MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460405b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 5-6 april 1946

5 April'46

Lieve Matthijs, vanavond gegeten met Mimi en Paul1 – de New Yorkers – in het Doelen-Hotel, waar zij logeeren; heel plezierig, bijpratend over alles en toch alsof zij niet weg waren geweest. Daarna Greet opgezocht, die ziek is. Omdat wij het week-end er niet zijn en Maandagavond bezet zijn, wilde ik er bepaald vanavond naar toe, want anders ging er een week overheen dat zij ons niet zou spreken na Peter's vertrek en dat leek me gevaarlijk: het was niet heelemaal uitgesloten dat er ergens een grief zat of een achterdocht. Dat ziek-zijn is niets als een reactie op haar over-spanning. Ik denk niet dat het me lukken zal je haar sympathieker te maken. Mij ligt zij au fond ook niet, ze is me te onbeheerscht, te chaotisch, te onlogisch en te gestremd ook tegelijkertijd. Maar haar enorme trillingscapaciteit is van niet te onderschatten waarde in dit kikkerland. Wij kennen haar sinds '38 en zijn nader tot elkaar gekomen in de oorlogsdagen van '40, toen zij precies zoo reageerde als wij. Zij heeft zich toen geweldig tot mij aangetrokken gevoeld, ik ben in haar gevoel de vriendin geworden – wat ik niet gemerkt heb – totdat ik in '42 iets gezegd heb, dat haar plotseling de oogen heeft geopend voor mijn verbondenheid met J. (waardoor ik haar niet noodig heb) en zij zich is gaan terugtrekken. Ook dat heb ik niet gemerkt, dat is pas zoowat een jaar geleden uitgekomen door allerlei gesprekken die we toen gehad hebben over J. en Engeljan. Zij heeft dus in die vriendschap met mij al een heeleboel doorgemaakt en in zake haar liefde voor Peter ben ik haar vertrouwde, m.a.w. er is een band tusschen ons dien ik niet negeeren kan. Ik heb niet zoo veel aan haar als zij aan mij, omdat zij, wegens haar onreligieusen aard en onreligieuse opvoeding, niet veel van mij begrijpen kan; maar ik ben haar dankbaar voor haar sterke genegenheid en ik weet dat ik haar toucheer en haar soms helpen kan, en dat is ook iets dat je niet weg cijferen kunt.

Middernacht.

Zal ik morgen nog kunnen schrijven? Nauwelijks, want ik moet al vóór ½ 11 uit huis en vóór dien tijd nog van allerlei doen. Volgende week zal het weer beter gaan met de schrijverij. Viens ici, embrasse-moi vite et va-t-en! A demain matin.

Zaterdag

Lieveling, hoe kwam je op het idee om het blad over Nikker te willen verscheuren – dat begon immers met een vreeselijk prachtigen aanroep, dien ik voor geen geld ter wereld zou willen missen, voor geen Koninkrijk, voor geen omhelzing, voor geen omhelzing van Matthijs! En het verhaal van Nikker wilde ik ook graag hooren. Dien Dinsdagavond van den Schouwburg naar het Concertgebouw loopend (kwart over 9 zoowat) kreeg ik sterk het gevoel dat ik je troosten moest. Ik heb toen heel sterk en liefhebbend aan je gedacht, maar het was natuurlijk maar kort, want eenmaal in de Kleine Zaal zijnde, wilde ik goed naar Chopin luisteren. Zou die troost je bereikt hebben? Misschien wel, misschien zou je zonder mijn gedachten je toch nog eenzamer gevoeld hebben. Ik heb dat moment in de Hobbemastraat gevoeld als een sein en me toen juist gerealiseerd dat me dat verder nog niet overkomen is. Woensdagavond, toen ik dat overstelpende gevoel had, vroeg ik me ook af of dat een regelrechte verbondenheid beteekende. Het spijt me dat het bezoek van Peter je zoo afgemat heeft. Je hebt je heel flink gehouden, ik bewonder je daarom en ben je dankbaar. Je zou willen dat ik jouw trillingen opving en mijn leven heelemaal zoo inrichtte dat het jou geen moeilijkheden bezorgde. Je moet daar maar geduld mee hebben, wil je, dat gaat niet zoo ineens. Dat je gisteren mee wilde naar de Buitenveldert, correspondeerde eigenlijk niet met een wensch van mij. Ik heb zóó lang zonder je geleefd, dat het alleen maar geleidelijk anders kan worden. Tot mijn spijt – want ik zou hier graag lang over door willen praten – moet ik nu uitscheiden. Op reis naar Rotterdam kan ik niet schrijven helaas – dat was altijd zoo heerlijk – Paul en Mimi gaan mee. Envahie door alle soorten van teederheden, je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Voor uitgebreide informatie over Paul Reiff en zijn vrouw, zie Thea's brief van 7 mei (19460507a).