MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460318 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 18-19 maart 1946

's avonds 18 Maart '46

Lieve Matthijs, vanmiddag toen ik je schreef, had ik geen tijd goed op je brief in te gaan; daarom lees ik hem nu nog eens over en wil probeeren me zooveel mogelijk in je explosieven toestand te verplaatsen. Ik kan me zooiets heelemaal niet voorstellen. Wel kan ik met mijn hersens begrijpen dat er twee mogelijkheden zijn: de teederheid en de haat. Je schreef me eens, dat je normaliter een revolutionnair had moeten worden, maar dat je dat niet gewild had. Ik zie daarin overeenstemming: die andere, die behoefte aan haat heeft, wordt revolutionnair. Het is wel pitoyabel dat ik het juiste woord niet vind gewoonlijk "om het proces stop te zetten". Misschien dat ik het mondeling, in levenden lijve zou kunnen? Het zou zoo moeten zijn dat, als je 's avonds je ongelukkig voelde, altijd de brief van den volgenden morgen je weer tevreden maakte. Je vraagt of "het is zooals het moet"; dat geloof ik zeker niet – waarom zou een mensch periodiek "accessen van versombering" moeten hebben? Maar je hebt daar niet veel aan, om te weten dat het niet zoo moet. Als het nu eenmaal zoo is? Je kunt ook wel zeggen "ik moest niet zooveel rooken", dat leert een mensch ook niet af, en dat zou toch nog gemakkelijker af te leeren moeten zijn dan iets psychisch'. Ik heb het met Joanna vanavond over je aanklacht gehad. Eerst begreep zij het niet en vond dat je dan wel op alles en iedereen jaloersch kon zijn. Ik legde haar toen uit hoe het wel begrijpelijk is gezien uit den gezichtshoek van jouw eenzaamheid. En wij vroegen ons af hoe wij Peter van ons hadden kunnen afwentelen (hij heeft zichzelf niet geïnviteerd, het was de wensch van Greet en wij begrepen dat het ook zijn wensch moest zijn.) Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat het eenige wat wij hadden kunnen doen, was het odium op ons te laden van plotseling gek te zijn geworden, van geheel onverwacht ongastvrij en zelfzuchtig en gemakzuchtig te zijn geworden. Dat hadden wij kunnen doen, maar dat is niet zoo eenvoudig. Zooiets vol te houden tegenover iemand als Greet, die gewend is iederen dag op te bellen, is haast een onmogelijkheid. Op een goeden dag zou ik de ware reden los hebben moeten laten, en dat zou juist tegen Greet al heel idioot geklonken hebben, omdat zij immers stapelgek is op Peter en zich als zijn promise beschouwt, en zij niet jaloersch is dat hij bij ons komt logeeren! Zie je de verwikkeling? Kijk eens, als op den duur mijn leven zal moeten veranderen, die manier van leven om altijd iets voor anderen te doen, dan kan dat alleen maar op den duur gebeuren; dat is niet iets dat je van den eenen dag op den anderen kunt wijzigen en zeker niet zoolang jij er niet bent en zoolang jij geen argument bent voor de buitenwereld.

Ik schrijf dit allemaal om te zeggen dat het "sans raisons valables" onjuist is. Tu es seul – c'est exact. Tu en souffres – ça me fait de la peine (ik kon dat niet eens weten, want je had het nooit met zooveel woorden gezegd, integendeel, je sprak altijd over de 500 K.M. die er niet zooveel toe deden) maar je maakt het jezelf nog maar moeilijker door me wreed te noemen en in opstand tegen me te zijn. Ik ben als altijd, maar nu nog meer dan gewoon, erg verlangend naar je brief van morgen.

Nu over de radio. Ik vind ten eerste zoo'n kastje irritant van moderne leelijkheid. Dan vind ik ook het aan- en uitdraaien op ieder moment dat het je in den zin komt iets vreeselijks. En tenslotte: ik wil in de zaal zijn, ik wil in de atmosfeer van het geheel zijn opgenomen, ik wil ook naar de muziek toe gaan: het zitten op een stoel in je huiskamer en die muziek maar op je af laten komen, hindert me ook. Er zijn niet zoo heel veel dingen die je in Amsterdam mist, er komt haast wel alles; voor dat doodenkele ding dat niet hier komt, kan een radio dan wel nuttig en aangenaam zijn. Maar waarom geèn radio? Dat is onzin. Als jij er een hebben wil, vind ik het best – het is heelemaal niet zooiets als smakken en slurpen! Ik heb alleen nooit begrepen hoe de menschen daar zoo grif zooveel geld voor konden uitgeven.

Over dat huishouden vind ik je wel een beetje onpractisch, onpsychologisch zelfs. Stel je voor dat ik tegen je zuster, die 15 jaar ouder is dan ik en zwak en ziekelijk, zou zeggen: "hè Marie, wil jij de keuken even een beurt geven" of iets van dien aard. Dat is toch uitgesloten? Ik zou liever hebben dat je geen hekel had aan een vrouw die het huishoudelijke werk doet. Waarom is dat minderwaardig? Ik zou ook liever hebben dat je de dingen van practischen aard niet zoo idealistisch zag; niet alles in het leven gaat zooals het het prettigste zou zijn. Ik voor mij vind het plezieriger om daar niet de oogen voor te sluiten. Ik wil liever denken: "als Matthijs komt, zal het nog drukker worden en ik moet dus middelen beramen om het minder druk te krijgen, opdat dat er nog bij kan komen" dan om te zeggen: "het moet een kalm leventje worden en het zal een kalm leventje worden" terwijl dat toch een onmogelijkheid is, voorlopig althans, zoolang de Verhulststraat nog in mijn leven doorwerkt. Ik wil dat liever reëel zien. Ook dat "in-en uitloopen" is een weliswaar idyllische maar onreëele fantasie. Het is voor jou daar in je zalige vrijheid tè moeilijk om je een ander leven voor te stellen. Ik zal er ook niet verder over zeuren, want het zal je waarschijnlijk deprimeeren, het klinkt zoo negatief allemaal. Alleen nog dit: waarom zou ik ons leven regelen? samen lijkt me veel leuker en normaler. Meen intusschen niet dat ik je niet dankbaar ben voor je ridderlijke gevoel, dat alles op zijn heerlijkst voor me wenscht.

Over het tekort aan critici had ik niet met een bedoeling geschreven. Wel had ik bij mezelf bedacht hoe grappig het was dat er zoo gezocht wordt naar recensenten en dat, als de menschen wisten dat jij in aantocht bent, zij zich waarschijnlijk op je zouden smijten. Maar ik zie op het oogenblik niets dat geschikt zou zijn. Toch is het goed dat ik weet hoe je ertegenover staat.

Nu is het middernacht – ik heb op alles geantwoord en ga, vertrouwend dat de storm weer gezakt is bij je, vredig slapen, en mijn laatste gedachte zal zeker wel Matthijs zijn…

Dinsdag.

Zoo vervelend: het pakje dat ik voor je wegbracht, was te zwaar. Mijn weegschaal is niet zoo precies, dus doe ik altijd maar wat, en het leek me nu wel zwaar, maar ik hoopte dat het nog net zou lukken. Ik heb er op het postkantoor wat uitgedaan en toen was het nòg te zwaar. Toen kon ik er niet meer uithalen, want dan ging alles rammelen. Ik krijg toch den indruk dat er pakjes weggeraakt zijn: de spinazie en het broodje en een blikje smeersel voor op het brood. Jammer. Je brief van Dond.-Vrijdag heb ik nog niet gekregen, wel van Zaterdag, die ook nog om geduld vraagt. Nu moet ik tot Donderdag wachten om te weten of je weer in 't reine bent. Weet je dat in wat je Vrijdag in de schemering schreef voor het eerst het woord "verlangen" voorkomt? Als ik je wel eens zei dat ik dacht dat je het nog lang zou vinden, die 4 maanden, dan vroeg ik me af: is het wel zoo, want hij heeft nooit iets van verlangen geschreven. Je "kon 't aan" en noemde daardoor zeker het woord niet. En nu heeft Peter (die zich van niets bewust is) alles verstoord. Povero – Het lijkt me anders niets gek dat juist hij je verstoort. Met Bertus is er heelemaal nooit iets anders dan de beste kameraadschap geweest. Op Krop was ik wel eens verliefd, omdat hij iets vertrouwenwekkends in zijn lichaamsbouw heeft en zijn stille, nooit geuite verliefdheid van zoo zachten aard was; maar hij beschouwde me als ver boven zich en heeft zich daardoor waarschijnlijk nauwelijks iets gefantaseerd, en voor mij beteekent hij geestelijk niets. Zou niet Riha, als hij hier logeerde, je ook jaloersch maken? Op hem was ik vroeger verliefd, terwijl ik dat op Peter nooit geweest ben. Riha was ook verliefd op mij en misschien is Peter dat wel nooit geweest, dat weet ik niet precies. Het is de muziek die ons bindt en behalve dat ondervond hij mijn aanwezigheid als weldadig. Omgekeerd was dat totaal niet het geval, want ik vond hem aarts-vermoeiend. Maar wel boeiend.

Wat spijt het me van dien "onvoorzichtigen ruk"! Het is toch niet nog erger dan in December? Je zegt "ik heb nog nooit zoo iets meegemaakt". "Il faut que cela passe." C'est ça. N'en parlons plus.

Bij Donald is het ook vlug gegaan! Als 't maar niet een meisje is dat speculeert op zijn proviandeering. Maar ze hebben een reuze charme, de Wienerinnen, dat is zeker. Michaelowitz lijkt me plutôt Joodsch. Maar het zal wel vermengd zijn. Wat een Hochstapler-indruk maakt dat van Monnikendam! Bah.

Vandaag is het eindelijk zacht en de musschen zijn luid aan 't kwetteren. Jij hoort veel mooiere vogeltjes, die je verlangen aanwakkeren. Kom met je lippen op de mijne en zeg dat het weer goed is, aan je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA