MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460322b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 22-23 maart 1946

22 Mrt. '46

Matthijs-lief, wat zeg je wel van het verdiepinkje? Mij lijkt het wonderlijk uit de lucht gevallen. Die oud-leerling van me op dat makelaarskantoor, waarover ik je schreef, die zei dat er geen kans was op zooiets als ik vroeg, heeft dit aangebracht. Ik verbaas me er een beetje over, want mijn ervaring leert me dat de dingen waar je iets voor doet meestal geen resultaat hebben en dat de oplossing heel onverwacht van een heel andere kant komt. Als je vindt dat ik het maar huren zal, dan wou ik probeeren Greet er tot 1 Aug. in te zetten – dat zou je ƒ25,- huur in de maand schelen (dat is wat zij betalen kan.)

Ik heb (We hebben) vanavond vreeselijk lekker gegeten met Maas Geesteranus in de stad, ik durf je niet te vertellen wat, want het is een schreeuwend contrast met je halve haring. Hoe moet ik jullie toch bijvoeden? Deed Roland maar wat! Is de margarine aangekomen? Ik hoop op het succes van mijn camouflage.

Vóór het eten hebben we de opening bijgewoond van de Belgische tentoonstelling, het pendant van de Ned. Schilderijen in Brussel: van v. Eyck Memling tot Rubens. Vreeselijk prachtig en heerlijk. Ik ben den laatsten tijd blij als ik naar een opening kan gaan, want op de openingsdagen is het tegenwoordig minder vol dan op gewone dagen; de menschen zijn toch blijkbaar nog zoo uitgehongerd naar kunst dat het tentoonstelling bezoek enorm is. En bovendien, als het niet vast staat: dan en dan tentoonstelling, dan kom ik er niet meer toe. Er is een heel mooie tentoonstelling van Fransche teekeningen, die ik dolgraag zou willen zien, maar ik zie het gebeuren dat ik er niet kom.

Het concert van Bernac gisteren was zalig. Niet salonnier hoor, heelemaal niet. Ik geloof zeker dat de radio voor zooiets niet voldoende is. Dit zingen is de natuurlijkste uiting van het gevoel; niet alleen alle zangers zouden zoo moeten zingen, maar de menschen zouden ook zoo moeten spreken, dan zouden er niet zooveel misverstanden zijn. Hij gaat niet zingen, hij gaat niet zijn stem gebruiken, hij gaat niet nu eens een lied voordragen, hij zingt geen noten en rusten – hij geeft een beeld, een afgerond, compleet beeld, van de eerste noot af in de juiste sfeer tot de laatste toe. Het is volmaakt en het is voor mij een reusachtig genot het te hooren. Je had Prison van Fauré moeten hooren! Laten de menschen daar maar queue voor maken, liever 3000 moesten het hooren dan 300. Er was geen zaal meer te krijgen, anders hadden ze zeker nog een volle zaal gehad; maar daarom hebben wij het bij ons georganiseerd, opdat ten minste 50 menschen er nog van konden genieten. Ze hebben het beide met de grootst mogelijke charme en eenvoud gedaan. De menschen mochten zoo’n beetje mee het programma kiezen en er was een allerplezierigste stemming. Heb ik je dat verteld dat we cadeaux voor hen hadden gekocht, omdat zij wegens deviezenvoorschriften geen honorarium konden ontvangen? Poulenc wilde bollen hebben voor zijn tuin en voor Bernac hebben we een engel van een schildpadden lepeldoosje kunnen krijgen met antieke moccalepeltjes – hij had namelijk zoo’n doosje bij de Sondaars gezien en was er wild van (dat schijnen ze in Frankrijk niet te kennen.) Die cadeaux waren een groot succes: J. bood ze aan onder de napraterij en dat gaf aanleiding tot allerlei grapjes en vriendelijkheden – het was echt reuze genoegelijk met hen. Van de queue hebben zij natuurlijk niets afgeweten, wat dacht je! Het was ook niet voor mezelf, ik kan overal in en J. had ook een kaart, het was voor een paar andere menschen (die door hun werk er niet heen konden). Het concert was n.l. eén van een abonnement en er waren maar iets van 40 plaatsen voor den verkoop over, zoodat je er als de kippen bij moest zijn.

Van het jaar 1910, heb ik wis en zeker gemerkt dat wij er nog in vertoeven; de meeste menschen overigens komen niet af van wat in hun ontvankelijkste jaren hun hobby is geweest. Ik vind Yvonne niet te feliciteeren met haar Bouche d’or! Nee, ik houd ook niet van de pianomuziek van Fauré en Dukas. Couperin ken ik heel slecht. Het is tegenwoordig zoo dat alleen clavecinisten die muziek spelen, en ik voel daar ook wel voor, het is op een piano niet zoo erg geslaagd, vind ik. De versieringen, die op een clavecimbel leuk zijn, omdat zij zoo lekker rammelen, zijn vervelend op een piano en je grijpt toch wel erg in als je er veel gaat aflaten. Ik ben wel erg dol op Bach – ik kan hem niet spelen en andere menschen kunnen hem ook niet spelen, maar er is zooveel teederheid in hem, waar ik vreeselijk veel van houd. (Wohlt. Kl. II fis, I cis! = A.D. Kyrie)1

Wat bedoelde je met (over de primula’s): "Ik had niemand om dit te vertellen toen. En nu ook niet!" Bedoelde je: niemand anders dan Thea? Wat wilde je daarmee zeggen? Bedoel je dat A. zich te veel teruggetrokken had dat je het haar kon zeggen? En dat zij er nu ook niet is? Of dat ik er niet ben? Ik kan je niet precies volgen daar. Het is misschien onbelangrijk, maar bij het overlezen daarnet was ’t me weer even onduidelijk als vanochtend.

Bijna middernacht, dit was nog een lange causette, je te dis "bonne nuit" v v

Zaterdag.

Geen brief vanochtend. Pauvre Théa. In den trein naar Rotterdam straks had je me zoo mooi kunnen gezelschap houden. Dan maar zoomaar of met een oude brief.

Peter's Schönberg gaat niet door – erg jammer voor hem. De stomme Schuurman, onder wien hij in den Haag en hier spelen zou, heeft geen tijd gehad het te bestudeeren. Dat had hij waarschijnlijk eenige weken geleden ook kunnen weten, nu stelt hij zijn solist plotseling voor het feit, hetgeen ik eens te meer een onmogelijkheid vind van dezen Frits. Peter komt hier pas Woensdag, weer een dag gewonnen.

Dag zachte, lieve, houd je voor omhelsd door je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Het thema van het Preludium gelijkt sterk op de melodie waarmee de solo tenor de Missa in die festo van Diepenbrock opent.