MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460502 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 2 mei 1946

Louveciennes

2 Mei; donderdagavond

Verrukkelijke en voltooide,

zeker prijs ik je met die woorden niet te veel, na je brieven van 26, Beloken Paschen en 29. Et même si tu es un petit monstre de laideur, une vraie laideronnette, je te dirai que tu es horrible, que je te trouve affreuse, mais ça ne m'empêchera pas de t'adorer et de te désirer. Comme le cerf la fontaine! Es-tu contente? Sommes-nous d'accord? Je t'appellerai ma petite vilaine idole, viens près de moi que je te baise les yeux, les lèvres, et le reste de ton corps aimé. Ça ira? Je ne trouverai rien de beau en Théa, mais je désirerai, j'adorerai, je baiserai toute la Théa, la Théa entière. Et si tu me rends la pareille, je veux bien. Wat bedoel je met: "ik kan me die verhoudingen, die constellatie nog niet goed voorstellen – voorloopig zullen we er maar grapjes over maken"?? – Vraag: waar zijn die grapjes van jou?? – Ik heb ze totnutoe niet gezien. – En wat mij betreft: ik maak geen grapjes! Dat moet je onderdehand weten. Wat ik vocaal, mentaal, scripturaal je mededeel, ik kan niet zeggen dat ik 't doe, want je bent niet hier; ik kan dus enkel zeggen dat ik 't wil, dat ik 't zal doen, mijn klein monster en gedrocht. Vin-je 't niet aardig dat jij me op die avond schreef: je hebt 't altijd maar alleen over komen toestoppen, doch niet over bij me komen liggen, – en dat ik den volgenden avond bij je kwam, je dekens terug sloeg, je pakte, je nachtkleeren (wat heb je eigenlijk aan, 's nachts? zeg 't me) loswoelde, (maar dat zei ik niet) je zoende, zoende, zacht je beenen van elkaar spreidde en je adoreerend zoende in het zonnige plekje? Het was een heele poos geleden dat ik zoo dicht bij je kwam. Het dient tot niets om op 500 k.m. afstand te zeggen: ik kom bij je liggen! Geef je me permissie? Pouvoirs illimités?! Vindt je alles goed? Zul je je verwonderen over niets? ma petite laideronnette, je peux, je pourrai t'adorer comme je veux? Waarom wou je weten of mijn bed tegen den muur staat? Nee, het staat midden in de kamer. Er is ruim plaats voor twee als je wilt. We kunnen zelfs een meter van elkaar gaan liggen! En ik maak geen grapjes. Dat voel je wel. Wat ik je zeg brandt me sinds vanochtend door het bloed, mijn lieve leelijkerd. Ik moest me weerhouden om me niet direct aan 't schrijven te zetten. Wat zou 't geworden zijn, heet van de pan! Maar ik had eerst dat hoofdstuk te beëindigen over den dooven Sauveur. Ik geloof echter niet dat ik je te kort doe, wel?

Maar tot strakjes over hetzelfde, en nu over wat anders. Of dat gedicht die tranen van je verdient? Daarvoor zou ik het moeten lezen. De laatste regel echter welke je citeert Ontschoei u, o vreemdeling stemt me niet tot bizonder respect. Vindt jij dat mooi, al die klinkers oei u o? Het effect kan afhangen van wat er eerst kwam. Dus daar wil ik nog niets van zeggen. Doch stellig is het gedicht niet de tranen en 't verdriet van Joanna waard. Ik durf niet beweren dat ikzelf, als ik me in 't zelfde geval bevonden had, die verzen niet gepubliceerd zou hebben. Want je weet nooit hoever de litteratuursche ijdelheid je van wal brengt. Maar ik geloof toch dat ik minstens het bijvoeglijk naamwoord waaraan je een persoon herkent, gewijzigd zou hebben, al had ik wat moeten opofferen aan den klank. Dat Jan niet op dat idee gekomen is verbaast me. Als ik je plagen wou zou ik zeggen: hij redeneert als jij: "ik doe er honderd-en-een mensch plezier mee, en ik maak er slechts één zielig." Hij veronderstelt misschien wel véél reserves bij die zieligerd. (Voel je hoe gevaarlijk je redeneering is? Motto: nooit pijn doen. Want je weet niet waar de grens is der reserves. Anderen helpen met vreugde; ja! Maar nimmer ten koste van leed voor iemand dien je liefhebt, dien je beweert lief te hebben. C'est un crime. Ik wil absoluut niet hooren van die redeneering van je. Zij voert regelrecht naar het ongeluk.) Dus Jan heeft ongelijk. Il n'est pas délicat. Il ne connait pas la pitié. C'est un être grossier. Hij ziet niets dan zijn verzen. Wellicht ziet hij in zijn verlangen zelfs de vrouw nog over wie die verzen handelen. Hij bezorgt een triomphje aan die vrouw, une revanche posthume. Tout ça c'est abominable de la part de Jan. Et c'est terrible pour Joanna. Si une telle chose m'arrivait je ne pourrais pas la supporter. Joanna, vraiment, doit l'aimer beaucoup, qu'elle ne le met pas à la porte. Maar Jan is zooals hij is. Waarschijnlijk begrijpt hij heel goed, en is hij niet zoo primitief als je waant. Doch misschien begrijpt hij ook geen sikkepit, en dat noem ik niet primitief, mon cher monstre, want primitieven kunnen zeer delicaat zijn, vooral in de liefde, maar dat noem ik stom. In beide gevallen echter is hij onverbeterlijk, en een derde hypothese bestaat niet. Omdat Joanna dus van hem houdt en om to make the best of it, en het beste voor haarzelf, moet zij hem nemen zooals hij is. Alles door de vingers zien; bedekken met den mantel der liefde; zwijgen; glimlachen; nooit huilen; precies zijn gelijk zij zijn zou als hij was gelijk zij wenscht. Dat schijnt mij de eenige mogelijkheid om Jan te bekeeren. Hem af en toe (niet te dikwijls) zeggen: Jan, als je soms denkt dat je me geen pijn doet! en 't zeggen met een glimlach. Wellicht gaan hem de oogen open op een goeien dag. Wanneer Joanna dit klaarspeelt doet ze iets heroïeks. Verdient Jan dat? Neen. De eigenaardigheid van alle heroïsme is (maar de menschen weten dat nog niet) dat 't altijd besteed wordt aan inferieure zaken. Het heroïsme (wil 't zich niet discrediteeren) mag eigenlijk geen doel hebben, uitgezonderd een zuiver psychisch doel. Misschien baat het heroïek zijn niet veel aan Joanna, gezien Jan onverbeterlijk is. Maar hoe haar heroïsme ook beloond worde zij zal er altijd mee bereiken dat zij hun beider leven draaglijker maakt, vroolijker, aangenamer, zonder botsingen en dramatische scènes waar niemand ooit mee opschiet. Wie er 't meest van profiteeren zal, helaas, is Jan, en misschien zelfs zonder eenig voordeel. Best mogelijk dat 't hem nog egocentrischer maakt. Maar er is geen andere methode. En jij, ma douce, je hadt je niet kwaad mogen maken, niet mogen schreeuwen, evenmin trillen van woede. Je hadt hem alleen maar moeten aankijken op een zekere manier toen hij iets misselijks zei. Zelfs al zou hij daar te bot voor zijn. Niets geeft zoo'n gevoel van vernedering, vermindering (mij ten minste) als je kwaad maken over lamentabele dingen. Gaat 't jou ook zoo? Ik voel me na zoo'n woede heelemaal slijkerig, verdwaald, troosteloos, hulpbehoevend, miserabel. Dat is niets waard.

Ik heb met bewondering je analyse gelezen van je innerlijk zijn tegenover Peter. Veel romanschrijvers zijn er niet die je dat zullen verbeteren. Ik moet dat nog met aandacht een paar malen herlezen. Ik krijg wel den indruk dat zelfs tot Maart iets gewichtigs eenigermate heeft afgehangen van hem. Ik vraag me: Als hij dien nacht tusschen 12 en ½ 2 den cirkel van objectiviteit verbroken had? Want ik kan me niet voorstellen dat ik dien cirkel niet zou hebben ingerammeid. Maar ik ware dan gedreven door de liefde. Peter blijkbaar niet. In ieder geval ontbrak de impuls aan kracht. Toch vraag ik me: wat zou 't effect op jou zijn geweest als hij door dien cirkel toen was heengestormd? Maar ik vraag 't me zonder onrust, zonder storing. En niettemin met een gewaarwording van op 't nippertje aan een gevaar ontsnapt te zijn. Blij om de ontsnapping, en die lichte sensatie van beklemming om gevaar geloopen te hebben. En het verheugt me dat je definitief zegt: Als Peter zich nog eens bedenken zou dan is het voortaan te laat.

Nog twee weken werken aan 't boekie, hoogstens drie, en ik krijg minstens vijf uren per dag vrij, liefste, welke ik wijden kan aan jou!

En nu zijn we bij dat "strakjes over hetzelfde"! Je slaapt misschien al. Zou ik naast je kunnen sluipen zonder dat je wakker wordt? Me heel zacht naar je toe bewegen, achter je aan, want je ligt op je linker zij, mijn hand op je borst leggen, je een zoen geven op je schouder, inslapen als

je Matthijs, denkend Thea.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA