MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460228 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 28 februari 1946

28 Febr. '46

Liefste Matthijs, het zal maar kort zijn vandaag: we gaan vanmiddag naar Katwijk en hebben tot nu toe (11.45) gestudeerd. Ik zit nu op het atelier zalig in de zon en hoop dat ik even met rust gelaten word. Gisteren heb ik niet, zooals alle andere avonden, in bed nog aan je geschreven: er was geen brief van je om over te mediteeren en ik had niets vertellenswaardigs beleefd. Als ik naar een concert ben geweest, schrijf ik het stukkie gewoonlijk ook in bed, omdat we dan samen naar boven kunnen gaan, J. en ik; we drinken thee als ik thuis kom en eten een paar boterhammen, en dan is het voor J. natuurlijk plezieriger als we maar meteen opbreken. Vroeger schreef ik de stukjes zóó vlug dat ze er nauwelijks op hoefde te wachten, maar nu ze zoo kort moeten zijn is het veel moeilijker en ben ik meestal ruim een half uur bezig. Ik bedoel maar te zeggen dat ik dan pen en inkt dus toch bij me heb en het gezellig vind om nog met jou te wauwelen, terwijl het, als ik geèn stukkie te schrijven heb, minder voor de hand ligt en ik de boel dan ook stiekum mee naar boven moet nemen. Dikwijls doè ik dat, omdat ik dikwijls veel op ’t hart had (wat een gekke constructie is dat, die tegenw. en verleden tijd), maar gisteren had ik het gevoel dat we "in 't reine" waren. En uit je brief van vanmorgen (Zondag) blijkt dat dat ook zoo is. Hij is een antwoord op de laatste vragen die ik je gisteren nog stelde, een bevestiging van de gedachte dat het alleen om Josquin ging bij A. Bij jou is er een eigenaardige dooreenmengeling van bewust en onbewust geweest in die drie jaar. Want als je zegt dat je iets gesmoord hebt, dan was je je vagelijk van iets bewust, maar je hield het met je wil dusdanig onder, dat het je bewustzijnslaag niet bereikte. Hier komt de vraag te liggen of dat schuldig is of niet. Met je wil alles doen om een niet bevredigbare neiging onder te houden is natuurlijk goed. Maar verkeerd is het misschien om niet met zoodanige scherpte in je zelf te kijken dat je die neiging niet bedwingt, maar overwint. "Als uw oog u ergert, ruk het uit." Je kunt je "ergernis" ook afwijzen, je niet willen bekennen, maar dat is niet de radicale eisch, die Christus stelt. Dit is de dualiteit. Ik denk wel dat ons Ik geoordeeld zal worden en niet ons Hij. Maar zouden wij niet zooveel mogelijk die twee tot elkaar moeten brengen? Omdat er anders altijd kans is dat ons Ik zich achter ons Hij verschuilt?

Dag liefste, mijn tijdje is om. Zou ik je "achter de schermen" kunnen volgen? Kan je lezer je volgen? Je bent op het terrein van den scheppenden kunstenaar, alle kans dat niemand mee kan! Ik kan ze me ook niet voorstellen, je apocalyptische gewaarwordingen.

Bijgaande Fritz is de c.d.f. vriend. Fritz is wel het nec plus ultra van een vreeselijken naam, vind je niet? Zijn briefje is weer totaal nietszeggend – uit het kamp waren ze allemaal zoo – maar ik vind er wel een mooie soberheid in om niet te klagen over die zes vreeselijke jaren die achter hem liggen en zoo beheerscht te klagen over zijn duistere toekomst.

t. à t. Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA