MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460503 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 3 mei 1946

3 Mei 1946

O Matthijslief, je hebt je daar leelijk ingedraaid door de tirade waar je zegt: "weet je dat ik niemand zoo gemakkelijk in beslag neem als jou, zoo grif iets vraag als aan jou" – jij houdt dat voor een effect van de liefde, en dat zal ook wel gedeeltelijk zoo zijn, maar – voel je waar het heen gaat? – alle niet-Matthijsen, door geen liefde bezield, zeggen hetzelfde!! Zoo zie je hoe licht je in de fouten van anderen valt! Het is maar grapjes-maken wat ik doe, maar kan je begrijpen dat dat mijn oogenblikkelijke reactie was toen ik je las? Ik moet er echt om lachen! Het komt er toch op neer dat je je zoldertje in orde wilt hebben vóór je hier komt. "Ik zal zien wat ik voor U doen kan, meneer." Je hebt natuurlijk niets geen zin om hier te logeeren, je wilt naar de Heerengracht, dat snap ik zoo al. Of J. thuis zal zijn eind Juli staat erg te bezien. Misschien is zij in Fontainebleau, als Bernac daar les geeft. En anders zal zij wel ergens anders met vacantie zijn. Vind je het goed dat ik haar uit L. elken dag schrijf? Wij zijn dat altijd zoo gewend geweest.

Wat wonderlijk dat je "ons" zoo bedekt behandeld hebt met Roland! "Tu vas te remarier" kan toch niets anders beteekenen dan "tu vas te marier avec Théa", want hij weet toch dat je niemand anders ként, of ziet (het éene is al gekker dan het andere!), en dat wordt dan niet uitgesproken? Ik heb altijd een sterke bewondering voor dergelijke vormen van cultuur (want het niet-er-maar-uitflappen van de dingen is toch cultuur). Of heeft hij na dat "c'est très probable" nog doorgevraagd?

Dat probable vind ik heel gewoon. Ik heb het ook zoo aan Riha geschreven: diesen Sommer fahre ich nach Frankreich zu einem Freunde, den ich vermutlich heiraten werde. Ich sage das so zögernd, nicht weil ich ihn oder er mich nicht lieben sollte, sondern weil wir uns seit dem Jahre '39 nicht gesehen haben enz. Als ik maar niet zoo bang was voor jouw bacchische voorstelling van mij! Goede help, ik die al moe ben als ik maar van stoeien hòor, ik die niet heb kunnen leeren zwemmen, roeien of schaatsen rijden van pure slappeloremheid, ik word Bacchante genoemd en er wordt van me vermoed que je m'entends bien en amour!! Ik die net zoo goed een oude vrijster kon zijn! O Matthijs, wat zal je dat toch idioot tegenvallen, je zult nòg eres een keertje een heel nieuwe droom moeten opbouwen en een nieuwe realiteit. Ik laat het met een gerust hart aan je over, maar je zal er nog wat aan te verhapstukken hebben! Ik zei vroeger altijd tegen J.: "niet aan me lijf", ze wou altijd graag zoenen en knuffelen als kind, en ik vond dat vreeselijk. De arme, ze is vreeselijk tekortgekomen en komt nog vreeselijk tekort. En nu jij weer, van beneden tot boven, van boven tot beneden en liefst nog omgekeerd ook nog! Ik zucht er eens om. Eén ding kan ik ten minste – Dat is vroolijk wakker worden. Dat kost me niet eens moeite. Wat is honnipon een idioot woord. Wij gebruiken honnepon wel eens, ik wist niet dat het niet bestond; een honnepon van een kind, wat een honnepon van een schortje – op die manier, iets kleins en schattigs.

Ik heb vanmiddag met Mimi gepraàt, vooral over Joanna, ook over ons. Zij heeft een hoog niveau, geestelijk, en zij wilde graag, vóór zij weer weggaat, een keer ook eens met mij praten, omdat J. haar natuurlijk ook verteld had van de moeilijkheden tusschen haar en mij. In die jaren toen ik er alleen mee was, zou het me erg goed gedaan hebben met haar van gedachten te hebben kunnen wisselen; nu was het een beetje een luxe, ik weet het nu wel wat ik ervan vind en ik kan er met J. zelf nu zoo heel anders over praten. Zij was weer heel verdrietig vanavond, zij geloòft er eigenlijk niet meer in. Toen Engeljan's ontrouw uitkwam, heeft zij het hem vergeven, zij heeft het als een zwakheid beschouwd en gedacht dat toch wat zij met hem had het ware, het eenige was. Maar sinds zij gemerkt heeft, dat het verlangen om te trouwen met die andere zoo sterk in hem was en dat hij er een jaar lang, en soms nòg wel, door gehanteerd is, sinds zij zich gerealiseerd heeft dat het dus, zooals zij zegt, niet ìs, heeft zij allen moed verloren. Zij heeft geen moed meer nog opnieuw met hem iets te gaan opbouwen, zij zou dood willen, want zij weet niet wat zij doen moet. Alles verbreken is onmogelijk, want dat wil Engeljan niet. Dat zou alleen kunnen als zij naar Amerika ging of zooiets. Het eenige is eigenlijk het geresigneerd volhouden zooals het is. Zij hoopt – als je dat woord gebruiken mag – dat het vuur bij haar dooven zal en dat dat op den duur zijn vuur dooven zal en dat het zoo, haast ongemerkt, ten einde zal loopen. "Misschien kan ik, als ik me in jouw geluk verheug, nog tot een redelijk bestaan komen", zei ze. Is het niet vreeselijk verdrietig? Ik kan nu wel zeggen dat zij tekortgeschoten is, maar dan leg ik heel hooge maatstaven aan, zij heeft het toch in zeker opzicht heel ernstig aangepakt en heeft al heel wat gestreden. Ik zie nog veel verdriet voòr ons.

Over F.N. begin ik nu maar niet meer. Ik ga nog even naar "Toman", To Loman, een van de andere oude vriendinnen des huizes, die morgen 80 wordt.1 Zij wou wat kopjes en zulk spul leenen voor de visite.

Vanochtend heb ik een pakje naar de K.L.M. gebracht, geadresseerd aan je dochter. Ik sneed me daarmee de pas af om weer métro-brief te krijgen en als 't ware mee te maken dat je het pakje openmaakte (als je weer alleen zou zijn in het compartiment), maar het leek me toch te gek dat jij je tijd zou verdoen met naar Parijs te gaan. Tot mijn groote spijt zit er geen margarine of vet in, ik heb er nog niet aan kunnen komen. Op den terugweg liep ik door de tuin van het Sted. Museum. Daar stond vroeger een hek om, weet je wel? Dat is ten offer gevallen aan de oorlogvoering en nu is die tuin wat opgeknapt en er loopt een pad door en is aldus een aanwinst voor de buurt. Het geurde er onbeschrijflijk naar lindebloesem en naar meidoorn. Ik vraag me af of dit takje nog ruikt als het bij je aankomt. Het zendt jou en de koekoek veel liefs.

je

Thea

  1. Cateau Loman (1866-1951) was altzangeres geweest en had deel uitgemaakt van het Amsterdamsch Vocaal Kwartet met sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius, tenor Joh. Rogmans en bariton Johannes Messchaert.