MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460408 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 8-9 april 1946

Louveciennes

8 April 's avonds

Mijn liefste waar-voer-je-me-heen,

(aardige naam voor een bloemetje, vin-je niet? zoo iets als kruip-door-den-tuin.) Mijn ramen waren de laatste dagen opeens zoo beslagen dat ik er nauwlijks nog doorheen kon kijken. Dat kwam haast een-twee-drie. Symbolisch. Ik had daarom mijn dochter (die vanmiddag vrij was) gevraagd ze wat schoon te maken, en nadat ikzelf wat geruimd, hier en daar stof afgenomen en restanten van karpetjes geklopt had, ben ik op stap gegaan. Terwijl ik weg was arriveerden je schollen en je blik melk. Want sinds 1 Apr. hebben we twee postbestellingen per dag. Maar nog niets van jou met de tweede totnutoe. En begrijp jij nou hoe die chèque van je niet Vrijdag hier kon zijn? En begrijp je hoe ik een brief van je dien je Maandag bust pas Zaterdag krijg? De storm welke er bij mij voor deze gelegenheid gewaaid heeft, had ik zonder-twijfel noodig. Ontzettend. Ik vraag me af waar dat vandaan komt. En je moet vooral niet denken dat 't "depressies" zijn. 't Lijkt me eer "surpressie". Als energie die geen weg vindt. Het merkwaardige is, voor mijn gevoel, dat elk van de orkanen welke me sinds een half jaar overvallen, me een beetje helderder maakt, en dichter bij jou brengt. Vooral de twee laatste. 't Is anders niets prettig zoo'n reiniging, maar als 't moet dan heb ik er niets op tegen. Ik vermoed dat ze zullen ophouden wanneer ik van binnen proper genoeg ben. Van buiten trouwens merk je er bijna niets van, en dat verbaast me zelf. Deze keer heb ik tegen Roland gedonderd, maar dat zou ik in elk geval gedaan hebben, die verdiende 't, het was voor zijn bestwil, en dagen te voren had ik 't al gezegd tegen mijn dochter. Ik had er wàt voor gegeven als hij een paar eitjes had meegebracht. Dan zou ik geen kik gegeven hebben. – Toen ik van mijn tocht thuiskwam (het purper is reeds verflenst) waren de ruiten transparant als de lucht en er glansde over het jonge groen in de verte, en ook door de kamer, een zóó hemelsch gouden licht, dat ik in mezelf dacht: "Als Thea dat zag zou zij waarschijnlijk heel wat van het ongerieflijke huis, en op den koop toe van mij, voor lief willen nemen." Want in de vroege zomer-morgens en in den voor-avond kan het licht hier van een tooverachtig zacht brandende klaarheid zijn welke ik mij van nergens herinner, en dat de reis al waard is. Na over deze vervoering (waar-voer-je-me-heen!) nog wat gemijmerd te hebben ben ik een schol gaan verorberen en een onbekende soep van je. Behalve brood en enkele aardappelen was alles, wat ik vandaag at, van jou. (Vanochtend margarine; vanmiddag bruine boonen en de rest van den pudding.)

Mijn verborgen, weergalooze schat, alvorens ik mijn lippen laat gaan over een stukje enveloppe waarlangs jouw tong even gegleden heeft en een onnaspeurlijk deeltje van je substantie achterliet, zeg ik me ongeveer hetzelfde als jij je zei, en nog veel meer in enkele seconden tijds. Want in schijn is het niet serieus. In schijn is 't dwaas. In schijn is het waan. En tòch doe ik het. En tòch neem ik die zoen van je. Omdat ik mij óók zeg: "Er zijn zóóveel geheimen onder en in den hemel, – laat ik er dìt geheim aan toevoegen, dat ik mij in het kussen van een plekje waar de lippen mijner liefste nog zijn, mij kan verrukken als in de dierbaarste streeling, als in de goddelijkste muziek." En wanneer je deze zin wilt overlezen, mijn radieerende schat, dan zul je misschien voelen, dat, terwijl ik hem schreef, ik je zoende opnieuw!

Wees ook niet beducht voor het "reëele tegenvallen" wanneer je in een zoelen avond naar het Concertgebouw wandelt. Jij die zoo welsprekend het vertrouwen preekt. Zooals ik het zelf zou doen! Ook wanneer ik in mijn binnenste jammerde, gedurende de laatste zes gruwzame jaren: "En faut-il de la confiance!" dan had ik tòch nog vertrouwen. En vanwaar kwam me dat? Van jou? Ik weet 't niet. Maar meen jij dat je 't verwerft door een religieuze opvoeding? Ik betwijfel dit. Dan zouden ze 't immers allen moeten bezitten die religieus zijn opgevoed, of ten minste het meerendeel. Doch de meesten missen 't. Zelfs ten opzichte van den Hemel. Hoe bang b.v. zijn ze voor den Duivel! Zij kennen hem nog meer macht toe dan aan God, of bijna evenveel, Bernanos b.v. nog in zijn jongsten roman, en Mauriac, en zooveel brave luidjes. In den grond van hun hart hebben zij geen aasje vertrouwen op den Hemelschen Vader. Wat mij aangaat, ik wil gaarne veronderstellen dat je het vertrouwen winnen kunt, maar mijn geloof is dat je het cadeau krijgt. Het is een goddelijk geschenk. Een echo uit het Paradijs. Heb je gemerkt dat alle dieren (hoe schuw ze ook zijn voor elkaar en voor den mensch) het vertrouwen bezitten? Tot in den hoogsten nood? Tot er nergens een uitweg voor hen is? En zij weten 't niet! Want vertrouwen is een der mysteriën van het Leven. Het is misschien wel direct contact met het Leven. Als je doof bent, aan tien kwalen lijdt, onder de wandluizen en de vlooien zit, een grimmig humeur hebt, je doodziek voelt, alléén ligt, en dàn je laatste kwartetten te schrijven, gelijk Beethoven, denk je dat je zulk een vertrouwen verbeelden, verzinnen, verkrijgen kunt? Hij had het. En als je 't eenmaal hebt is 't onverwoestbaar. Zelfs wanneer het wankelt dan is er toch nog iets dat nimmer wankelt en zegt: vertrouw. En je schrijft je laatste kwartetten, die niemand begrijpt!

Ik geloof ook wel dat jij zoo'n soort van vertrouwen hebt, als de musschen en als Beethoven! Om nog even terug te komen op mij (vóór we gaan slapen) meen niet, wanneer je me luchtig ziet schrijven over een schijnbaar onoplosbaar probleem als het vinden van ons verdiepinkje, dat ik niet alle moeilijkheden gezien en overwogen heb! Ik ben niet iemand die zich illusies maakt, noch aan 't begin noch aan 't eind, en niets is er dat ik licht opvat! Heb je vergeten hoe zwaar-op-de-hand ik ben?! (Ik pen je dat lachend.) Maar wanneer was 't ook weer (in November?) toen ik je zei dat alles vanzelf moest gaan? Van 't begin af aan, sinds ik je radiaties opvang, sinds mijn verbond met jou, mijn vereeniging met jou, heb ik gedacht en geweten: het gaat vanzelf, het mòèt vanzelf gaan. Dit neemt niet weg dat ik alle schrikwekkende moeilijkheden uitstekend bemerkt heb, en dat ik al verscheidene keeren in de rats, in den nood en in de put zat! Hetgeen ik me overigens verwijt.

Stuur me nu en dan een heel klein gemoedsbeweginkje, liefste, gelijk dat waar-voer-je-me-heen. Dat is méér waard dan alle woorden, eeden, beloften en weet ik wat nog. Het was echt gezellig vanavond, onze causette, vin-je niet? Voor mij in ieder geval. Ik ben er zoo heelemaal zeker van dat ik ontzaglijk veel van je houd. En ik heb je minstens duizend maal gedankt vandaag. Maar nu naar bed. Anders raak ik weer aan 't vrijen met je. Gauw een zoen, gauw je lippen even. En goeden nacht mijn liefste, mijn verborgen schat, mijn leidster, mijn Thea.

Dinsdag 9 April

Elke morgen brengt mij nog in de regioon welke ik zou kunnen noemen het gebied der stormende eenzaamheid. 's Avonds kan ik mij beter isoleeren en vrijwaren.

Ma sauvage, ma sauvageonne, ma chérie, enkele fragmentjes uit je korte briefjes van 5 en 6 Apr. geven mij de gewaarwording dat er nog een groot, aanzienlijk domein is van je binnen-rijk waar slot en grendel mij de toegang beletten. Heb ik 't juist? Zonderling: Als ik me niet vergis dan zou Joanna willen dat Engelj. zich wat meer bekommerde om haar binnen-rijk. En ik, die me bijna enkel wend en richt naar dat binnen-rijk van jou (het buitenrijk is slechts middel tot doel) ik vind (dunkt me) de voornaamste poort gesloten, en ik heb het gevoel als een vlinder in den nacht te fladderen achter verlichte ruiten. Toch is er oneindig veel liefs in die korte briefjes dat mijn hart roert en waarvoor ik je dankbaar ben.

Sinds een paar dagen heb ik lust je te vragen waaruit jij afleidde (waarop jij baseerde) dat er Vrijdag 29 Maart een pint nostalgie mij geschonken werd. Het was inderdaad Vrijdag. Ik zou hetgeen ik den vorigen avond schreef geen "opstel", geen "stijl-oefening" genoemd hebben (want dat was 't niet) wanneer ik den volgenden ochtend die pint niet gedronken had.

Verwonder je niet dat ik weinig reageer op wat je mij schrijft over de psychologie van Peter. De eenige oorzaak hiervan is dat ik er geen voldoende kijk op heb.

Ook ik had ziek kunnen worden. Zelfs zeer gemakkelijk. Misschien wel gevaarlijk. Heb je daaraan sòms gedacht?

Het is een haast bovenmenschelijke taak om onder sommige omstandigheden gemis te transformeeren in vreugde.

En faut-il de la confiance!

Ik zal 't hebben, liefste, het vertrouwen. Ik heb het. Ik begrijp dat veel en alles geleidelijk moet komen.

Merci voor die seinen van Dinsdag 2 en Woensdag 3. Ik twijfel er niet aan dat ze mij bereiken, je seinen. Maar jij alleen kunt 't controleeren. (Een datum welke me nog steeds intrigeert is Zaterdag 2 Maart. Ik vroeg 't je al: Heb jij een verklaring?)

Thea: ik klop. Doe open voor je

Matthijs.

's middags:

de andere realiteit!: het is weer mis met de ravitailleering; het optimisme was voorbarig. Je schol is voortreffelijk (op de geur na!) Ik heb hem uitstekend gedigereerd. Maar als je geen sterke maag hebt kan ik je hem niet aanbevelen!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA