MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460323 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 23 maart 1946

Zaterdag 23 Maart. '46

Op weg naar Rotterdam, om een deel van de Matth.-Passion te hooren onder Bertus' leiding, voel ik me een beetje eenzaam, omdat geen brief je (irreëel-reëel) aanwezig kon doen zijn. L'absence de l'aimé! Het is wel begrijpelijk, vind je niet, dat ik die minder voel dan jij, 1o omdat ik de lichamelijke verlangens niet heb en 2o omdat mijn brieven lang niet zoo verzadigend, niet zoo leegtes-opvullend zijn als de jouwe. (Die akelige trein schudt ontzettend) Vind jij mij eigenlijk in de eerste plaats intelligent? Het is me al een paar maal opgevallen, als je wat over me schreef, dat het "intelligent" voorop stond. Als ik je laatst in die queue schreef – waarover je je afvroeg hoe je 't uitleggen moest – dan was dat half uit liefheid omdat ik je niet een dag zonder brief wil laten zitten als 't eenigszins kan, en half omdat ik het zelf zoo prettig vind om met je te praten, je alles te vertellen en te antwoorden op wat jij zei. Onder alles door praat ik zoo 'n beetje den heelen dag met je, zooals jij dat ook doet met mij, hè? Noem je dat liefde? Ik denk wel dat iedereen dat eronder verstaat; ìk durf nooit mee te praten over dit onderwerp, omdat ik me er niet competent toe voel. Ik durf ook niet zeggen dat zij is, mijn liefde voor jou. Want zou zij zijn, wanneer de jouwe er niet was? Ik voel me volkomen vertrouwd met je, ik heb je nooit iets verzwegen en nooit iets een beetje anders voorgesteld dan ik het voelde – wat je zoo gauw moet doen met menschen die niet je eigen taal spreken. Ik heb al sedert jaren verlangd je mijn moeilijkheden toe te vertrouwen, ik stel me voor dat ik me ook als je me in je armen zult nemen veilig en vertrouwd zal voelen. Ik houd van en voel me verwant met je manier van het leven te beschouwen. Je uitingen van liefde vervullen me met een groot geluk. Zoolang ik je liefhebbende brieven krijg, verlang ik niet bepaald naar je nabij-zijn. Ik heb een wonderlijke verbondenheid met je via Pappie en Moeder. Ook natuurlijk zoomaar, al zijn wij verschillend van aard en temperament. Ziedaar een soort analyse van mijn liefde. Heb je hier wat aan? Is het overtuigend voor jou? Voor mij niet – Als ik het van een ander hoorde, zou het me overtuigen. Van mezelf doet 't het niet, omdat ik zonder proef op de som me "de Liefde" niet durf toekennen. En het feit dat ik geloof dat een mensch meerdere liefdes kan hebben, maakt me huiverig om over liefde te spreken. Ik begrijp nooit hoe de menschen dat zoo gemakkelijk kunnen doen. In jouw liefde voor mij geloof ik absoluut, dat is een heerlijk gevoel. Wat denk je nu van je roman? Is hij verworpen? Hoe kan je zeggen dat alles sluit als een bus, "elk détail onzer zes maanden"? Bewijst elk détail dat ik je niet lief heb? Mijn scepsis leeft voornamelijk in het abstracte, zooals je gezien hebt, in het concrete kan ik onmogelijk mijn niet-beminnen "sluitend-als-een-bus" bewezen vinden. Vanwaar mijn liefde voor je komt, waarop zij gebaseerd is? Op de verwantschap van onze trillingen, zou het niet? Waardoor je ze verdient? Dat is geen vraag. In ieder geval door je liefde, die voor mij overstelpend is. Waardoor verdien ik die? Dat is, geloof ik, de eeuwige vraag van minnenden. Vanwaar komt jouw liefde? Van de thuya? Waarop is zij gebaseerd? Op de verwantschap onzer trillingen?

Ik geloof nog altijd dat J. de liefde van Engeljan bemint, niet Engeljan. (ruw gezegd natuurlijk) Hun trillingen zijn naar mijn idee niet verwant genoeg. En zij merken dat niet <of: maar af en toe> door de kracht van hun aardsche liefde, die verbonden is met vriendschap en gemeenschap van belangstelling; dit samen is nog niet wat ik onder gelijkheid van zieletrillingen versta. Vind je niet dat ik gelijk heb? Of zeg ik het soms onduidelijk?

Ik ben Haarlem al voorbij op den terugweg. Het was in Rotterdam zoo krankzinnig vol, dat er eerst van zitten geen sprake was. Ik hing meer tusschen stinkende menschen dan ik stond. In gedachte heb ik maar tegen jou op gehangen!

Af en toe kijk ik eens naar die gekke crocusvelden. Het is niet mooi, vind je wel, het is meer komiek. Als alles bloeit, hyacinthen en tulpen kan het nog wel mooi zijn met al die kleuren. Dit is nu overwegend paars met wat geel en wit.

Ik vond het van Bertus heel goed. Hij deed het eenvoudig en lyrisch, zonder dat akelige opjutten van de koren van Mengelberg en zonder de koelheid van de Naardensche traditie. Het zou voor mijn smaak wel wat heftiger kunnen, maar dat ligt veel aan dien vervelenden Kloos, die altijd nog maar den Christus zingt. Dat deed hij in jouw tijd waarschijnlijk ook al? Of hij nu water en bloed zweet op Gethsemane of zegt waar de leerlingen het Paaschmaal moeten bereiden, het is allemaal hetzelfde gezalf. Ik ben erg blij voor Bertus dat hij het zoo goed beheerschte, want er hangt voor hem zoo vreeselijk veel van af. Hij heeft zoo ontzettend veel tegenwerking te overwinnen. Daarom ook, omdat het zoo'n geweldig evenement voor hem was en hij zoo èrg hard gewerkt heeft hierop, wilde ik graag mijn belangstelling toonen.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA