MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460529 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29-31 mei 1946

29 Mei '46

Lieve Matthijs, ik kan je storing van verleden Zaterdag, geloof ik, wel verklaren. Het was me al opgevallen dat je in den vorigen brief niets over Engeljan geschreven had. Het had je dus gehinderd en je had het weggestopt. Dat was Vrijdag gelukt, maar Zaterdag werd je er toch mee wakker. Daarbij gevoegd het onweer, is die storing in het evenwicht niet zoo onbegrijpelijk. De oorzaak van je decor-wisseling lag dus inderdaad niet bij jou en tegen zooiets kan je je niet dekken, tenzij met de ijzeren wilskracht van je niet uit je evenwicht te wìllen laten brengen door iets, dat je niet onmiddelijk aangaat. Maar ik geloof niet eens dat dat veel zin heeft; als je een auto-ongeluk ziet, raak je ook van streek, het zou onmenschelijk wezen als je niet van streek raakte, het is akelig en overbodig zooiets, maar het van-streek-raken gaat wel weer over. Zoo lijkt het me met dit van Engeljan ook. Mij ontneemt slechte muziek heelemaal het geloof in goede muziek niet. Letterlijk niet en figuurlijk niet. Het praten met J. kost me alleen tijd, het kost me wat van mijn slaaptijd, en overdag als ik zit te naaien of zoo, dan zou ik, wanneer er niet over dat onderwerp gepraat werd, aan jou kunnen zitten denken misschien, indien niet toevallig iets anders aan de orde was. Als je dat meent met "vrij gedijen", dan klopt het, maar anders niet. Ik bedoel: ik voel me in geen enkel opzicht beïnvloed door die slechte muziek; daarvoor hoor ik ze misschien al te lang. Want al zijn we er nooit zoo erg aan toe geweest als nu, geloof in die combinatie heb ìk nooit gehad, mij was de muziek nooit goed genoeg. Ambrosia is de geliefde, op wie hij zijn mooiste gedichten gemaakt heeft. Heb je "Tuin van Eros" niet?

"Ambrosia wat vloeit mij aan

Uw schedelveld is koeler maan" etc.

Dat is beroemd, die eerste regel kent iedereen, daar worden persiflages op gemaakt. Was hij maar naar haar teruggekeerd. Maar hij heeft altijd weer een andere. Hij vindt de polygamie de gewoonste zaak van de wereld. En dat is zij ook eigenlijk. Jij bent de uitzondering, niet Engeljan.

Over het droompje nog dit: ik weet niet of het echte geluk wel bescheiden is. Als ik met Greet samen ben, die met groot verdriet te kampen heeft, en ik zou kalm mijn geluk uitstralen, dan zou ik dat nièt bescheiden vinden. Ik mag wel tegen jou en mezelf zeggen dat ik gelukkig ben, maar altijd met een gevoel van niet te begrijpen hoe ik dat geluk deelachtig heb mogen worden; ik mag dat niet gewoon vinden, en niet gewoon vinden dus ook dat iemand een boek aan me schrijft. En als je zooiets droomt, is het net alsof je het gewoon vindt en dat vind ik ijdel.

Ik heb bij deze gelegenheid gemerkt dat ik je te kort gedaan heb: ik had je moeten zeggen dat ik gelukkig ben. Je ziet, alweer een bewijs hoe slecht ik de kunst van het liefhebben versta. Te passief ben ik. Ik hoop wel voor jou dat ik hierin nog verander. Te veel schaduwtje. Het spijt me Matthijslief, pardonne-moi.

Met plezier heb ik over je waschvrouw gelezen. Het heeft me dikwijls verbaasd, dat ik nooit iets hoorde, ook van A. niet, van dien aard. Ik dacht wel eens: hoe is 't mogelijk zoo geïsoleerd te leven dat je, nog wel buiten wonende, nooit eens iemand hebt die je wat toestopt. Het was me tè ongewoon en ik voel het bestaan van Mme Juste bepaald als een soort opluchting!

Nu ga ik je, voor ik overga op den brief van Zondag, die vanmiddag kwam, vertellen wat er vandaag in je dienst gebeurd is, anders kom ik achter!

Die meubels dan, waarover ik vanochtend onderaan het vorige briefje schreef. Een vriend van ons, wiens huis geplunderd was toen hij uit een concentratiekamp kwam, heeft van ons enkele dingen uit de Larensche boel te leen gekregen. Maar dat was per slot ineens overbodig, omdat hij met een vrouw getrouwd is bij wie hij ingetrokken is. Zoo stond die boel nog op een kamer die hij bewoond heeft op de Leidschegracht. En was is nu het geval? Hij gaat voor een paar maanden op reis en daarom heb ik dat zaakje vandaag verhuisd. Het was een grappig gedoe: een zolderkamer op de Leidschegr. waar je moeizaam takelen kon, even de hoek om, met 2 bakfietsen, de Heerengr. op en daar weer moeizaam takelen op de zolderkamer. Het was heel warm en zomersch op de grachten en ik vond het een gezellig bedrijf, scharrelde zelf zoo'n beetje mee, want die kerels kennen tegenwoordig hun vak niet meer en hebben nergens meer kracht voor. Het is een bed, een kastje, een leelijk tafeltje, 2 stoelen, een petroleumstel, een soepketeltje en 2 koperen kandelaars! Een gek allegaartje, maar bruikbaar. Ik heb nu gezien, waar ik de vorige keer niet op gelet had, dat er een paar muurkasten zijn; ik dacht dat die er heelemaal niet waren, maar het zijn heel primitieve, zolderachtige, waar je niet veel aan hebt. Naar een plek voor de boekenplanken heb ik gekeken, maar aangezien ik niet weet of je voor of achter je werkkamertje wilt hebben (wat zal je de ruimte en het uitzicht missen!), heb ik gedacht dat je zelf maar beslissen moet waar je ze hebben wilt. Een protégé van J. is timmerman, dus die bedient ons op onze wenken. Naar die kamers daaronder heb ik nog gevraagd – ze komen misschien met September vrij. Het zijn 2 kamers en een keuken, maar dat kost nog weer eens f 65,- erbij. f 110,- in de maand alleen voor huur is toch wel te gek, vind je niet? Die Limburgsche mevrouw, die het huis verhuurt, Oefke genaamd (pet-name van de kinderen die ze opgevoed heeft) gaat misschien in Aug. met vacantie; ze geeft ons dan de sleutel, wat ik erg vlot van haar vind.

Dit is het eenige niet wat er vandaag voor, wegens, om jou gebeurd is. Het doopbewijs is ook gekomen. En Jany is gekomen met een prachtig hemd! Het is een bruin streepje, waar je, denk ik, nu niet zoo erg mee geholpen bent, omdat je immers een blauwe combinatie hebt? Maar misschien is het pak van Hijman erbij te gebruiken. (Doe hem mijn groeten als je hem weer schrijft.) Het is wel jammer dat Jany er niet eigener beweging nog wat andere "textiel" bij gedaan heeft, vind je niet? Als iemand maar 1 overhemd heeft, kan je toch uitrekenen dat de rest navenant is. Enfin, hij was heel aardig, het spijt hem echt dat hij je zal misloopen in Aug. Het hemd is 15½, eerder aan de groote kant dus, denk ik.

En tenslotte heb ik gisteren wèl een bovengeschikte gesproken van de Radio, wiens afdeeling kamermuziek in 't geheel niet was, maar die zoo vriendelijk is geweest voor me te informeeren: de sonate komt pas in de week van 16-23 Juni.

Hemelvaart.

Er zal vandaag geen post komen – daarom bewaar ik dien anderen brief maar voor een volgende van mij. Ik heb van een leerlingetje, dat compleet den heelen winter verkouden is geweest en er niet in geslaagd is me aan te steken, nu op het eind van Mei een verkoudheid opgedaan. Ik ben nu maar niet naar de kerk gegaan; want dan wordt het misschien erger (zoo redeneert een positivistisch mensch) en dan krijgt J. het misschien en dat kunnen we niet gebruiken. Met een dagje in bed is het misschien over. – Of ik het hemd sturen mag, zal ik informeeren. Ik zei dat tegen Jany en voegde eraan toe: maar als het niet mag, is het nog zoo erg niet, want ik ga van den zomer naar hem toe. Dit zal zijn opgegaan lichtje misschien nog een opflikkering geven, denk je niet? Hij keek in letterlijken zin op!

Tot morgen over 6 weken. Je Venusdierken

Hemelvaart 's middags

Ben toch meer zieke ginta (zei Pappie zoo graag van ons na voor kindje) dan ik vanochtend dacht, ik heb weer 37.7 en scheuten pijn in mijn rug, zeker wat je vroeger influenza noemde. Ik verbaas er me over omdat ik noòit koorts had. Dat vond ik wel eens vervelend, omdat koorts altijd zoo'n criterium is van in-bed-blijven – ik kon me nog zoo beroerd voelen, maar ik had nooit koorts. Misschien is dat anginatje van verleden maand niet echt goed weg geweest en steekt het nu zijn kop weer boven, nu ik te weinig geslapen heb de laatste dagen? Ik snap nooit wat van die body-mechaniek, zoomin als jij van je 500 K.M.-mechaniek, die je altijd intrigeert! Ditmaal werkt mijn geheugen al heel slecht. Dikwijls moet ik zoeken en zoeken voor ik terugvind op welk gezegde van mij iets van jou slaat. Als ik het vind, is het wel een goede training, maar nu kan ik me werkelijk totaal niet herinneren op die leelijke zalmkleurige velletjes iets gezet te hebben van voelhorens of iets uitgerafeld te hebben van ons contact. In ieder geval, als mijn uiteenrafeling vaag was, dan is de jouwe niet veel scherper! Ik dacht dat jij jouw contact met mij (en met geen ander) beschouwde als voortkomend uit jouw 1 monogame natuur, uit de 2 kracht van je gevoelens en uit het feit dat het primair een 3 zielen-contact is geweest, dat het sensueele contact tot gevolg heeft gehad. Verklaren deze drie dingen niet genoeg? Ze verklaren in ieder geval waarom je voor een lief meisje dat onder je raam voorbij gaat niet toegankelijk bent: uitsluitend door de lichamelijke poriën is jouw sensualiteit niet bereikbaar, de ziele-poriën moeten eerst iets inzuigen. Daarom is het nog mogelijk, wanneer je dat meisje wat langer gadesloeg en je zag in haar oogen of in haar gebaar iets dat je trof, dat er wel een contact zou ontstaan. D.w.z. dit zou mogelijk zijn als het sub 3 genoemde de hoofdfactor was; maar aangezien het monogame bij jou zoo sterk is ben je dicht, afgesloten voor ieder contact.

Bij mij is het een beetje anders. Ik heb dat zelfde contact met jou ook. Dat berust bij mij wèl in hoofdzaak op die derde oorzaak. Dat monogame van jou heb ik niet van nature, en de kracht van mijn gevoelens? In cijfers uitgedrukt zal zij geringer zijn dan de jouwe, omdat mijn krachten nu eenmaal in het algemeen niet zoo groot zijn, maar percentsgewijze neem ik aan dat zij gelijk aan de jouwe is. Doordat wij dus verschillen in no 1, zijn bij mij contacten met anderen niet zoo uitgesloten als bij jou, maar wegens 2 en 3 is de kans op zulke contacten toch heel gering.

Wat zoek je me eigenlijk nog te verklaren? Je begrijpt niet hoe uit een ziele-contact een sensueel contact kan ontstaan. Is dat dan bij de mystici ook niet zoo? Wat die doen is nog een veel sterker staaltje van deze zelfde werking. Zij hebben de beminde nooit gezien en wachten niet op een weerzien en de antwoorden die zij krijgen op hun liefdesbetuigingen zijn niet blauw op wit te lezen noch zwart of wit, en toch wordt hun liefde hun zoo tastbaar als de onze. Als wij gelooven in de waarachtigheid van hun contacten met de beminde, waarom zouden wij ons dan verbazen over wat ons gebeurt? Wat wij doen is een heel wat eenvoudiger aangelegenheid. Ik verbaas me er integendeel over dat ik, wanneer ik ter Communie ga, die mystieke vereeniging niet even goed voel als ik de vereeniging met jou op den afstand voelen kan.

Wat bedoel jij nu met je hypothese van een factor die medewerkt buiten jou? En wat bedoel je ermee dat je geen proef-konijn hebt gehad om de juistheid van je bij-contactjes te controleeren? Komt dat doordat A. zoo weinig sprak? Met mij kun je zooveel proef-konijnen als je wilt, want het is reusachtig eenig om te merken dat iemand je al begrepen heeft voor je nog iets gezegd hebt. Dat had A. trouwens zoo sterk, zei je me.

Hoe gaat het met het boek? Zondag schreef je: ik was gisteren echt wanhopig over het boekie, en dat deed me denken: was je dien Zaterdag zoo bekommerd doordat je geen heil in het boekie zag, of was je mistroostig over het boekie omdat je toch al zwart gestemd was, m.a.w. zou het boekie de oorzaak van je duistere stemming geweest zijn of Engeljan? Ik vermoed toch het laatste, omdat je door hetgeen ik daarover schreef in een onverkwikkelijke sfeer was terecht gekomen. Mijn bij-contactje is niet nauwkeurig geweest of absent, anders had ik bedacht dat ik je dat beter bespaard had. Mij had het, zooals ik zei, wat òns betreft geenszins beïnvloed, daarom heb ik er niet aan gedacht, maar ìk kreeg ook als tegenwicht iederen dag de verkwikkelijkste brieven van mijn lieven Matthijs, dien ik in dit gesprek nog niet één keer bij zijn naam genoemd heb! Hoe zou morgen de stemming van mijn doffer zijn? Ik krijg vast wel twee brieven Dat is fijn. [ritmische indeling van vorige twee zinnen] (Lees jij het ook zoo? Je kunt ook van de tweede maat een 3/4 maken en in de volgende maat 4/4 eindigen met een [hele noot met fermate])

Al soezende in bed heb ik aan de Heerengr. liggen denken en heb een begin gemaakt van een voorstelling hoe het misschien worden moet. Het is èrg klein, dat is lastig, en het is ook niet zoo dat je dadelijk zegt: dat daar en dat daar. Stom genoeg heb ik weer niet gekeken naar de stookgelegenheid. Ik heb daar toch, meen ik, de eerste keer naar geïnformeerd en gehoord dat je aan de voorkant stoken kan, maar nu heb ik niets gezien dat daarop duidt. Ik geloof niet dat het brave mensch me bedot, en alle kamers aan de voorkant moeten toch verwarmd kunnen worden – maar ik moet daar toch bepaald een volgende keer naar kijken. Ook zie ik nu alleen maar vitrages (wat een begrip!) voor me, geen overgordijnen. Je moet zoo'n wintersch kamertje toch kunnen afsluiten, vind je niet? Dat zou een strop zijn als die er niet waren (vóór tenminste, achter heb ik ze gezien), want daar is nou net heelemaal niet aan te komen. Ik hoop maar dat het er werkelijk doodstil is, want daar is het eigenlijk om begonnen. Niet dat ik aan iets anders zou kunnen komen, maar voor dat het zoò klein is vind ik f 45,- wel veel; als het nu maar echt stil is, dan is dat nooit te duur betaald, want dat vind je in goedkoopere buurten ook nooit.

Over de faire part <of zeg je dat alleen van doodsannonces?> heb ik nog gedacht of Lucie van Lier die voor ons zou kunnen maken. Ik zal je zeggen hoe ik op dat idee ben gekomen. Zij leeft altijd in groote armoede, doordat Bertus haar niet onderhouden kan en nu heeft ze een baantje op een fabriek aangenomen – heel moedig – maar wil toch nog graag bijverdienen in haar avonduren. Je weet misschien dat zij op de Academie geweest is en zeer gelieerd met Holst1 was. Nu hebben wij haar al een paar keer een opdracht gegeven voor een lamp. Zij had altijd zoo'n plezier in een met de hand geschilderde lampekap die wij hadden en toen Koos die op een dag tegen den grond gebliksemd heeft, heeft J. het idee gehad om Lucie te vragen daar een vervanging voor te maken. Zij vond dat heerlijk en heeft dat mooi gedaan. Nu had J. haar een tijd geleden er een besteld voor Engeljan's verjaardag. Maar na de jongste gebeurtenissen vond zij dat cadeau niet meer geschikt en heeft de opdracht geannuleerd. Dat was niet gemakkelijk: afgezien nog van het verdrietige voor haarzelf en het noodzakelijkerwijs prijsgeven van een deel van de waarheid, was het ook voor Lucie heel zuur. Om die pil te verzoeten, heeft J. geschreven: Thea gaat trouwen (vertel het nog aan niemand) en maak nu alsjeblieft wat voor hen. Zij is dus al eenigszins in het geheim en ik vroeg me af of ik haar den naam van mijn futur (als je me permitteert je nog zoo te noemen!) nu ook maar niet zou noemen en haàr vragen met een mooie letter die annonce voor ons te teekenen. Zeg eens wat je ervan vindt. Ik ken zooveel menschen, dat het toch, geloof ik, niet te doen is hun allemaal te schrijven. Als ik veel menschen maar oppervlakkig kende, zouden we het heelemaal kunnen laten en alleen de goede vrienden schrijven, maar ik ken een hoop menschen goed. Ik heb nooit iets dergelijks van Lucie gezien, het is daarom een beetje een gok. Zij heeft de letters geteekend voor Moeder's graf, d.w.z. de letters waren gegeven, dat moesten de zelfde zijn van die van Pappie daarboven, maar de indeeling heeft zij geteekend en dat heeft zij voortreffelijk gedaan (met die lange naam van Moeder was er kans dat een gewone steenhouwer dat slecht zou doen.) Zoo'n annonces (om met jou mee Brabantsch te spreken) zouden wel een eenvoudigen indruk moeten maken, vind je niet, vooral niet duur, ik denk dus enkel een zwarte letter, maar liefst op dik papier. Hoe denk jij daarover? Heb je een idee over den tekst? Ik dacht het niet vooraf, maar achteraf mee te deelen, lijkt je dat ook niet gemakkelijker?

Bij het zooveelste maal overlezen van die plaats in je brief over de "factor-buiten-mij" die de lichamelijke communio bewerkstelligt krijg ik den indruk of je zoo denkt: je vraagt je af of er niet een kracht is die Thea naar Matthijs beweegt; het is niet Thea die zich naar Matthijs beweegt, maar er is ergens een bewegende kracht, de zelfde misschien die de lelietjes in het juiste getal deed bloeien en die de geluksklavertjes in onbehoorlijken getale doet ontkiemen – is het zooiets wat je bedoelt?

Vrijdag

J. had gisterenmiddag iemand bij zich en 's avonds een leerling, zoodoende heb ik zoo lang gewauweld gisteren. Zoo even heb ik je brief van Maandag gelezen, maar ga er nu maar niet meer op antwoorden, omdat ik dan voor den volgenden brief geen stof heb misschien! Alleen dit moet ik nog zeggen: dacht je dat jij alleen een symbool gaf met je klavertje, dacht je dat je niet ook werkelijkheid bent voor je

Thea? (o Matthijs, ik schud mijn wijze hoofd..)

Geen koorts meer, nog slap en in bed.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. R.N. Roland Holst.