens gaan opmaken mijner kast. Reeds nu staat vast dat, wat er ook gebeure, wij niet van honger zullen omkomen noch verkwijnen.

Hé, mijn gonzende, zoemende, ruischende, suizende, zoenende liefste, je ziet wel dat ik van je hou, of liever je voelt 't wel, en ook dat ik met de post van 4 uur bot ving en achter 't net vischte en op een houtje bijt. Ik kan 't zelf nog niet goed gelooven, er is iets in me dat me voortdurend van onder dezen boom naar de brievenbus wil sturen (waarheen ik me nochthans, om 'm te sussen, een dozijn keeren begeven heb) doch 't geval is onloochenbaar hopeloos, ik moet je verbeiden tot morgen. Als ik nog maar wat te wauwelen had. Doch ik heb je op alles geantwoord.

's avonds 8½ u.

Ben onderbroken door een telegram van Dijkstra die mij meldt dat hij mijn artikel niet ontvangen heeft. (Ik adresseerde het aan D., doch verwittigde Moussault, den directeur, van de afzending.) Hij vraagt me om hem per omgaande een copie te zenden. En mijn klad is bij Thea!

Wat te doen? Een mooie gelegenheid om vertrouwen te toonen. Om te redeneeren: als 't niet aankomt is dat een aanwijzing dat 't niet moest of niet mocht aankomen. Te meer wijl ik 't aangeteekend verstuurde!

Ik dacht er eerst over om jou per telegram te vragen aan D. een copie te verschaffen. Maar zou dat niet een tikje opzienbarend zijn? 't Is waar: in mijn begeleidenden brief aan D. vroeg ik hem om mijn honorarium over te maken aan Thea. Ik zal de zaak maar haar beloop laten. Morgen zal hij het artikel wel hebben.

Daarna ben ik gaan maaien. 't Was een ondoordringbare wildernis geworden. Toen heb ik het laatste bord van je lekker geparfumeerde Julienne-soep gegeten.

De ondergaande zon schijnt nu door de takken en blaren der linden in een hoek mijner kamer op een rood-goud-groenig gebloemden ouden sarong waartegen een kalender hangt welke me voor den oorlog geteekend en gekleurd werd door Donald die toen nog een kind was. Elk jaar gedurende den tijd der zonnewende maakt de zon daar in dien hoek op dat fond van goud-rozig-groen en over dien naieven kalender (op welks laatste blad ik schreef 7 Sept.) voor enkele minuten een wemelend lichtend roosvenstertje van een onuitsprekelijk diviene pracht. Ik vertelde je dat al tijdens den oorlog, maar niet zoo volledig. Ik zei je: daar zou je naartoe willen vliegen om het te omhelzen. Of iets van dien aard!

Elk jaar op 18 Juni denk ik aan den Slag van Waterloo, die op dit uur verloren werd. Het lot van Europa is toen beslist. Ik weet wel dat Napoleon, ook al had hij dien slag gewonnen, een of twee jaar later bezweken zou zijn, omdat Frankrijk was uitgeput, omdat hij enkele onherstelbare fouten begaan had, omdat de H. Alliantie overmachtig was, omdat Napoleon geen generaals meer had etc., maar niettemin is het lot van Europa op 18 Juni 1815 beslist. Elk jaar herdenk ik dat. Wanneer ik een vlag had heesch ik ze dezen dag halfstok. Je vroeg me laatst aan wien ik dacht toen ik zei dat er sinds meer dan honderd jaar geen genie verschenen was in het kamp der constructieve gedachte. Ik geloof dat Napoleon de laatste was. Alle anderen na hem zijn slechts klein grut. Zonder draag-wijdte, niet eens noemenswaardig. Toch ben ik geen vereerder van Napoleon. Het is me onbegrijpelijk hoe iemand, zóó geniaal, tevens zoo kortzichtig kon zijn in verschillende kwesties, en fouten kon begaan van zoo'n erbarmelijke domheid. Het is huiveringwekkend om na te gaan in de biographie van Napoleon, hoe hij, ondanks zijn genie, als 't ware door een "hoogere macht" aan de hand genomen en naar zijn verderf geleid wordt. De Grieken zouden daarvan een mythe gemaakt hebben. Het tragische lot van den "held", van het genie, behoort wel, zou je zeggen, tot de natuur-verschijnselen, zelfs tot de natuur-wetten. Maar dat is schijn. Er is nog nooit een genie verschenen zonder ernstige fouten en gebreken in zijn karakter. (slechts de heiligen hebben een minimum van gebreken.) En ieder genie bezweek totnutoe aan zijn eigen fouten. Ik heb altijd gevonden dat de fabels en mythen dit niet genoeg naar voren brengen, en 't integendeel verbloemen. (Met genie bedoel ik alle helden.)

Met jouw visie op het psychisch klimaat van het Maria-Theresia tijdperk ben ik het geheel eens. De menschen en hun componisten waren toen stellig niet sikeneurig. Ik geloof echter wel dat zij een neiging tot tragiek, dramatiek hadden die tegenwoordig niet meer begrepen wordt, en die ieder uit 't oog verliest. Ik heb daarover al eens 'n essaitje willen schrijven op basis der litteratuur van dien tijd, doch dat zou 'n heele voor-studie kosten en ik zal er nooit toe geraken, denk ik. Weet jij of er een goede biographie bestaat over Erzherzog Rudolf? Ik zou dezen mensch wel eens héél goed willen kennen. Weet je dat hij op 't punt gestaan heeft ('t scheelde maar 'n haartje) van Paus te worden? Stendhal geeft daar curieuze inlichtingen over in zijn Promenades dans Rome, maar Stendhal wist niet dat kardinaal Rudolf vriend en beschermer en leerling van Beethoven was. Wat weten we au fond weinig van Beethoven (en zijn psychologie) ondanks zijn myriaden biographen!

Dat is echt 20ste eeuwsch om je meisje te vermoorden, psychopaath te zijn en goede, of misschien goede verzen te dichten. Je hoeft me Gerrit Achterberg niet te sturen. Hoewel één der Zeven Wijzen van Griekenland óók zijn vrouw gedood heeft en nog wel door haar te schoppen! Ken je die geschiedenis? Ze is uiterst merkwaardig.

Slaap je weer in je eigen kamertje of was 't maar voor één keer? Ik heb 'n paar maal ergen lust gevoeld om je te komen onderstoppen. Welke dag was 't losque je prenais ton sein dans mes lèvres, d'abord le gauche, ensuite le droit pour ne pas faire de jaloux!? J'étais chez toi ce soir-là. Ook nu kniel ik voor je. Ik hou van je. Ik gloei van je. Ik ben je dankbaar, mijn gewijde en wijdende, mijn beminde en beminnende, mijn verlangde en verlangende, kleine, lieve, ruischende Thea van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA