MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460330 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 30 Maart 1946

30 Mrt. 46

L.M. Ik zit in de Groote Kerk in Naarden voor de Joh. Passion. Het is het prachtigste weer, zonnig en wazig, ik zou liever gaan wandelen, het tocht hier als de pest en v.d. Horst zal het wel weer saai doen. De kerk wordt afgebikt, al het stuc gaat eruit; tot mijn verbazing verheugt het me niet dat dat wit verdwijnt.

Peter had vanochtend geen koorts meer, is om 9 uur naar de repetitie [ge]gaan, kwam pas tegen eenen thuis, erg uitgeput en heelemaal niet gerust over Strawinsky: Schuurman kan geen 5/16 slaan.

In den trein terug.

Het was toch wel fijn. Ik zou alles veel heftiger willen hooren, maar het is zulke prachtige muziek en het is heerlijk een aantal uren in die sfeer te leven. Waarom ik het W.K. niet spelen kan? Verschillenden zijn technisch toch heel moeilijk en wat de eenvoudige betreft: het is niet voldoende om innerlijk te hooren hoe het moet, het doen is nog een tweede. Enkele preludia denk ik soms wel dat ik zou kunnen spelen (II fis mineur, maar de fuga's vind ik erg moeilijk om je qua klank goed voor te stellen. Ik kan me dat niet indenken dat ik voor jou, d.w.z. met jou erbij, zou spelen, zoo met zijn tweeën, bedoel ik – het is niet mooi genoeg wat ik doe, echt waar. Het kan wel zijn dat je van mijn toucher houdt, dat is niet leelijk, maar wat ik mis, dat is wat sommige pianisten, heel weinige maar, hebben: dat de toetsen verlengstuk zijn van hun vingers, dat dus hun spelen een even natuurlijke uiting is als het zingen van Bernac. Een heel enkele keer heb ik dat eens, tè zelden en ik vind in zekeren zin mijn pianospelen niet echt een noodzakelijkheid, hoewel ik van sommige dingen het gevoel heb dat ik ze beter speel dan andere. Ik denk niet dat het veel meer wordt, dat spelen van mij. Hoe wil je dat aanleggen, iets Hollandsch uit te voeren bij een volgende Bernac-gelegenheid? Ze zijn daarin onverbeterlijk, de Franschen. Bernac heeft de Fransche liederen van Pappie, die hem zouden liggen, hij spreekt van "jolies mélodies", maar zingt ze niet. Pears heeft ook een heel stapeltje meegekregen van iemand, die dacht daar een goed werk mee te doen, en hij was ontzettend geïnteresseerd, je kent dat… Bernac houdt erg veel van de Kindertotenlieder en het lijkt me heelemaal niet uitgesloten dat hij ze erg mooi zingt. Naar mijn idee mist hij dat Andere niet.

Het Spiegeltje van Matsijs is hier niet; het zal niet in Brussel of in Antwerpen hangen – deze tentoonstelling komt uitsluitend uit Belg. musea. Er is wel die zalige Matsijs, Maria Magdalena geheeten, een prachtig vrouwtje met een zalfdoos en een goddelijk landschap erachter. Zoo'n spiegeltje staat ook op een schilderijtje van v. Eyck, met die man en die vrouw ervoor, weet je wel? Ook iets verrukkelijks. (Het is hier nu niet)

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA