MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460410b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 10-11 april 1946

10 April '46

Lieve Matthijs, vanavond een vervelend wonderkind-concert; ik zat met de zielig-afgejakkerde 2e recensente van het Handelsblad, in wie ik me een beetje moest verdiepen, kon me dientengevolge niet erg met jou occupeeren – deed jij het wel met mij? Zat je op – voor je blaadje en lag het goud te grabbelen of moest je diep delven? Ik heb den heelen dag niet veel van je gemerkt – kwam het van jouw afgeleidheid door Lia of door den broodloozen dag? De vele brooden van gisteren raakten toch zeker al uit gewerkt. Ik begrijp niet preciès wat je bedoelt in die passage over de emanaties; bedoel je dat, als je brieven van me overleest, ze je niets meer zeggen (in aphroditischen zin) en dat alleen die van 11 Sept. een uitzondering maakt? Ben je 2, 3 of 4 dagen gevoelig voor de uitstralingen en dan niet meer? Ik heb ook altijd weer opnieuw behoefte aan brieven van je, maar als ik oude overlees, werken ze toch weer amoureus op me, misschien doordat de woorden amoureus zijn, wat bij mij in te geringe mate het geval schijnt te zijn. Langdradig vind ik je heelemaal niet. Mij boeit het vanzelfsprekend ook om erover te praten. Weet je zeker dat deze gang van zaken ongewoon is? (het verzadigd-zijn een paar dagen en dan weer uitgehongerd.) Zou het integendeel niet heel gewoon zijn?

Het verwonderde me te lezen dat de intrede van je dochter bij de Clarissen niet zeker is. Waar hangt dat dan nog van af? Vanavond bedacht ik ineens dat ik over de ordre de mission geschreven had, maar dat ik nog niet eens een paspoort heb. Dat duurt op zichzelf al weken en er is dus vanzelf geen sprake van dat ik zou kunnen komen met Paschen. Jij moet zeker ook een pas hebben en daarvoor alles nog doen? J. was nog niet thuis, toen ik uit het concert kwam, zoodoende heb ik nog een beetje met je kunnen wauwelen en kan nu toch met haar gaan slapen. Slaap jij maar heel lekker en droom ook ooit eres van me –

Donderdag.

Liefste, wat ben je sfinxig over die "storingen op het net". Je hebt den naam van Peter niet genoemd en je hebt je heel flink gehouden en bent aldoor lief geweest, en nu achteraf begin je over storingen – ik zou haast zeggen: verklaar u nader, maar het is alweer zoo lang geleden. Zulke sterke emoties als die van jou ken ik niet. Dat is waarschijnlijk een instinct van zelfbehoud dat ik me daarvoor afsluit: ik zou allang dood zijn als ik zooiets moest doormaken. Daar komt bij dat ik erg geresigneerd ben van aard. Dat leert je het snakken af: lukt iets niet, dan niet, komt er geen brief, dan maar weer kalm afwachten. Hoe kun je zeggen dat je het magnetisch onweer niet verwachtte: het lag toch voor de hand dat die week van Peter je in de war zou brengen. Je hebt je zeker zoo opgehouden dat er, toen hij weg was, een inzinking bij je gekomen is. Ik ken dat van mijn leerlingen: als ze op een moeilijke plek erg hun best doen en ze rollen er doorheen, dan mislukt plotseling iets heel gemakkelijks wat erop volgt.

Over Phidias etc. moet ik eens nadenken –

Het kapotte huis zal me niet kunnen schelen. Op den duur vind ik het vervelend om in rommel of iets al te caducs te zitten, maar wat is 14 dagen en in den zomer? Is dat nonnenkamertje ook onbewoonbaar? Ik heb zoo'n aardige herinnering aan dat celraampje. Voor het wasschen noodig ik je dus in mijn deftige badkamer uit! Of ga je in de keuken "onder de pomp"? Wie het eerste klaar is. Is er een oud kerkje in de buurt? Dan huppel ik daar misschien al vroeg heen. Maar dan moet je het 's avonds niet te laat maken. Heel komiek dat verhaal van de hoed! Het was ook wel erg met een hoed in een zaal te zitten. Een geknipt hoofd vind ik akelig. Daar zoen ik je niet op, of misschien toch, omdat je zoo lief bent.

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA