MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460513 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 13 mei 1946

Louveciennes

13 Mei 1946

Maandagmiddag 5½ u.

Ma grande et ma petite chérie,

wat ik versta onder een persoonlijk toucher? Ik zei het je gisteravond al: het (bewust of onbewust) aanraken-van-de-toets-met-een-zekere-bedoeling! Niet een technische, pianistische aanraking der toets, doch een muzikale, supra-pianistische aanraking. Met een soort van oplettendheid, finesse, raffinement-van-de-dingen-aanvoelen, betasten, die de tijds-afstand tusschen toets, hamer en snaar in een kwasi-oneindig aantal graduaties verdeelt, zoodat dezelfde toon immer blijft verschillen van denzelfden toon. Elk persoonlijk toucher trouwens is anders, zoo niet dan ware het geen persoonlijk toucher! Een gevolg ervan is (en behalve een speciale "kleur" van de toon is dit zijn tweede eigenschap) het rubato zonder het rubato. Een 4/4 maat zal zoo'n pianist over het algemeen spelen als een exacte 4/4 maat, doch wat er in die maat gebeurt varieert en nuanceert hij infinitesimaal, juist door zijne manier van aanraking der toets. (Ik heb zoo'n idee dat aldus het rubato was waarover Chopin sprak wanneer hij zei dat de linkerhand niet van beweging mocht veranderen terwijl de rechterhand vrij haar weg ging. Hetgeen de meeste musici niet begrijpen. En ik kan Chopin niet als getuige dagvaarden. Dus daar wil ik af zijn.) Je vader, bij zijn geïnspireerde momenten, had een persoonlijk toucher. Debussy had ook een persoonlijk toucher. Evenals Richard Strauss. Ook Reger. Ook Mengelberg. Maar niet Strawinsky, niet Pijper, niet Hijman. Van de beroeps-pianisten die ik in mijn leven gehoord heb (en ik ben daar zeer gevoelig voor) had alleen Thea Diepenbrock een persoonlijk toucher en Raoul Pugno. Misschien ook Arthur Schnabel. Een ander, die ik niet in realiteit hoorde doch slechts op grammophoon-platen, Ricardo Vinès, had 't eveneens (hij was een vertolker van Debussy, Ravel, en vriend van Marnold) en met een suggestie van lichtheid welke ik enkel bij hem heb aangetroffen. Daarmee is 't afgeloopen, en ik hoorde honderden pianisten. Het persoonlijk toucher, zou je zoo zeggen, moet dus gerangschikt worden onder de groote zeldzaamheden. Het zou goed kunnen dat Lia er aanleg toe bezit, of dat ze 't heeft. Ik weet dat niet, want ik hoorde haar nog niet in de concertzaal, dus niet "in ernst", en het merendeel der pianisten heeft de (m.i.) slechte gewoonte om te studeren alsof 't geen "ernst", alsof het nog geen muziek is, doch enkel oefening. Zij besparen zich daarmee natuurlijk een zekere hoeveelheid "nerveuse substantie" doch verliezen ook een hoop tijd, dunkt me; om te weten echter wat de beste methode is zou ik Pugno, Schnabel, Vinès of Thea Diepenbrock moeten hebben hooren studeeren! In 't begin maakte Lia wel enkele professionneele "fouten" van aanslag en phraseering, die mij sombere indrukken gaven, doch zij corrigeerde ze onmiddellijk zoodra ik er haar op wees, wat me bij Evert Cornelis o.a. nooit gelukt is. Een enkel gedeelte echter (het begin van 't tweede deel der sonate) kreeg zij pas te pakken toen ik 't haar zelf had voorgedaan. Jammer dat ze mij de Berceuse niet gespeeld heeft; ik had haar vast die professionneele exageratie van den 3den en 6den tel laten verbeteren. Zij snapt direct. Het lijkt me iemand wier instinct echter niet vanzelf wakker wordt. Zij heeft een massa tijd verknoeid bij Cortot, dien ik beschouw als een zwendelaar. Maar 't is moeilijk om dit pianisten aan 't verstand te brengen als jezelf slechts een kruk bent! Het deed me ondertusschen verbazend plezier dat je bij Toman zoo gezellig geluisterd hebt en dat ook Frank je niet tegen is gevallen. Frank is een goeie jongen waarvan wat te maken zou zijn. Hoe vindt je Tortelier als persoon? Zou hij den volgenden winter, bij een der réunions op je atelier, Nederlandsche muziek kunnen spelen? Ik laat dat chauvinistisch idee niet varen! Ik kan me die lieve, oude Toman heelemaal niet voorstellen. Maar 't zou me niet verwonderen wanneer ze jou al in de smiezen heeft. En als je Jany geweldig intrigeeren wilt ga dan eens met hem praten om hem een overhemd voor me te vragen! Ik heb er niets op tegen en zou dat onder een tafelkleed wel willen afluisteren. Zijn stukkie tegen Picasso was bijna perfect op een paar kleine accentjes na. Het heeft wel degelijk wat om 't lijf; het charletannerige van Picasso en zijn aangapers is er zeer nuttig in gehekeld; ze verdienden zoo'n opdonder; au fond is Picasso een gehaaide exploitant van den derailleerenden bourgeois en zelf een bourgeois. Kranig dat Jany daartegen uit zijn sloffen schiet. Maar hij stuurde me De Groene nog niet. Hij heeft er zeker geen meer. En tot strakjes nu. Ik ga wat bikken. Mijn maag knaagt en ik wauwel.

's avonds; 8½ u.

Vandaag ben ik voor 't eerst sinds Walpurgis-avond weer gaan wandelen, omdat ik postzegels moest koopen. Sinds het onweer van dezen nacht ruischt de regen zonder ophouden door de boomblaren. De tuin is kletsnat en onbegaanbaar. Ik kon echter niet binnen blijven zoo ongeduldig voelde ik me. Zooals elken ochtend tegenwoordig, was ik ontwaakt in een situatie met jou, en hoewel ik mij probeer te dresseeren, slaagde ik er niet in om er een touw aan vast te knoopen. Het was een zonderlinge vermengeling van twee tijden, een die verliep nadat ik door den donder gewekt werd, en een ander welken ik, na weer ingeslapen te zijn, doorbracht met jou en die me onmeetbaar scheen en dien ik toch wou meten op mijn wekker. Terwijl ik dat tevergeefs trachtte te preciseeren in 't geluid van den ritselenden regen en me poogde te vergewissen wat we samen deden in dien onmetelijken tijd, werd je lichaam mij opeens zoo duidelijk dat 't me was alsof ik je naast mij had. En ik begon je te liefkoozen, te beminnen, waar ik een seconde te voren nog niet aan dacht, want dat monotone ruischen maakte me zonder wensch. Alsof er ik weet niet vanwaar een vonk naar me oversprong. 't Was ongeveer half acht. Kun jij 't je al voorstellen hoe we naast elkaar zullen liggen, jij in mijn rechter arm, terwijl ik mijn linker hand streelend over je heen laat gaan en terwijl onze beenen zich zullen verstrengelen? Ik gleed met mijn hand zacht van je schouder tot aan het binnenste van je knie, eerst over die nachtpon van je, daarna eronder, over je warme huid. Heel teeder is mijn hand tusschen je zijige dijen geslopen en heeft het plekje geaaid. Ik dacht: ik zou wel met mijn lippen langzaam van je knie tot aan het plekje dien binnenkant van je dijen willen zoenen. Ik dacht: ik moet nog allemaal van Thea leeren wat haar bevalt en wat haar niet bevalt, wat zij prettig vindt of minder prettig, want zij zelf weet 't waarschijnlijk nog niet juist, wijl ze mij zegt dat zij zich het geluk daarvan niet kan voorstellen. Zij moet 't dus ondervinden en 't mij laten weten. Het is daarom wel heerlijk dat ik mag toedoen. Vertel me wat je voelt. Maar word niet te gauw ongeduldig. Het zal allicht een poosje duren voor ik je ken, voor jij je kent, voor wij elkaar goed kennen. Want zoo vat ik het op, dat ik mijn geluk niet vind zonder dat jij je geluk vindt. En misschien zeg je zelf me wel, na een paar ceremonieën: neem me. Wie weet? Je moet me dan voorzichtig in je brengen dat ik je zoo weinig mogelijk pijn doe. Ik ga niet op je liggen, denk ik, (tenzij je 't zou willen, maar dat weet je zelf ook nog niet) doch blijf naast je en schuif me onder je, terwijl jij je linker been over me legt. Want ik ben altijd nog links van je, en jij ligt op je rug. Wij zullen samen nog een menigte dingen moeten leeren: de liefde is precies als de muziek, dat zul je zien. Maar jij die een borst monsterlijk vindt, hoe zul je een phallus vinden? Die heeft inderdaad iets van een monster. Weet je dat men in de middeleeuwen den phallus als spuier beeldhouwde op de dakgoten der kathedralen? Later, toen de beeldenstormers gekomen zijn, hebben ze die zooveel ze konden verbrijzeld. Ik heb daar een curieus werk over: L'art profane à l'église. Gelukkig dat ik je mag zeggen en doen wat ik wil. Maar toch houd ik mijn hart een beetje vast nu. Ik denk echter ook: hoe meer Thea weet hoe beter.

Zo ben ik den heelen morgen verliefd in je gebleven, ook onder 't schrijven van 500 woorden van 't boekie, die het ontstaan uitleggen der symphonische muziek, en ook nu! Ik had je wel op mijn divan gewild en ik naast je. 't Was er net zoo'n dag voor, om in elkaar te kruipen, om je in elkaar te verliezen. De jonge katjes heb ik al naar beneden verhuisd, ze grienden me te hard, want je begrijpt, voor vier is niet veel plaats en altijd was er eentje ontevreden! Sinds 'n kwartier heeft 't opgehouden te regenen, zoo hoef ik me niet nat te maken om naar de bus te gaan. Ik vind je laatste brieven erg gezellig, lief, van Thea. Ik heb den indruk dat we voortdurend nog dichter en dichter bij elkaar komen. En jij? Als ik niet naar je zin ben dan zeg je 't me wel en dan vergeef je 't me wel. Merci voor je citaten van A.D. over Nietzsche. Het moet mogelijk en 't zou zeker interessant zijn om nauwkeurig A.D.'s houding jegens F.N. te bepalen.

Tot straks in mijn droomen die ik niet kan pakken maar waar ik toch van houd. Doe even je armen om me en laat me je lippen voelen, Thealief van

je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA