MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460510 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 10 mei 1946

Louveciennes

10 Mei 1946

Vrijdagmiddag. 5 u.

Mon Image, mon Double, mon Moi,

Ton image, Ton double, Ton moi heeft de orders uitgevoerd welke hem dezen ochtend gewerden van Madame Honnepon. Hij heeft je omhelsd en schreef een paar honderd woorden van het boekie. Hij overtrof zich en bracht 't tot 400. Maar ik bedenk opeens: ben ik niet Monsieur Honnepon!? Ton époux. Met genoegen laat ik me enkele zoentjes welgevallen van mijn Thea. Begin maar. Ga door! Ik zal je wel zeggen wanneer je moet ophouden. Nog meer, ma chérie, mon épouse. De eerste margerieten zijn ontloken. De vlier bloeit. Dikke, goud-groene glanzende torren nestelen zich een heelen dag in dat rag van kleine, witte, geurige sterretjes en wiegelen op een zacht briesje in de zon. Als ik zoo al 't geluk moest gaan opsommen dat ik zie, en alleen maar in mijn tuin, dan was ik vannacht nog niet klaar. Voel je dat ik verliefd ben? Toen ik mijn potje gekookt had, koffie gemalen en gezet (de jouwe helaas is op) en toen ik per slot gedineerd had, ben ik gaan zitten soezen op een bank te midden van het wilde gras en de blauwe eereprijs. Na een poos zei ik: het is lekker, wij nemen een zonnebad. Ik heb me uitgekleed, en een uur lang rondgewandeld met niets aan dan jou om mijn hals. Wel grappig dat medaillonnetje. Het zendt betooverende vibraties uit. Over mijn physieke verschijning was ik minder nurksch gestemd dan gisteren. Enkel de haren op de borst zijn vergrijsd. Voor de rest zijn de jaren niet merkbaar. Te weinig gespierdheid, het vleesch te week, te vrouwelijk, doch daar maak ik me geen zorg over. Alles gezond, nog niets verrimpeld. Toorop (heb ik 't je verteld of niet?) wilde me indertijd laten poseeren voor den apostel Johannes, zei me je vader op een keer. Ik had er geen zin in. Maar als je me een anderen kop opzet, minder getourmenteerd, of minder ik-weet-niet-wat, dan zou ik dat nog ongeveer kunnen, ik bedoel poseeren voor een aannemelijken renaissancistischen Baptista, dan kan ik mijn kop desnoods houden. Vin-je me ijdel? Dat mag je gerust. Als ik me meeval, en me, objectief beschouwd, niet behoef af te keuren, dan doet me dat hoofdzakelijk plezier voor jou, hoewel jij er weinig om geeft, maar dat is nog zoo zeker niet. En ik wil niet verouderen, in de mate van het mogelijke. Heel het overige, en geen mensch uitgezonderd behalve jij, kan me geen zier schelen. 't Is dus eigenlijk geen ijdelheid. Enkel maar een critische constateering van tevredenheid. Je mag me uitlachen. Ik zit weer echt te kletsen alsof ik jij ben en jij ik. Natuurlijk had ik een toover-cirkel gelegd om mijn tuin waar ik liep met niets aan dan jou om mijn hals. Toen er wolken voor de zon kwamen, en ik er genoeg van kreeg om te wandelen met mijn nymph, heb ik me aangekleed en nu zit ik het tweede deel uit te voeren der orders van Madame Honnepon: het schrijven van een paar duizend woorden aan Thea-lief. Wanneer je hier was kon ik je mijn eerste witte rozen plukken. Alles bloeit een maand vroeger dan vorige jaren. Er zullen herfst-bloemen zijn in Juli. Toe, liefste, geef me nog een zoen en leg je tegen mij aan. Op mijn zoldertje zou ik heel wat missen als ik jou niet had. Hier zelfs, in dit kleine paradijsje, terwijl de avond valt, is alles weinig zonder jou. Het schemert, liefste. Ik heb weer veel tijd vermijmerd met je. Het waren gelukkige uren, oog aan oog met jou.

's avonds; 8½ u.

Zooals je merkte, heb ik al gereageerd op je brief over de kerk, en, hoop ik, niet averechts verkeerd. Ik vind het heelemaal geen vervelend onderwerp, dus mijnentwille behoef je er geenszins over te zwijgen. Altijd heb ik gedacht dat wij zullen trouwen voor de katholieke kerk. Van mijn kant bestaat hier noch moeilijkheid noch twijfel. Ons kind of onze kinderen zullen ook katholiek worden opgevoed, niet alleen door jou, maar ook door mij. Ik ken geen beter systeem om menschen en karakters te vormen dan de katholieke moraal, een beetje strenger toegepast dan men tegenwoordig doet, en knap is wie mij een betere methode aanwijst. Het komt dus enkel hierop neer: er moet een priester zijn die mij, gelijk ik ben, trouwt met jou. Ik heb mij immer verbeeld dat dit geschieden kon op de wijze der gemengde huwelijken. Men trouwt Protestanten en Joden in de kerk, als ik me niet vergis. Waarom dus mij niet? Heb je daarover geautoriseerde informaties genomen? Ik kan me niet voorstellen dat ik als "verdwaald schaap" gevaarlijker zou zijn dan Protestant, Jood of indifferent. Want ik ben niet eens indifferent. Ik ben uitgesproken pro-katholiek. Zou je niet eens gaan praten met den priester die aan Joanna vrijgeleide geeft? Ik acht onze zaak heel wat verdedigbaarder tegenover kerkelijke rechters dan een menigte andere. Die priester moet begrijpen, dunkt me, dat hij mij niet aan betere handen kan toevertrouwen dan de jouwe! Zoo zou een Fransch priester dat opvatten. Je hebt pleins pouvoirs van me. Je kunt hem namens mij alles inwilligen wat hij eischen kan, behalve dat ik zeg: ik geloof zoolang 't me onmogelijk is te zeggen dat ik geloof. Voor een Fransch priester zou er tegen een huwelijk als 't onze niet 't geringste bezwaar bestaan, want er worden elken dag tientallen gesloten van dit soort. Zij beschouwen dit zelfs als een kwestie van prestige voor de kerk, evenals de kerkelijke begrafenissen, en ik oordeel dat zij hierin zeer verstandig handelen en tevens volgens den geest der Evangelies en volgens de noodzakelijkheden van een tijd welke in verschillende opzichten lijkt op de eerste eeuwen van het Christendom. Trouwen we echter voor een Fransch priester dan zullen we vermoed ik toch eerst moeten trouwen voor een of andere wereldlijke wet. Kunnen in 't buitenland huwelijken gesloten worden op een Consulaat? Hoe trouwen buitenlanders in Frankrijk? Ik weet van al die dingen niets af. Maar begin jij, dunkt me, te praten met dien priester van Joanna, of met een ander die je toegankelijk schijnt, en die een tikje praktisch en psychologisch inzicht heeft. En vergeef me, liefste, dat ik dit onderwerp behandel op een zoo zakelijken toon.

Nu nog iets naar aanleiding van je briefje in den tearoom van Gerzon.

Wat je zegt "dat je alleen kunt praten met menschen waarmee je het eens bent" is over 't algemeen geldig, jammerlijk genoeg, maar ik zou niet willen dat 't gold voor mij. Vergeet niet dat ik een leerling ben van Socrates. Heusch, een echte leerling. Als ik Minister van Onderwijs was zou ik een hervorming voordragen welke de kinderen vanaf de bewaarschool leerde op Socratische wijze te redeneeren. Binnen twintig jaar zou de gedaante der wereld en het gedrag der menschen veranderd, verbeterd zijn. Want de massa der menschen kan niet redeneeren volgens de Rede, dit wil zeggen met een absolute onpartijdigheid, en aldus te redeneeren lijkt mij van alle eigenschappen die men verwerven kan de meest noodige, en, al ware ze zelfs niet nuttig, toch nog de meest verkieslijke, de mooiste. Wat mij betreft, wanneer iemand mij zou aantoonen dat ik verkeerd redeneer in een zaak en ik zou dit moeten erkennen omdat ik het inzie, en ik zou vervolgens niet willen redeneeren naar dit redelijk inzicht, dan zou ik zoo dwars tegen mijzelf indruischen dat ik met zulk innerlijk schandaal voor oogen geen dag zou kunnen leven. Ik beroem me ronduit hierop: dat ik onder alle omstandigheden, of ik gelijk heb of ongelijk, vatbaar ben voor redelijke redeneering (want er zijn ook een boel onredelijke redeneeringen) en dat, als ik eenmaal overtuigd ben, ik alle consequenties trek. En ik smokkel nooit, want dat is al onredelijk. En ik knijp er niet tusschen uit: dat is ook onredelijk. En ik maak me er niet van af met jantjes-van-Leiden: dat is eveneens onredelijk. En ik schipper niet. Ik houd me niet voor den domme. Ik snoer niemand den mond. Ik vraag niet of 't me duur of goedkoop te staan komt. Ik kan niets doen tegen de Rede. En dat heb ik geleerd van Socrates die ik als een der allergrootste en zeldzaamste figuren beschouw van 't menschdom. Het is ook 't eenige waarop ik ronduit trotsch ben: redelijk te willen zijn. Een discussie met mij kan dus altijd uitstekend bestede tijd zijn wanneer zij goed en recht-door-zee gevoerd wordt. – Zei ik 't je overigens al niet eens? Ik weet er niets meer van. Doch herhalen kan geen kwaad voor mij. Stel me op de proef.

Je hebt ongeveer je 2000 woorden! Wat er Woensdag met mijn sonate gebeurd is weet ik niet en zal ik vroeg of laat wel vernemen. Toen ik te 3 uur de radio opendraaide kreeg ik een insipide komedie te hooren! Toch schreef Lia me nog uit Zwolle dat de sonate "gaan zou". Ik begrijp er dus niets van en 't kan me niet veel bommen. Ik draaide den knop toe en begon een brief... ma belle Lumière. Maar ik vraag me nu: zou ik den aanvang van dien brief niet zachter geïntoneerd hebben zonder die "tegenvaller". Onredelijk echter was ik niet. Wees jij nu ook niet boos op me. Schrijf me ook elken dag een paar duizend woorden! Pardonne-moi ce que tu as à me pardonner. Omhels me liever en liever. En laat jij je ook enkele zoentjes welgevallen van je Matthijs.

Een secretaris van Van Eugen meldt me dat hij "respijt verzoekt voor een antwoord" omdat v. E. "buitenslands vertoeft".

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA