MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460528 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 28 mei 1946

Louveciennes

28 Mei 1946 Dinsdagmiddag

Mijn edele trouwe vrouwe gemalinnetje,

Niet ben ik op weg naar een pakje van jou, doch naar een expositie in Paname, ik zal je straks zeggen van wie en van wat, als ik ze gezien heb. Ik zit dus op ons perronnetje, een half uur te vroeg, de zon broeit, ik krijg vast nog regen op mijn dak, en we hebben tijd om te wauwelen.

Om te beginnen: wou je heusch in de armen komen van je gemaal? Ik heb dat woord reeds aangekeken met een sardonischen blik. Er is een stoom-gemaal, er is een electrisch gemaal, zelfs een wind-gemaal. Er is ook een vervelend en zeurend gemaal. Er is ten slotte een Koninklijk gemaal. Ik heb dus de keus tusschen al dat stom gemaal! Het is me te dubbelzinnig. Ik houd daar niet van. Zou er wel een enkele taal zijn waarin je volstrekt duidelijk, onbedrieglijk spreken kunt? Als ik tegen je zeg: je ne peux pas vivre sans toi kun je me altijd antwoorden: ga een kamer zoeken of je moet een zolder zien te huren si tu peux pas vivre sans toit. Neen, gemalinnetje alleen is bruikbaar, aardig, inoffensief!

Voor 't eerst sinds drie dagen ben ik van ochtend wakker geworden met een helder gemoed (zooals ik 't 's avonds heb) buiten die verstikkende, verpestende wolk die aansluipt in den nacht, enfin, complètement ragaillardi. Et dire qu'il n'est rien arrivé, dat er niets signaleerbaars gebeurd is dan die ontastbare, vergiftige gewaarwording! Ik ontwaakte zelfs in een lieven droom met je, maar lastig te vertellen, want ik droomde meer een gevoel dan een daad, ik droomde dat ik de minuten, waarin je dien middag op je bed heerlijk met me bezig was zonder 't een vorm te kunnen geven wilde bestendigen, wilde hernieuwen, altijd herbeginnen, ook zonder lichamelijke of buiten lichamelijke gestalte, maar niet buiten lichamelijke aandoening (wij deinen in ons treintje), en dat scheen lang, lang te duren. (Alle accacia's bloeien langs de spoorlijn.) Ik ben dol op dien geur. Hij is als een mooie melodie; als een engel die je bij de haren grijpt en wegvoert. Dus die droom duurde lang en hoewel er een greintje melancholie in lag was hij toch verblijdend en verkwikkend.

Ik heb ook prettiger en minder zwoegerig gewerkt dan de vorige dagen, er was horizon, er was schot, en de woorden wogen niet zoo dondersch zwaar, en ik maakte me niet zoo hopeloos dik over de vertraging welke ik me verwijt en die me au fond geweldig ergert.

Te tien uur kwam je brief met het laatste zalm-kleurige velletje. Wat een anarchistische toestanden bij jou, dat die vampyr je zoo maar drie kwartier telephonisch kan afnemen en uitmergelen! Hoe is 't mogelijk dat jij je dat laat doen?! Heb je zoo weinig zelfverweer? En kost de tijd geen sikkepit money in Holland? Wat is dat voor een mensch? Ik wil ze met plezier respecteeren, venereeren gelijk de Egyptenaren hun krokodil, de Carthagers hun Moloch, de Hindoes hun brillenslang, maar de stem van dat monster en van andere mirakels zal nimmer in mijn huis weerklinken. Ik zweer 't je. Geen telephoon bij mij. Hoogstens, als ik een kasteel en paleis heb, in den kelder, in de onderaardsche keukens, doch nooit of nimmer in mijn, in jouw, in onze persoonlijke appartementen. Hoe is 't mogelijk zoo je stilte, je innerlijk, den ganschen dag lang te laten schoffeeren door de eerste de beste lomperd! Jamais de la vie!

Wij zijn in Paname, ma douce; ça pleut! Beter je nog even te schrijven aan den voet der trappen van de vestibule dan me nat te laten worden.

Dus wat dat klavertje betreft wat je me vraagt voor dat satansmensch, ik wil er graag eentje voor haar vinden. Doch wanneer? Dat kan morgen zijn doch ook 't volgend jaar. Geef haar dus maar voorloopig het laatste als je wilt; 't was een erg mooi! Of 't voorlaatste dat ik vond vóór die donderbui. 't Was prachtig in alle opzichten. Je mag er mee doen wat je wilt; in mijn geest waren ze allemaal bestemd tegen de schadelijke gedrochten, toen ik die klavertjes begon te vinden.

Zie zoo. De zon schijnt, En route!

Vijf uur; in den trein.

Ik raadde wel wat dat was, maar ik moest dat specimen zien van den modernsten schildersgeest in het tijdperk der hoogste intellectueele speculaties en realisaties in de techniek van andere bouwstoffen dan verf. Hij heet Jean Dubuffet deze meester in het andere uiterste en begon sinds een paar jaren beroemd te worden. Hij teekent volstrekt precies als kleine jongens van acht à tien jaar dat doen op schuttingen of op een leeg blad van hun schoolschrift. Het eenige verschil is dat Dubuffet teekent in grooter afmetingen. Deze teekeningen vult hij op met verf, zooals een kind dat doen zou met slijk, klei, natte steenkoolgruis. Hij kneedt die dikke verf van grijs, zwart, geel, wit, groen, rood of wat anders zooals men modder zou kneden, of stopverf, zeer grof, met enorme vette klodders, zoodat wanneer je de kleur aanraakt met de punt van je catalogus ze nog beweegt, deukt; en waarschijnlijk nog elken dag van vorm verwisselt; als schildermateriaal gebruikt hij ook kiezelsteentjes, stukjes glas voor oogen, en haren voor een snor of wat anders; doch dat zijn al oude procédés. Het eenig nieuwe van Dubuffet is zijn volmaakte infantiliteit, zijn absolute, perfecten gelijkenis met de "Kunst" van kleine jongens op de schuttingen. Dit punt van non-intellectualiteit was nog niet bereikt, voor zoover ik weet. Daar zijn we nu. Deze teekeningen toonen minder techniek dan de eerste gegrifte figuren op een silex of op het hoorn of been van een rendier.

Bij den ingang lag een boek waarin de bezoeker zijn naam en zijn opinie kan schrijven. Doet men dat reeds in Holland? Ik heb 't op mijn dooie gemak doorgebladerd en daar evenveel tijd aan besteed als aan 't bezichtigen der ± 50 schilderijen, om den geest mijner tijdgenooten te kennen. Hij is niet briljant, hoewel internationaal. De bewonderaars verkneuteren zich zeer bourgeoiselijk dat men den bourgeois nog eens 'n hak zet. De verguizers bepalen zich tot varianten op Vive le cacaïsme! (wat op zichzelf nog al grappig klinkt) en "doe maar goed je best, jongen, dan gaat het na de Paasch-vacantie wel beter". Met groote, roode potlood-letters stond dwars door een twintig-tal bladzijden "dépravés", "dégénérés", "aliénés", maar ik argwaan dat Jean Dubuffet dat eigenpootig schreef. Onder de bezoekers vond ik de handteekening van een Hollander, die zich gaarne afficheert, en zijn adres op den Nieuwendijk: Jef Last, dien ik speciaal niet kan uitstaan; maar hij gaf wijselijk niet zijn opinie. Ik vergat je als belangrijke bijzonderheid te vermelden dat deze expositie plaats vindt op de Place Vendôme, een der rijkste buurten van Parijs, en 't voormalig hoofdkwartier, misschien nog wel, der groote juweliers.

Ik heb me natuurlijk afgevraagd en geprobeerd aan te voelen hoe 't er uitziet in 't binnenste en in 't hoofd van zoo'n meneer Dubuffet. Volgens zijn heel ordelijk geredigeerde toelichting in den catalogus wil hij vooral ongemaakt zijn, en omdat 't wel eens gebeurt dat je met je vingers iets ergens op- of afsmeert, schildert hij óók met zijn vingers! Hij stelt de vraag: Kan iemand mij eigenlijk vertellen waarom je het bont van een vos om je hals doet, en niet de darmen van een vos?! Hij verkoopt romantische banaliteiten als: Op een mestvaalt vinden kinderen de prachtigste dingen. Maar hij merkt tegelijk op: "het oog ziet een menigte kleur-subtiliteiten die je schilders nooit ziet schilderen." En hoewel hij met zijn vingers kloddert, met een lepel, met een stuk hout, zijn kleuren hebben een zekere gedempte, elegische bekoring. Er hing een mist-landschap waarvan een poëtisch vermorzeld rillerige knusse spookachtigheid afdroop. De kerel lijkt me geen charlatan, ondanks de haartjes die hij hier en daar plakt, de glazen, vierkante oogjes, of een glazen steentje in een ring. Zou de grootste moeilijkheid, en de grootste verdienste! en de hoogste ascese! en de nobelste kunst! voor den tegenwoordigen schilder niet meer hierin liggen dat hij "iets" moet zijn, maar dat hij "niets", absoluut niets moet zijn?! Evidemment voor een wiskundige heeft 't geen zin om ons te toonen dat 1 + 1 = 2; maar voor een schilder is dat misschien ontzaglijk lastig, bovenmenschelijk lastig? Je zoudt er meelijden mee krijgen met de schilders. Zij schijnen werkelijk uitgepraat. Wat een vak!

Ik zal met nieuwsgierigheid je recensie verwachten over de sonate! Merci voor je bericht dat ze vandaag uitgezonden zou worden; 't doet altijd plezier dat te hooren. Maar ik had geen zier lust om mijn post open te draaien en daar in mijn eentje te gaan zitten luisteren. Ik verneem dat wel van jou.

Bravo, voor je paspoort! je kunt dus elken dag hier aankomen!! Jij zou zeggen: eng??? Ik zal nog een ander plan van weerzien probeeren te verzinnen. Kun je je niet laten parachuteeren en dat ik je in mijn armen opvang?? – Verrukkelijk, aangrijpend die fis als de melodie herhaald wordt in trillers; hij laat die fis spelen met de linker-hand; zij moet dus een apart accent hebben, en in de kleur van die eene fis kun je al iets goddelijks leggen; waar vindt jij "loopjes" in die Nocturne? Het zijn jubilaties in diverse nuances en intonaties. Grandioos van expressie de lijn der zestiende-noten der laatste bladzijde. Bijna elke maat van dien nocturne is geniaal. En over elke maat zou ik een halve pagina kunnen schrijven!

Dat zou ik nou juist wel willen, liefste: (een zoen op je lippen) dat je zoo maar bezit van dat huis nam; en dat je zoo maar bezit nam van je

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA