MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460507b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 7-8 mei 1946

7 Mei '46

Lieve Matthijs, straks ga ik eerst J. beluisteren, tot 9 uur, en dan naar Lia etc. Voordien heb ik nog een beetje tijd om over de "p.i." te schrijven. Ik heb het je, geloof ik ,al eens gezegd: als ik mooi was, zou ik me de "transports" van een man goed kunnen voorstellen, maar dat hij die transports kan hebben voor een vrouw die niet mooi is, geeft me tegelijkertijd een beetje een vernederend èn een beschaamd gevoel. Ik kan dat niet goed uitleggen. Het vernederende zit er misschien in dat het eigenlijk niet logisch is (wat die man voelt) dat het niet "in harmonie" is feitelijk en dat je je dus leent tot iets dat je onjuist vindt. Ik vind het heelemaal niet gek dat een niet-mooie vrouw liefgehad wordt, maar dat de liefhebbende man per se die niet-mooie vrouw van onder tot boven wil zoenen (en met voorliefde op de smerigste plekken), dat begrijp ik niet. Ik zie het verband niet tusschen die twee dingen. Ik zelf voel wèl, als uitvloeisel van mijn liefde, het verlangen naar je armen om me heen en naar je lippen op de mijne. Verder gaat mijn verlangen niet. Daarom zei ik dat ik het me niet precies kon voorstellen. Waarschijnlijk zal het wel komen, zal ik het wel leeren. Van den eenigen man, die ooit verder met me gegaan is dan zoenen, vond ik het best, ik liet het me gebeuren en ik vond er niks tegen, zoolang het zekere grenzen niet overschreed. Ik had het gevoel: ga je gang, als je dat nou prettig vindt en het maakt je vacantie pas tot een echte vacantie, maar waaròm dat nou zooiets prettigs moest zijn, begreep ik niet. Dat zal zeker met den man, waarvan je houdt, heel anders zijn, dat neem ik dadelijk aan – ik zeg het je alleen maar precies zooals het is, omdat je vraagt hoe ik je gevoelens, als ik ze in levenden lijve zal ontmoeten, begroeten en ontvangen zal. Quand tu fais l'amour avec moi, schriftelijk, dan voel ik in mijn lichaam wat ik in heviger mate zal voelen als we samen zijn, en dan wil ik die zinnen graag dikwijls overlezen; maar het hangt ervan af wat je doet, want voor het plekje (hoe je "zonnig" daarvan kunt zeggen is me een raadsel) voel ik niets, en borsten vind ik, waarschijnlijk omdat de mijne leelijk zijn, een monsterlijk, niet uit te spreken monsterlijk woord. Vast en zeker zal ik me dus verwonderen over je. Dat is wat anders dan goed vinden. Goed vinden zal ik wel alles. Je weet dat ik het vervelend vind om tegen pastoor of kapelaan te moeten zeggen: ik heb een man toebehoord, die mijn man nog niet is officieel. En omdat ik het vervelend vind aan iets vervelends te denken, denk ik er maar niet aan, en ook daarom zei ik dat ik het me niet goed kon voorstellen. Wil je me daarin sparen, dan zal ik je dankbaar zijn. Maar ik vraag het niet van je. De belangstelling naar de plaatsing van je bed was een detective-achtigheid van me! Je wilde me eerst links en dan rechts zoenen en ik dacht: dat moet verband houden met het binnenkomen in de kamer, en dat doet het ook, want nu zei je weer zooiets: ik op mijn linkerzij en jij erachter. Ik kan me dus nu de plaatsing ten opzichte van de deur voorstellen. (Mijn vraag was een vraag met een omweg, het was me niet om de muur te doen maar om de plaatsing.) Ongemerkt bij me kruipen zal je niet lukken, want ik slaap heel licht! Behalve vermoedelijk na de étreinte. Ook dat als-een-beest-slapen vind ik iets om tegen op te zien. Tegen het feit zelf zie ik natuurlijk ook op, wegens de pijn eerst en omdat ik me het geluk daarvan niet kan voorstellen. Aan die meter tusschen ons in heb ik niets, want als ik de deken niet achter in mijn rug kan instoppen, slaap ik toch niet. Ik heb een nachtpon aan, in Juli een niet-kapotte hoop ik! Langzamerhand heb ik er haast geen een meer, omdat je zuster me in de steek gelaten heeft! Waarom ik blauw ben heb je me nog altijd niet uitgelegd. Ik heb altijd meer van groen dan van blauw gehouden. Pappie had toch immers al zijn kamers blauw? Ik vond dat wel mooi, maar het deed me een beètje te koel aan en ik verlang zelf meer naar groen om me heen en aan me. En, hoewel ik niet aan den Vooruitgang geloofde en hoewel ik altijd heel content was en de Hoop dus niet bepaald behoefde in te roepen, was de Hoop altijd iets veel reëelers voor me dan de Liefde. Liefde is toch blauw en Hoop groen, is 't niet? Wil jij me nu naar het blauw toe krijgen? Het is zoo gek als je iets zegt van écarter les jambes, dan moet ik automatisch denken aan een voorval op Itter, het kasteel in Tirol, waar wij dikwijls 's zomers waren. Ik was daar eens een beetje ziek (dat kwam van het mal'occhio, dat, tusschen 2 haakjes, keurig haar geld heeft teruggebracht) en lag op een ligstoel in een loggia, waar ik bezoek kreeg van den slotheer, een man die alles gedaan heeft "was der liebe Gott verboten hat". Hij was goed gemutst, maakte grapjes en zei met de grootst mogelijke bonhomie tegen me: geh, gib die Beindl aus einand' wie du's gewohnt bist! En reuze lachen, hij en ik, alletwee. Nu is het zotte voor mij – dat kan jij niet meevoelen, omdat je de menschen niet kent – dat ik dat even later met de zelfde genoegelijkheid oververtelde aan J. en meneer de toovenaar (die toen ook op Itter was). Je moet n.l. weten dat de toovenaar en ik elkaar niet konden uitstaan en dat we altijd heel gedwongen met elkaar waren. Maar hij was toen ook door de lichtheid en onbekommerdheid van Itter aangestoken en het ging toen heel best tusschen ons en ik vertelde dat zoomaar en ik weet nog wat een pret we hadden. Stel je voor, een Holl. meisje van goeden huize, met een ingetogen temperament en van onbesproken zeden, en dan "wie du's gewohnt bist"! Ik zal het wel vergeten, hoor, wees maar niet bang, als het eenmaal religiosamente gebeurd is, verdwijnt dit beeld wel. Ik weet alleen dat ik een paar maal, als jij zooiets schreef, dat geval voor me zag.

11 uur.

Ik denk dat de uitvoering van Elektra in de zaal heel goed geweest is. Dat radio-orkest is een uitstekend orkest en v. Raalte, die toch eigenlijk een Schmiere-dirigent is, viel me erg mee. Omdat ik de muziek zoo door en door ken, kon ik er dat uit hooren, maar die microphoon-techniek (als het tegelijk concert èn uitzending is) is hier nog zoo knullig, dat iemand, die de muziek niet heel goed kent, er nauwelijks iets aan hebben kan. Zoo lijkt het mij tenminste. Je hoorde de harp te sterk, de contrabassen leelijk, de trompetten te weinig en de stem te luid. Ik vond het van J. heel mooi en ik denk dus dat zij er erg in is geweest; toch vermoed ik wel dat de zaal moeilijk was, want naarmate de acoustiek stugger is, gaat zij meer in den zingtoon over, en dat was nu sterk het geval. Het is verrukkelijk mooie muziek, dat constateeren wij altijd weer met vreugde.

Van het concert van Lia heb ik het tweede gedeelte gehoord: liederen van Capdevielle, 2 préludes v. piano van Messiaen en een Rapsodie voor cello van Rivier. Het leek mij allemaal niet erg veel zaaks, maar ik had mijn hoofd er niet erg bij. Het eerste ding van Messiaen was precies Tristan, dat heb ik gehoord, en Rivier werd tegen het end àl flauwer. Als toetje hebben ze nog een drakement van een stukje van Tortelier gespeeld. Hij speelt werkelijk heel mooi, maar dat stukje leek me toch wel bedenkelijk, leek me toch niet erg voor de hoogheid van zijn kunstenaarsschap pleiten, helaas. Lia is een echt muziek-temperament. Ik zou wel eens iets klassieks van haar willen hooren – dat is zoo'n goede maatstaf, vind ik – dit was heel uitstekend. Perugia beviel me de eerste paar minuten erg goed, later viel ze weer tegen. Ze leek me intelligent, maar niet 1e klas wat muzikaliteit aangaat. In de pauze, dus voor ik nog iets gehoord had, heb ik Perugia en Lia even gesproken. Je moet weten dat Perugia bij de goede Betsie, die de volgende week een kind verwacht en heelemaal geen goede huisvrouw is, logeert. Er schijnt totaal geen francophiele kolonie meer te zijn: met Bernac was er ook niemand die hen inviteerde, en nu dit! Alleen omdat Betsie Fransch gestudeerd heeft. Zij is het toonbeeld van Holl. slordigheid en onverzorgheid; ik begrijp niet wie dat in zijn hersens heeft gekregen – die idioot van een Ruyneman zorgt ook nergens voor. Enfin, dit doet niet ter zake. Van Perugia heb ik vernomen dat je sonate opgenomen wordt morgen en dat de uitzending een andere keer is. Veel kans dus dat ik het misloop! Lia, die met de ergste collaborateurs en -trices stond te praten en te zoenen, heb ik ten slotte even aangeklampt. Ik zei wie ik was en toen zei ze: o, van Matthijs Vermeulen – – – ook een vriendin. Dit laatste zei ze erachteraan, omdat ik haar volkomen uitdrukkingsloos bleef aankijken. Ze kan het niet helpen dat ze nog zoo jong is en maar een burger kind, maar als 't even kan, vind ik toch wel dat je er een beetje stijl op na moet houden. Ik wist niet dat het zoo'n scharminkeltje was – je had wel gezegd "hoekig" (geloof ik), maar ik had me haar struischer voorgesteld. Ze zal niet ouder dan 25 zijn, geloof je wel? Ze had op het podium iets heel kinderlijk-verheugds. Ik heb Pieter en Pauwel (Tiggers en Sanders) niet gesproken, ik weet dus niet wat zij ervan vonden, aan hun gezichten te zien waren ze eerder zuur; ìk zou zeker Lia een heel goede kritiek gegeven hebben, ik zou niet weten wat je daarop aan te merken kon hebben, integendeel, het is opvallend talentvol wat zij doet.

Kwart voor twaalven, ik ga naar bed. J. komt straks om 3 uur thuis, dan gaan we nog wel een beetje kletsen, denk ik, als ze tenminste honger heeft en niet dadelijk in bed wil tuimelen. Ik ben nu toch aan het eind van deze kletserijen en ga probeeren een paar uurtjes te slapen. Dors bien, Matthijs, ik geef je een lief, zacht nachtzoentje.

Woensdag.

J. kwam tamelijk gedeprimeerd thuis. Het was een over-acoustische zaal, zoodat het orkest, met 7 lessenaars 1e en 2e violen, waanzinnig sterk klonk en zij in de zaal, ondanks de enorme krachtsinspanning niet te hooren was. Onbevredigende toestanden altijd maar weer. Vanochtend weer nieuw gedonderjaag. Een telegram uit Rotterdam van het "Comité der 7000" (een comité dat Flipse in eere wil herstellen), zeggende dat J. niet moet optreden – met de Diepenbrock-herdenking 13 Mei – onder dien Hongaar, (Bando, die daar nu dirigent is) wegens diens Nazi-sympathieën!! Of dat nu enkel maar trucs zijn van Flipse? Of dat ze werkelijk ergens achter gekomen zijn? Die man is hier kersversch gekomen, zat tijdens den oorlog in Brussel, en hoe vroeger evt. zijn gevoelens geweest zijn zal hij wel zoo verstandig zijn niemand te vertellen. Enfin, het geeft weer enorm veel soeza. Het materiaal zou direct uit Hilversum naar Rotterdam gestuurd worden; die opdracht moest gesuspendeerd worden, maar Hilversum te pakken krijgen, telefonisch, overdag is niet eenvoudig: je moet maar zitten draaien tot je eindelijk bof hebt. H.E., dien J. dadelijk opgebeld heeft om er wat meer over te hooren, was naar Amsterdam, naar het Concertgeb. o.a., zei zijn vrouw. Maar op het Concertgeb. is hij nog niet verschenen. Misschien komt hij straks wel uit zichzelf – ik heb in ieder geval maar wat gekookt, want zoo'n koffiemaaltijd met dat suffe brood, waar je niks op hebt, is zoo ongezellig. J. is nu naar Mimi en Paul, ze wegbrengen naar de K.L.M.; naar Schiphol mag niet, omdat Churchill vandaag hier aankomt. Tusschen die telefonades door moesten we ook nog wat opzoeken om Mimi voor de kinderen mee te geven. De cadeautjes die J. me gevraagd had te koopen gisteren had ik niet kunnen krijgen en dus hebben we ons hoofd maar weer eens omgedraaid wat er hier in huis nog zou kunnen zijn dat leuk is.

Ik vertel je dit gehurry, omdat het een zekere kleurigheid heeft die jij je, ook op de afstand, kunt voorstellen. Andere hurries vertel ik je niet (in den laatsten tijd vooral niet, wegens de gemoedsbewegingen, die te bespreken al zooveel tijd in beslag nemen), maar eigenlijk gaat het altijd zoo door. Gelukkig maar dat jij meende geen p.i. over me te bezitten, anders moest ik Tortelier nog ontvangen – ik zou zoo graag hebben dat het nu eens ophield. Niets zou me liever zijn dan minstens een maand niemand te zien. Er zijn echter "een menigte onmogelijkheden"…

Dank voor je volbloedig of volziel-ig (allemaal even leelijk) antwoord op mijn armetierig briefje. Dat posten in de nacht heeft in het begin niets uitgehaald, maar nu heb ik er op Woensdag een brief aan te danken (die van Zondagavond). Reuze fijn, eentje meer van de week.

Het doet me verdriet dat je eenzaamheid je weegt. Misschien wende het na een paar dagen wel weer. Ben jij nog niet zoo vertrouwd met mij als met niemand ter wereld? Ik wel met jou. Het zegt van mij niet zooveel als van joù, want ik kan heel gemakkelijk met iedereen vertrouwd zijn. Dat heeft natuurlijk geen zin, maar ik bedoel maar dat ik geen innerlijken weerstand heb om me te openen, wat jij wel hebt. Ik geloof dat ik je met Faller niet kan helpen, want mijn vriendin in Lausanne staat buiten alle muziek en is niet gemakkelijk in zulke dingen. Een vervelend geval. Telegrafeeren, zou dat helpen?

Zondag accordeerden we mooi, heb je dat gemerkt? Ik geloof dat we voor 't eerst alletwee het woord "klemmen" gebruikten. Nunc et semper

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA