MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460426 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 26-27 april 1946

Louveciennes

Vrijdagavond 26 Apr. 46

Mijn echte schat, en mijn gezelligerd,

Hier heb je nog een boeket van 4. Ze zijn klein, maar ik vind ze wel lief. En als je ooit aan dat mal'occhio van je gelooft hebt, dan moet je nu ook maar aan mijn klavertjes van vier gelooven. Ik plukte ze zóó: Toen ik bij dezelfde plek kwam van gisteren zei ik glimlachend: "Merci, zwartkopje, pour le plaisir que tu m'as fait hier." Ik keek daarop naar den grond en had ze alle vier voor 't oprapen. En ik die er nooit kon ontdekken! Want toen Anny me er geen meer bracht had ik haar gaarne de loef willen afsteken, zonder haar iets te zeggen, alleen ze maar te geven. Doch 't lukte niet. Dat gebied was voor me gesloten. Eigenaardig, dunkt je niet? wanneer het Leven zichzelf zoo aan je vertolkt, uitspreekt, door lieve symbolen. Of zou dat verbeelding zijn, coïncidentie? Ik durf noch het eene denken noch het andere. Want als het mogelijk is, als 't misschien exact is, dat wij in 't Leven overal correspondenties hebben, die antwoorden zoodra je ze ondervraagt, en die je begrijpen kunt als je goed luistert, in welk een voortdurend wonder wandelen wij dan rond! Zelfs al ware 't verbeelding zij zou wonderlijk zijn omdat niets (bij mij tenminste, totnutoe) haar logenstraft. Ontvang daarom deze blaadjes nog met een vroolijk hart! Nu ik het orakel der klavertjes-van-vier tweemaal geraadpleegd heb houd ik er voorloopig mee op; (tenzij je erop gesteld bent dat ik doorga!) Want anders wordt 't een manie. Net als de kaartleggerij. Dat moet je nooit de heele tijd doen.

Hierna heb ik mijn avond-potje gekookt, een pan havermout, en er een bord van gegeten met een restant vermengd der pea-soup van gisteren, zoo was 't minder heet, ging 't vlugger, en even smakelijk; toen nog een kop koffie met een stuk brood. Wat een bof dat je die bus koffie van je precies den dag te voren verstuurde voor de uitvoer werd stopgezet. 't Is nu half tien. Eigenlijk moest ik luisteren naar een concert van Bartok uit Brussel, maar ik heb er niks geen zin in. Dat van die harmonie tusschen ons, liefste, en dat Brusselsche inschakelen, heb je averechts verkeerd opgevat, geloof ik. Half voor de grap, half in ernst bedoelde ik dit: als ik voor joù of mèt jou Brussel inschakel om Peter te hooren dan krijg je geen gekrats en gespuug in den post maar een goede reproductie. Dat schijnt me zoo! Ik vind 't wel duivelsch jammer dat ik Peters concert in Brussel niet heb kunnen hooren. Als je me een telegram gestuurd had met het juiste uur om me te waarschuwen, dat zou ik heel goed begrepen hebben. In No 2 van Contrepoints staat er over de Londense première van Schönberg's piano-concert een uiterst lobbezakkerig kletskouserig stuk van Yvonne Lefébure (elle se lance!) waar ik niks aan heb; ik las zelden zoo'n waschlappige lullificatie. Het Concert had een reuze-succes, dat is alles wat ze mij leert. En dat de pianiste Miss Greenbaum heet. Nog zoo'n polyglotte. Ken jij die juffrouw Groen arbre? Het was voor de B.B.C. Dat is me dus eveneens ontsnapt. Waarom speelde Peter niet voor de B.B.C.? De dirigent draagt de neo-romantische naam van Basil Cameron. Er schijnt voor Schönberg een geweldige reclame gemaakt te worden. Daar zal zijn muziek niet door verbeteren. Ik hoorde bij de Onnen's dat hij naar Europa terugkeert en ook Hindemith. Ontbreekt nog maar Strawinsky, van wien ik bezig ben de "Poétique Musicale" te lezen, het toppunt van verwaand, protserig, maar zeer handig pedantisme. Is er al over geschreven in A'dam? Probeer een beetje op de hoogte te blijven, mijn Muze! Dikwijls zal ik je inlichtingen moeten vragen, behalve al de andere lieve dingen die je hebt, en die me, sapristi, terwijl ik eraan denk me opeens popelend als de popel je elektriciteit doen voelen, Thea-lief. Als je hier bent moeten we samen in het Musée du Luxembourg het portret gaan zien dat van Strawinsky geschilderd is door Jacques-Emile Blanche. Het spreekt bibliotheken van boekdelen. Ken je Blanche als schilder, als prozaïst? Voor mij bestaat er in de XX eeuw geen grooter, psychologischer portrettist dan hij. Blanche doorgrondde werkelijk zijn sujetten tot in hart en in nieren. Als een rechter van instructie die iemands binnenste uitvorscht. Hoe vin-je dat Strawinsky aan Beethoven verwijt geen... melodie te hebben!? zoo iemand zal met mij af te rekenen krijgen, en dat doet me plezier.

Hetgeen ik je zei van Jany, dat hij in mijn binnenrijk niets roert, lijkt je ronduit afschuwelijk, en dat is 't ook, vooral voor mezelf, maar toch moet je daaraan geen onjuiste uitlegging geven. Ik ben voor de kunst van Jany, zooals voor die van zijn oom Rik, natuurlijk wel "eenigs-zins" gevoelig, en in zooverre roeren zij zeker iets. Doch, weet je, ik ben nooit tevreden, als ik niet heelemaal veroverd word, als ik me niet heelemaal kan geven. Er is een regioon in mijn binnen-rijk waar ik heelemaal niet afwerend ben, waar ieder om zoo te zeggen maar kan binnenloopen. Als ik daar iemand ontmoet is 't een geluk voor me zijn slaaf te worden. Ik kan daar niets aan doen. Dat is instinctief. Maar allen die ik daar ontmoet, allen voor wie ik door 't vuur zou gaan – zijn dood, behalve jij. Dat is nu eenmaal zoo. Ik had 't veel liever anders. Misschien schrijft Jany nog wel iets dat me tot zijn slaaf maakt; figuurlijk gesproken, dat begrijp je. Hij is er soms dicht bij geweest. Doch heelemaal is 't eenige dat telt. Denk je wellicht dat 't me niet spijt wanneer en zoolang ik het heelemaal niet vind? Ik zeg je: daar is niets aan te doen. Het is geen hoovaardij, geen egocentrisme. Juist het tegendeel. Het is de drang om meegesleept te worden, de wensch om mezelf heelemaal gewonnen, overwonnen te voelen. En dat is verbazend gemakkelijk, verbazend moeilijk tegelijk. Het gemakkelijke echter gebeurt hier 't zeldenst. Wat zou ik Jany graag heelemaal bewonderen!

We gaan naar bed, liefste, met al die heelemaals! Je brieven van de 2den Paasch-dag hebben me heelemaal in je doening gebracht en gehouden, van dezen morgen af tot 't oogenblik toe, en te oordeelen naar het effect op me was 't een bijzondere, een zeer intieme, een uiterst elkaar nabij-zijnde doening, waarbij je de gewaarwording hebt van in elkander te kunnen kruipen, van werkelijk één te zijn, werkelijk versmolten als twee druppels water die elkaar tegenkomen! Terwijl ik dit denk vloei je door me heen en 't is me alsof ik je overal streel, en je alles in me streelt. Slaap goed en word lekker wakker, mijn lieve Thea.

Zaterdag, 27 April

Te midden mijner physica heb ik een kleine apocalyptische hymne gezongen op de eeuwige Muziek. Dieu sait ce que ça vaut! Il saura bien reconnaître les siens! Je ne m'en soucie pas. Maar nu mag ik wel even kletsen met jou. Vóór ik mijn aardappelen te koken ga zetten.

Ik heb vanochtend liggen piekeren, ondanks mezelf, over dat gezegde van Peter; "jetzt verlier' ich meinen letzten Zuhörer, jetzt wird niemand den Beethoven schön finden." Het beviel me niet; ik vond er iets "onaardigs" in (zooals jij in sommige uitlatingen). Ik ben het dus gaan analyseeren.

Er zijn twee mogelijkheden: òf Peter meent niet wat hij zegt, hij gebruikt een bruikbare frase, – en dan behoeven wij er niet verder over te praten; òf hij meent in heelen of in halven ernst wat hij zegt, en dan zou hij in strikte logica geen concerten meer moeten geven. Tenzij voor den eenen toehoorder. Ik heb nooit voor mezelf opvattingen of ideeën kunnen admitteeren welke ik niet aanvaarden en toepassen kan tot in hun uiterste consequenties. Ik vind in dat gezegde van Peter een facheuse weerklank van Multatuli's "Publiek, ik veracht u" die me hindert, die me door-en-door contrair is. Ik heb me, al critieken schrijvende, steeds op het standpunt gesteld, dat het publiek een vereeniging van menschen is waarmee je kunt doen wat je wilt, die zonder twijfel bevattelijk zijn voor het allerslechtste, maar die eveneens zonder eenigen twijfel open staan voor het allerbeste. Dat hangt af van mij. Dat hangt af van jou. Ik houd van het publiek, omdat in elk mensch de vonk schuilt. Als ik hem niet wek, als ik hem er niet uit sla, is het mijn schuld. Het is mijn diepe overtuiging dat niets tè goed is voor het publiek. En de menschen hebben altijd heel goed gevoeld en geweten, dat ik van hen houd, dat zij bij mij kind-aan-huis zijn om zoo te zeggen, en dat ik het beste wat ik hun geven kan, het vonkje, nog niet goed genoeg voor hen vind. Ze zullen dat later ook wel merken in mijn muziek. En wat ik je hier zeg is geen declamatie. Het is mijn diepe overtuiging. Schrijf daar Peter maar eens over, of zeg 't hem bij gelegenheid. Het zal hem goed doen.

(Dat ik de menschen niet achternaloop is een heel andere zaak; heeft daarmee niets te maken. Er zijn vele redenen om de menschen een beetje te vermijden, maar men kàn en men moèt toch van hen houden.) – Ik heb eens geborreld met een litterator-journalist wiens naam ik op 't moment me niet herinner. Daarna gingen we samen naar de Gare St Lazare. In de Salle des Pas Perdus (prachtige uitdrukking!!) die altijd krioelt van de menschen zei me die litterator: "Als ik een bom had vernietigde ik dat heele stompzinnige schoelje." Ik heb toen véél begrepen. Het was een variant op: Publiek ik veracht u. – Voor mij heeft elk mensch een ziel die op iets wacht, die iets vraagt, en, zonder dat zij 't weet, altijd het beste wacht en vraagt.

Maar 't is half drie! Nu ga ik mijn potje koken. Geen brief van je, dezen morgen. 't Is erg en nièt erg! Er valt te graaien en te grabbelen in je brieven van den 2den Paaschdag.

's middags

Een heel blik snijboontjes verzwolgen à frcs 75 per stuk. Doe je me dat na? Doch onderwijl dacht ik: Op dien 1sten Paasch-dag heeft Thea me geen letter geschreven! – Is dat waar?! Mag dat? Ik leg mijn hand op je hart, en ik neem je lippen, Thea-lief van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA