MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460531 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 31 mei 1946

Louveciennes

31 Mei 1946

Vrijdag-avond

Mijn Thea-lief,

hierbij een telegram van Donald. Zoo gauw de aangekondigde brief er is stuur ik je hem, dat spreekt vanzelf. Wanneer jij Waldstätten, die bericht van je wenscht, iets te melden hebt, en de postverbinding Holland-Oostenrijk marcheert nog niet, zend 't dan aan mij. Mocht uit de gedetailleerde brief van Donald blijken dat je Waldstätten met iets helpen kunt, stuur het dan ook aan mij als er geen communicatie is; ik zeg dit van te voren om vertraging te voorkomen, want je zoudt scrupules kunnen hebben, wie weet, hoewel dat allemaal vanzelf spreekt. Het doet me buitengewoon genoegen dat de zieke baron nog nieuws van je gekregen heeft, want er zegt me iets dat het hem reusachtig plezier doet. Ik vermoed dat Donald zich eerst 'n beetje in zijn nieuwe omgeving moest inwerken alvorens wat te kunnen probeeren, en dat 't daarom zoo lang geduurd heeft. Enfin, beter laat dan nooit. Dat hij me nu telegrapheert is echt militaire stijl: eerst treuzelen, dan reppen. Ik heb hem vorige week geschreven dat ik fort probablement ga trouwen met Thea. Waarom hij me eigenlijk een telegram zendt over Waldstätten begrijp ik niet goed, maar dat zullen we nog wel hooren. Hij zal ook wel eindigen met naar Doleschal te gaan, doch hij zei me dat die woonden aan 't andere eind van Weenen, en dat hij voor 't moment geen beschikking had over een auto. Hij heeft ook al een paar keer op 't punt gestaan naar Frankrijk teruggestuurd te worden, wegens bezuinigingen op 't leger-budget, doch 't is hem gelukt zich daarginds te ankeren, meer dan tot over de ooren verkikkerd als hij is op die Gertrude. Ik zei hem dat hij naar Doleschal moest en payement de son bonheur, dus dat zal hij ook wel doen. Het adres van Riha gaf ik hem nog niet omdat ik dacht laten we niet te veel hooi tegelijk op dien vork laden, want anders verzet hij geen stap gelijk de ezels; zoodra hij onderweg is brengen we hem gemakkelijker bij Riha. Hij heeft daar sinds enkele weken een confortabel baantje, hij is vaguemestre, maar zijn mogelijkheden ken ik natuurlijk niet. Tot nu toe kon ik hem nog geen suiker verschaffen! Daar valt hier niet aan te komen en om deze reden denk ik is de prijs zoo laag!

Vanochtend kreeg ik Marsyas, doch geen brief van je heden, wat een heel gemis is op een regendag. Bedoel jij met 't tweede deel, dat nooit door Van Beinum gespeeld wordt, de entr'acte Vagabondages à travers les forêts? Ik ook, ik had dat gedeelte in mijn herinnering als 't verrukkelijkste van Marsyas, ja van den ganschen Diepenbrock. Welk een buitenkansje heb je gehad dat je deze muziek hebt kunnen hooren in een draaglijke uitvoering, want 't is een duivelsch moeilijk stuk, zoowel voor dirigent als orchest. Het lijkt me uiterst lastig voor den dirigent (als hij de componist niet is) om voor zulke bewogen phrasen (tusschen ritselen en zingen, of liever: beiden tegelijk) het adequaat gebaar te vinden. A.D. was daarin zeer karakteristiek, misschien wel uniek. In de geste bij de eerste noten der phrase [in notenschrift: g a ais b] suggereerde hij reeds door een subtiele, bijna imperceptibele mimiek van den arm, heelemaal sous-entendu, maar toch duidelijk merkbaar, dat ruischende vervolg der melodie. En met dat soort van allusive mimiek, waarin je als 't ware de heele cadans eener phrase samengevat en uitgedrukt zag, dirigeerde hij alles, met een ongelooflijke souplesse, met een raffinement van gebaar, dat te vergelijken zou zijn met wat dikwijls als 't toppunt van expressie geprezen wordt in de oosterse danskunst, suggestief en haast onzichtbaar, geheel in nuances. En wat dunkt je van de kwaliteit der verliefdheid welke in dit stuk wordt uitgedrukt? Vindt je ze, evenals ik, ideaal? Het is een teedere, innige, huiverende, zangerige, ook een beetje spelende, en toch verrukte verliefdheid, maar zonder eenige morbidezza. Een plein-air-sensualiteit. Geen spoor van de alcoof-atmosfeer die nog zoo ruikbaar hangt over Tristan, en zelfs over L’Après-midi d’un faune. Maar een echte natuur- en bosch-sensualiteit. Geen spoor van afféterie, mièvrerie. En ook geen spoor van die zonderlinge rancune die je in alle moderne verliefdheden hindert. Maar een werkelijk gelukkige verliefdheid. Heel moeilijk te omschrijven. Ze schijnt me zeer zeldzaam. Een tevreden en toch smachtende verliefdheid. Zooals van koerende, kirrende duiven in een mooien morgen. Waar heeft hij ze vandaan gehaald, zou je haast zeggen! Ik moet dat wel goed gevoeld hebben in 1910, maar begrijpen, verstandelijk begrijpen deed ik er natuurlijk niets van. Wat zou ik nog graag, met het begrip dat ik nu heb van de dingen, en met jou, in 1910 zijn!

Zeg, schat, ik snap nu waarom je die oubollige Aegidius zoo buitenissig geërgerd heeft! Je hoeft 't me niet meer te vertellen. Vanmiddag las ik eveneens het hoofdstuk Diepenbrock en Gorter. Quel crétin! En wat een uitgeslapen farizeesche hypocriet om zooveel gif en gal en vriendelijke stommiteit zoo braaf, zoo serpenterig te kunnen vermoffelen achter kwansuise sympathie! Heb ik van me leven! Nooit zag ik een smeerpoezige, benepen haatje, een vuil, vies venijntje, een smerig nijdje onschuldiger, onnoozeler, zoetsappiger vermomd! Ik begrijp nu dat weeïge, cadaverige stankje dat ik van het heerschap opsnoof zoodra ik een paar pagina's van hem gelezen had. Ik bezit toch wel een goeien neus al zeg ik 't zelf! Nog in de bladzijden welke dat kakkerlakkige diakenhuismannetje schrijft over D's moeder vond ik iets onuitstaanbaars, iets gemeens. Wat een mieserig scorpioentje. Toch zou ik daarvan wel het fijne willen weten. Dat kereltje was zoo al bij zijn geboorte, dat zie [je] aan z'n smoel. Maar wat heeft 'm belet om zich niet 'n tikje te purifieeren in z'n lange leven? Hoe komt 't dat hij zoo heelemaal in zijn eigen ranzige sop is gaar gekookt? Dat zie je niet dikwijls, iemand die zijn zuur zoo netjes oppot. En wat een windbuil. Wat een pedante aap. Wat een deftige harlekijn. En jij die me zegt: hij heeft geen royale natuur, die Aegidius! En ik die dat bona fide begin te lezen. Als je me nog één keer zoo te grazen neemt word ik boos!!

De kat heeft van den ochtend af heel den dag achter me aan gesjouwd met haar jong in den bek! Want ze heeft er nog maar eentje. Van de vier heeft mijn dochter, toen zij van haar bedevaart terugkwam, er drie verzopen. Zij kan dat. Ik ben daar te sentimenteel voor. Een raadsel, het hart van menigten jonge maagden en vrouwen! Maar de kat zelf merkt daar niets van, hetgeen bewijst dat ze niet kan tellen. Vier of een maakt voor haar geen verschil. Toch was ze allang graag bij mij geweest met haar kroost en een paar maal reeds had zij 't verstopt achter mijn divan alsof zij de wereld niet vertrouwt. Van morgen echter bracht ze haar jonkie al bij me terwijl ik beneden aan m'n ontbijt zat en zoodra ik naar boven ging kwam ze achter me heen gesukkeld met dat diertje in haar muil. De katten pakken dat in het nek-vel. Heel praktisch. Heb je wel eens 'n kat gezien die haar jong tusschen de voor-pooten omhelst in een plotselinge opwelling van hartstochtelijke teederheid? Dat is werkelijk mooi.

Jammer dat ik zoo niet enkele uren kan leuteren voor Mensch & Cie. Wat zou ik me vervelen! Overigens, nu weet ik ook niets meer voor jou. Behalve dat ik de koekoek nog even gehoord heb. Doch als iemand die er over denkt of hij nu maar verder niet liever zijn mond zal houden. Het heeft me steeds geïntrigeerd wat dien vogel (hij vliegt zoo rap en zwierig!) er toe doet besluiten om voor den allerlaatsten keer in 't voorjaar te zeggen koekoek, als hij 't even goed nog eens één keertje méér kon doen. Voel je dat daar een heel geheim in schuilt? Ik kan er niet achter komen! De nachtegalen zwijgen reeds een poos. Regent het bij jou ook den dag door en de godganschelijke week? Vanochtend heb ik nog eens met je liggen mijmeren, vertrouwelijk, dierbaar, de een in de ander. Ik vertel je dat morgen, of zoo. Nu is 't te laat. Ik geef je een zoen op je lippen, zacht, maar niet kort, ik wil ze licht maar heel goed voelen, en ik denk, dat ik met je wou zijn, in dat bosch, je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA