MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460317 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 17-18 maart 1946

Zondagmiddag 5 uur

17 Mrt. '46

Lieve Matthijs, de Bernac-festiviteiten zijn nog niet afgeloopen, want ze (de beide vrienden) komen Donderdag nog een concert bij ons geven, en we moeten dus morgen weer meteen doorwerken aan de voorbereidselen, maar ik heb het gevoel dat ik nu even op mijn verhaal mag komen, voor ik aan mijn akelige stukkies moet gaan. J. is naar Utrecht vertrokken, ik zit heel rustig bij de kachel op het atelier, die nog brandt van het feest van gisterenavond. Onze ontvangst was in zekeren zin niet erg geslaagd, omdat er geen leuke menschen waren. Het concert was er een uit een abonnement en de zaal is met die abonnementen zoowat uitverkocht – er zijn dus nauwelijks plaatsen over om los te verkoopen – en zoodoende konden wij niet vantevoren al inviteeren, maar moesten we het er van laten afhangen wie op het concert was. En dat viel reuze tegen, het was een burgermanspubliek, waar zoowat niets geschikts bij was voor zoo'n napraterij. Wat dat betreft was het dus een sof. Maar Poulenc was weer druk aan het praten en deed eindeloos zotte verhalen en daar onze "consumptie" lekker was, kon je het zeker niet ongezellig noemen; wij geneerden ons alleen een beetje, en nogal erg, voor dat stelletje suffe Hollanders dat er zat.

Het concert was verrukkelijk, werkelijk heelemaal prachtig. Green van Debussy was om nooit te vergeten, en Secret van Fauré – die intieme dingen doet hij onvergelijkelijk, Bernac.

Vanochtend is hij J. komen les geven en hij wou dat ik erbij was, om J. bij het studeeren te kunnen controleeren. Het was reusachtig goed, zonde dat J. niet elken dag zoo'n les kan krijgen. Daarna hebben we Poulenc in de stad getroffen om samen te dejeuneeren; dat was heel gezellig. Zij tweeën en J. hadden toen nog een invitatie om ergens een kopje koffie te komen drinken, ik moest naar het abonnementsconcert (bij uitzondering, omdat Paul [Sanders] de stad uit is.) Ik heb niks gehoord den heelen middag – ik was natuurlijk erg moe, maar ik geloof toch wel dat het een erg mediocre muziekmakerij was. v. Beinum werd gehuldigd en er werd vreeselijk geklapt, allemaal vanwege die buitenlandsche reis – je kent dat spul. Ze speelden Haydn D no 96, zeker de zelfde die jij hoorde? Ik vond het ontzettend slecht, van "achter de schermen" geen sprake. Ze hebben in 7 dagen 6x gespeeld op hun tournee, zijn Vrijdag aangekomen, moesten Zaterdag in den Haag spelen en vandaag hier. Geen wonder dat ze moe zijn en er niets van terecht brengen; maar het publiek jubelt omdat er kransen hangen. Ik hoop dat ik een kort en zuur en toch niet al te venijnig (want dat vindt Paul niet prettig) stukkie kan produceeren. Over Bernac vind ik het moeilijker, want hoe volmaakter iets is, hoe minder een niet-lyricus erover zeggen kan. Ik zit onderwijl het overschot van de sandwiches op te eten. Straks moet ik nog de laatste afwasch-rommel liquideeren, het grootste deel heb ik vanochtend al kunnen doen. Als ik daar nu mee klaar was straks en ik schreef de stukjes en ik deed nog een klein waschje en je kwam dan aanzetten om een uur of acht – half negen, dan zouden we een gezellig avondje kunnen hebben samen! Ik ben benieuwd naar je brief van morgen. Ik heb zoo'n idee dat je nog wel één dag je kwaadheid doorgezet zult hebben; ik zou het tenminste erg knap vinden als je ze dadelijk weer kwijt was. Ik moet je nog zeggen dat ik Dinsdagavond en Woensdag me een beetje veraf van je gevoeld heb. Ik zei het je niet, omdat ik er geen enkele beteekenis aan hechtte, ik dacht: Woensdags is het begrijpelijk omdat er dan geen brief komt, en Dinsdagavond, nou ja. Toch vond ik dien Dinsdagavond wel vreemd en nu viel het me gisteren op dat jij me dien avond boos schreef; maar boos en veraf is nog niet hetzelfde. Het kan dus toch best toeval zijn geweest. Een beetje verdriet doet het me als ik wel eens iets van je lees dat den indruk wekt alsof je denkt met mij nog iets mooiers te zullen realiseeren dan met A. Het is heel moeilijk te analyseeren waarom me dat verdriet doet (ik bedoel een zin als deze: "zouden menschen elkaar zoo iets kunnen geven als die teedere, volle vredigheid"), ik geloof tenslotte dat het bescheidenheid is, dat ik het gênant vind een aandeel te zullen hebben in iets dat met een ander niet tot de zelfde hoogte was opgevoerd, ik wil dat van mezelf niet aannemen en kan dat ook niet aannemen. Als jij van jezelf verwacht met mij nog iets completers te zullen realiseeren dan met haar, dan vind ik dat heel wat anders, want jij hebt in je huwelijk al zooveel geleerd – zooals je me laatst ook zei. Ik daarentegen moet nog alles leeren. Weliswaar heb ik, doordat ik zooveel ouder ben dan toen A. trouwde, meer gezien van het leven, meer nagedacht, meer doorgemaakt. Dat heb ik voòr. Maar daar staat tegenover dat zij die enorme liefde had, die uitsluitend op jou gerichte liefde, waarmee ik helaas niet concurreeren kan. Ik zeg "helaas", niet omdat ik het naar vind dat zij mij overtreft, maar omdat ik het betreur dat ik zoo ben als ik ben. Als ik gisteren schreef: "ik hoop wel dat wij die teedere, volle vredigheid zullen hebben", en nu dìt, dan neem ik dat van gisteren heelemaal niet terug, ik hoòp het, ik heb een enorm vertrouwen in jou en ik doe mijn best ook vertrouwen in mezelf te hebben, ik neem het dus niet terug, maar het zou me nog liever zijn te denken dat je datzelfde wat het zingen van die vogels je zei ook al met A. had gehad. – Onder het schrijven heb ik het gevoel dat je dit vreemd zult vinden. Ik kan er niets aan doen, ik geef precies mijn reactie zooals ik die voelde, onbestemd voelde, bij het lezen van die passage (en zooiets had ik eerder ook al wel eens gehad).

Nu ik je brief nog eens over gelezen heb, zie ik nog een paar kleinigheden om recht te zetten. Je doet alsof ik door Peter te inviteeren geen rekening met J. heb gehouden. Dat bestaat niet bij ons. Ik heb hem geschreven, omdat hij nu eenmaal mijn afdeeling is, maar J. en ik doen nooit iets (afgezien de Engeljan-geschiedenis; in het begin, want later loopt zooiets en is het geen kwestie meer van beslissingen nemen) waarover we het niet eens zijn. En heel zeker zou ik nooit iets doen wat zij niet zou willen, ik heb haar als oudste altijd de prioriteit gelaten in ons "gezin", ook al omdat ik me gemakkelijker schik dan zij. Zij weet dat niet, maar het is toch zoo. Haar te verlaten voor jou, iets te doen dus waarin haar wensch niet den voorrang heeft (natuurlijk houdt zij mij liever dan dat zij mij afstaat, al is ze jou ook nog zoo sympathiek gezind), kost me de grootst mogelijke moeite. Het was dus in volledige overeenstemming dat J. en ik besloten Peter te inviteeren. Intusschen is zijn verblijf al weer afgebrokkeld, want hij moet, vóór hij 7 April in Brussel moet zijn, nog naar Londen terug, hij zal dus maar hier zijn van 26 – 4. En troost je, we zullen elkaar nooit anders dan in haast zien! (Voor deze ééne keer zou de drukte dus heilzaam zijn!)

Verder wilde ik nog zeggen dat "reclameeren" een woord van Moeder was dat zij bij wijze van grapje gebruikte; ik heb er niet aan gedacht dat voor een ander dat accent er niet uit te lezen viel.

Het is intusschen 8 uur geworden en ik heb de stukjes nog niet geschreven. Greet is er even geweest en er werd een paar maal getelephoneerd en ik heb aan jou veel langer geschreven dan ik dacht. Op het moment dus dat je zou komen, moet ik juist afscheid van je nemen… Quelle pitié!

Daar valt me te binnen: gisteren is er bericht gekomen dat de vergunning verkregen is voor de f 200,- Zouden ze weer op 5 April aankomen?

½ 10

De stukkies zijn af. God zij gedankt, dat is weer voorbij, ik had er vandaag zoo heelemaal geen zin in. Ik moet ze nog even bij iemand hier in de buurt in de bus gaan stoppen, en dan ga ik ijlings naar bed, even aandachtig Donne-moi l'amour zeggen en dan slapen – ik ben reuze moe. Goede nacht alvast, mijn lieve omzinger, omhuller met liefde, je bent niet veraf nu.

Maandag

Povero! Ja, ik was al bang dat je Donderdag geen brief zou krijgen, omdat die van Maandag al Woensdag aankwam. In dien volgenden brief zat, geloof ik, het briefje van Peter; ik kan er geen peil op trekken of je dat nog meer zal opwinden of juist kalmeeren. Ik moet er een beetje om lachen dat J. nu als autoriteit moet gelden, terwijl het anders altijd "approximatief" of "te menschelijk" was wat zij vond! Maar ik begrijp het wel, lieve jaloerscherd, lieve afgunsteling, dat het moeilijk voor je is, vreeselijk moeilijk om zoo alleen te zijn. Ik vond het altijd zoo flink dat je nooit iets schreef van verlangen of alleen-zijn of het-niet-goed-kunnen-uithouden. Als de toestanden normaal waren, kwam ik even met Paschen, maar zooals het nu is, krijg ik het onmogelijk voor elkaar. Het is op het bureau voor de passen een krankzinnige situatie: honderden per dag vragen een pas aan omdat je zonder visum naar België kunt. En de ordre de mission, die ik door protectie moet krijgen, kan ik niet 2x gaan vragen. Zeg Matthijs, het Diepenbrock-feest gaat niet door! H.E. heeft nu begrepen dat het niet kan allemaal, dat vooral het koor nooit klaar komt met het instudeeren, en nu heeft hij alles afgezegd! Zoodat er nu in Amsterdam totaal geen Diepenbrock-herdenking is – wat ik het andere uiterste vind. Maar jij bent van dat probleem dus alweer verlost. Van Beinum beweert dat hij in het volgend seizoen alle werken op de abonn. concerten wil uitvoeren. Dan gaan we dus toch samen luisteren. Lijkt je dat niet heerlijk? Van Sanders is het een gemakzuchtig antwoord. Zoo ontslaan de menschen zich van verantwoordelijkheden. J. en ik hebben het anders geleerd van Moeder en hebben het daarom zoo druk. Un baiser sur tes lèvres, très matériellement, je le sens, ce baiser,

ta Théa

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA