MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460326 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 26-27 maart 1946

Louveciennes

26 Maart 1946

Dinsdagavond

Thea,

mijn liefste, mooier voor me dan de bossen blauw-paarse viooltjes in 't gras, sprekender en kijkender voor me dan de bossen primula's die zoo teeder en lachend kunnen oogen, Thea, duidelijker voor me dan de pracht van den zon en den dag, hoe komt 't dat ik hier gloeiend maar kalm aan mijn tafel kan zitten, terwijl ik je niet heb? Hoe komt 't dat, toen ik daareven naar beneden ging en op de trap den kruidigen geur van je ertsoep snoof, mij een golf van geluk doorwaaide, alsof ik je had, en hoe komt 't dat je niet te hebben mij gelukkig liet? Ik vraag me af of ik er zelf niet om moet spotten! Want dat "Hij" nu verzaligd kan worden met de lucht van een bord soep is dat niet bespottelijk?

Hij heeft ook zijn regret infini, op een nietig vleugje na, verzwegen, nauwlijks ontwaard, bij je beschrijving van het feest dat je gaf, Théa la Magnifique!, aan "de Bernacs", en jij niet eens vermag te weten of te gissen, hoe graag, razend-graag hij je daar gezien had. Laat ik je gauw zeggen dat ik 't in alle punten eens ben met je bewondering voor Bernac. Wij gingen daarover reeds accoord in 1939, herinner je. Er is géén natuurlijker zanger denkbaar. Hij is zóó buitensporig natuurlijk dat hij door zijn volmaakte natuurlijkheid mij fouten tegen de declamatie heeft doen ontdekken bij Fauré en Debussy en Duparc, en anderen, d.w.z. overdrijvingen in de melodische lijn, onderstrepingen van een expressie, waar zelfs Bernac niet geheel natuurlijk kon zijn, en welke hij me juist door zijn natuurlijkheid reveleerde. Hij poogt ze weg te smokkelen, die fouten van den componist, en het lukt hem niet steeds! Zoo iets zie je niet dikwijls, dat een zanger intelligenter is dan zijn auteur. En ik heb Bernac tien, twintig keer in de radio (voor de micro en op gramofoon-platen) met de grootste oplettendheid bestudeerd zonder ooit eenige technische tekortkoming te bespeuren. Ik zei je al in 39 dat niemand een dictie heeft en een gemakkelijkheid van zingen als Bernac. Ook de kwaliteit van het geluid was toen nog onbetwistbaar. Misschien nu ook. Dat zou ik niet met stelligheid durven beamen of loochenen. Maar ik kan bewonderen zooveel ik wil, die vervelende "Hij" beweert dat er in het psychisch spectrum van Bernac een regioon ontbreekt, de voornaamste, en dat, wanneer hij in die Natuur even een heele kleine trilling kon uitzenden van dat Andere, van iets gewijds wat hem ongekend en onvermoed bleef, dat Bernac dan een zang zou hebben die te vergelijken is met nectar. Zou 't kunnen zijn dat je dit nog niet kent? Daarvoor hadt je misschien Messchaert moeten hooren in de Kindertotenlieder van Mahler. Geloof je dat Bernac de Kindertotenlieder zóó kan zingen (en ik zou je nog een paar andere "dingen" kunnen noemen) dat ze subliem worden en een evenement in je leven? Een dier evenementen waar je met al je fantasie niet overheen komt en met je verlangens niet eens overheen wilt? Het is waar die "sfeer", de hoogste, ontbreekt in de geheele Fransche muziek (en ook in de Duitsche, Mahler uitgezonderd) der laatste vijftig en meer jaren. – Mag ik je nog een vraag stellen? (Wellicht is ze saugrenue, biscornue.) Is er op jouw feest, of bij eenig andere recepties der "Bernacs", muziek gezongen of gespeeld van een Nederlander? Ja of neen? Ik weet 't niet. Maar ik heb verschillende Fransche recepties bijgewoond ter eere van buitenlanders waar nimmer Fransche muziek ontbrak, en ik wou je zeggen, dat ik altijd een dondersche lust gevoeld heb om die heeren en dames reciprociteit te leeren; (reciprociteit is een vorm van beleefdheid, van wellevendheid) maar dat zal pas gaan wanneer ik de Hollanders overtuigen kan dat zij die moeten eischen. Ik zeg je dus van te voren: wanneer je 't volgend jaar de "Bernacs" ontvangt, en ik ben erbij, dan is er muziek van een Nederlander; (en niet van mij); doch jij waarschijnlijk aan den vleugel. (Het zou me geweldig plezier doen als 't reeds zoo geweest is, verleden Donderdag.) Wij moeten aan die unilateraliteit een eind maken; dat zal meteen een uitstekende prikkel zijn voor de luie verzenen der dirigenten. En dondersch! We hebben toch wel muziek in Nederland welke die van den multi-millonnair Poulenc waard is! (Voel je dat ik een beetje begin te koken?! Laat me mijn gang gaan – met koken. Maar ik meen 't en verneem over die meening gaarne je opinie.)

Zou je me willen uitleggen waarom je Bach niet kunt spelen? Ik weet wel dat tennaastenbij niemand dat kan. Maar jij! Ik begeer je motieven te kennen. Omslachtig. Dat ik ze kan wikken en wegen. Ik heb de grootste bewondering voor het Wohltemperiertes Klavier. Maar op mijn manier. Bijna elk stuk is een extraordinair verhaal. Je valt er gewoon van om. Een passie! Een bezetenheid. Een emotie. Een dramatiek. Een humor. Een teederheid. Een liefelijkheid. De menschen hebben daar geen idee van. Maar dat is met een tikje goeden wil heel speelbaar. (Bach schreef dat voor zijn leerlingen.) Kom dus voor den dag met je argumenten van waarom jij dat niet kan. – Couperin, geloof ik, ken je niet genoeg. Want mij dunkt niet dat die fiorituren clavecinistisch moeten rinkelen en rammelen. Integendeel. Zij moeten niet instrumentaal, zij moeten melodisch opgevat en vertolkt worden. Ze zijn van melodischen oorsprong en aard. Zij moeten altijd zingend uitgevoerd worden, als lichte sidderingen, huiveringen, golvingen in de teekenende lijn. Maar dat is juist de moeilijkheid. Dat vergt een ongelooflijke soepelheid van aanslag. En dat is ongelooflijk mooi en fijn. Je zult me zeggen: dit was onmogelijk op het oude clavecijn. Zonder twijfel. Maar als we alle muziek gingen spelen op de gebrekkige speeltuigen waarvoor ze geschreven werd! Wij moeten de muziek spelen gelijk de meesters haar gedroomd hebben.

Die tentoonstelling van "primitieve" (ze noemen dat primitief!!!) kunst heb ik een jaar of tien geleden gezien in Parijs. Er hing daar "de goud-weger" van Quentin Metsijs, een Brabander. Er is op dat schilderij een klein spiegeltje, waarin zich een stuk van "buiten", van de aarde weerspiegelt in de kamer van dien goudweger. En met zulk een toover, met zulk een oneindige grondeloosheid, onzegbaar fijne bekoorlijkheid, dat ik een stad in brand zou kunnen steken, een oorlog zou kunnen voeren om dat spiegeltje te hebben. En dat is maar één, gering détail. Heel de rest van dat schilderij is navenant. Het heeft me betooverd. Hangt 't ook in Amsterdam? Heb je 't gezien? Goèd gezien? Een "primitief" moet je uren en uren bekijken. Ga nog eens terug als die Quentin Metsijs daar hangt, ook al kost het je een dag, ook al heb ik geen brief! Welk een schoonheid! Wat een sukkels en pummels zijn daarnaast alle moderne schilders, wat een klungels en knoeiers, zooals de moderne componisten lamstralen, botterikken, stumpers, snotapen, ukkies en vlegels zijn naast de oude "primitieve" contrapuntisten. Ze hebben niet het honderdste, het duizendste part van die "primitieve" techniek en ze weten 't niet eens, de vermaledijde stommelingen, lamlendelingen.

Ik kook weer, en 't is al over middernacht. Nog heelemaal geen zin om van je afscheid te nemen. O jij! Weet je wat het is je verrukking te vinden, en zóó maar, alsof de hemel opengaat, en je van de trap zou kunnen duvelen, weet je wat het is dat geluk te vinden in het aroom van een bord soep dat komt van de geliefde? God dank dat zoo iets bestaat. En met die dankbaarheid druk ik je tegen mij aan tot je ervan kraakt. Ik zoek je oogen, je lippen. Ik doe den sprong, Thea. Wij zijn een. Et dors bien maintenant ma petite Théa.

27 Maart, Woensdag.

Ton sorcier et magicien n'a pu dormir que deux heures. C'était à prévoir hier soir! Mijn gedachten zoemen als de bijen op een bloeiende heide in Juli. Dat zul je ook wel eens beluisterd hebben, dit duizendstemmige gerucht van 't leven, duizendstemmig echoënd in je hart; en zonder mij (regret infini) of ongeweten met mij gelijk ik ongeweten met jou: joie infinie. Al mijn gedachten zoemen naar jou, rond jou.

Waarom schreef ik je gisteren mijn morgengebed? Om je nauwer te naderen, geloof ik. Om mijn intiemste en verborgenste aan je over te leveren. Als psychologisch document. Identiteitskaart. Elken dag zeg ik de woorden van dat gebed langzaam, hun inhoud onderzoekend, en vorschend of ze exact zijn; dat is zeer nuttig; dit naspeuren brengt je reeds in verband met het Andere, het goddelijke. Het is zeer moeilijk een goed gebed te vinden.

Vannacht, onder de dekens (want ik herhaal mijn morgengebed als ik ga slapen, tusschen de lakens) merkte ik opeens dat ik het begin niet juist gecopieerd had uit mijn hoofd, en dat ik een heel stuk oversloeg.

Hier heb je het begin: Esprit de Lumière, esprit mon maître, esprit souverain, merci pour cette journée. Laisse-nous aller, Théa et moi, dans ta clarté vers ta lumière. Merci de nous avoir gardés, Théa et moi, pendant cette nuit. Garde-nous aussi, Théa et moi, pendant ce jour. Et écarte de moi et de Théa... (etc.)

Hier heb je 't overgeslagen stuk. Het volgt op: Envoie pour cette journée à Théa un rayon de mon amour:

Merci, Esprit de Lumière, esprit mon maître, esprit souverain, vie de ma vie, cœur de mon cœur, corps de mon corps, âme de mon âme, esprit de mon esprit. Mon bien suprême et unique; mon tout. Ma joie, ma force, mon amour; mon bonheur, mon salut; mon désir, mon élan; mon refuge, ma demeure; mon consolateur, ma consolation.

Apprends-moi et aide-moi à mieux te chercher et mieux te trouver.

Apprends-moi et aide-moi à mieux t'écouter et mieux t'entendre.

Apprends-moi et aide-moi à mieux te connaître et mieux te comprendre.

Apprends-moi et aide-moi à mieux t'obéir et mieux te servir.

Apprends-moi et aide-moi à mieux t'honorer, à mieux te vénérer, à mieux t'adorer, à mieux te glorifier.

Apprends-moi et aide-moi à mieux te prier.

Apprends-moi et aide-moi à mieux t'aimer, à t'aimer de plus en plus.

Apprends-moi et aide-moi à mettre en pratique cette prière, à en faire une réalité vivante de tous les instants; apprends-moi et aide-moi à mettre en harmonie avec cette prière mon être entier, ma vie entière.

Merci Esprit de Lumière, esprit mon maître, esprit souverain, merci. Pour tout [et] en tout je me mets avec Théa entre tes mains.

Het vervolg gelijk ik je gisteren schreef. Je hebt nu ongeveer de heele innerlijke Matthijs,

Tot altijd, Thea,

je Matthijs.

Vanochtend je brief van 23. Merci. A ce soir pour notre petit bavardage. Dadelijk eten we je beetwortelen. Gisteravond, terwijl ze kookten, heb ik, verzonken in je, ze bijna laten verbranden!! Maar ik kwam juist op tijd, en ze zullen lekker zijn! Geef me je lippen, liefste. Geef me je liefde.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA