MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460227 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 27-28 februari 1946

Louveciennes

27 Febr. 1946

's avonds

Thea, liefste,

op 't kantje van afgestompt. Je hermiet vindt geen invocatie voor zijn lieve vrouwe. Chostakowitz [lees: Sjostakovitsj] heeft me met een ostinato der roertrom het harlekijnsch martiale hoofd-thema van 't eerste deel zijner zevende symphonie (Leningrad) in den kop gehamerd, waar 't na de drie verdere deelen gehoord te hebben, nog burgerlijk-proletarisch rondparadeert. Alweer een reuze-werk dat je kennen moet, anders ben je achterlijk, en waarbij je niets verliest als je 't niet kent. Je zou zweren bij de 88 toonen van ons klavier dat muziek waar je te veel van hebt de eenige is welke op de wereld nog gecomponeerd wordt. Allemaal thema's, motieven, accoorden, modulaties, rythmen waarvan ik geen enkele zou durven kiezen voor eigen gebruik. Die me reeds beu maakten alvorens Chostakowitz ze nam. Want ik wist ze van buiten. Je hebt ze voor 't oprapen als je maar even fantaseert hoe een ander 't doet wanneer hij in de snaren grijpt. In 't soldateske te veel plastiek, in 't lyrische te weinig. Soms ook omgekeerd. Dat komt op 't zelfde neer. Altijd te geef en te grabbel. Wanneer je zoo'n gewerveld of ongewerveld idee te pakken hebt, 't vooral niet loslaten. Hoe houdt de kerel 't uit als hij 't schrijft, dacht ik bij mezelf onder een van die langdradigheden. Dat kun je gewoon niet begrijpen. Ik ging nog liever met mijn grooten teen zitten spelen als een Indische fakir dan me zoo te verdijen voor een notenbalk. En al raadt je van te voren wat het zijn zal, toch stelt 't je weer te leur. Want je hebt nooit graag dat je slechte vermoedens bevestigd worden. Je bent niet zoo'n erge pessimist. Je koestert vertrouwen in 't menschdom. Hoe dikwijls heb ik gepeinsd, tijdens den oorlog, terwijl we 's avonds naar de radio van Londen luisterden waar ze 't hadden over die symphonie, gecomponeerd onder de kanonnen en de bommen: "dat moet grandioos zijn; dat zou ik willen hooren!" Ik geloof zelfs dat ik er jaloersch op was. En nu heb ik het gehoord! Terwijl ik je dit afwauwel ben ik dat hoofd-thema eerste deel goddank kwijtgeraakt. Homeopathie. Maar ik durf wedden dat 't weer voor den dag komt als ik er 't minst aan denk.

Daar valt me opeens te binnen: vreemd, als ik op mijn twaalfde jaar niet door een klein toeval ziek was geworden, dan was er een nijvere smid uit me gegroeid die zich nooit om muziek zou bekommerd hebben, en dan zat ik je nu niet te schrijven. En als die oom van me, toen ik aan dat vliegwiel te draaien hing, de machine per ongeluk had stopgezet, in plaats van haar in zijn schrik harder te laten loopen, dan was ik met mijn hoofd of met mijn beenen te pletter geslagen, en ook als "de Kromme" (hij heette Dorus Roks!) me niet had vastgegrepen, want ik zou onvermijdelijk omlaag hebben moeten zakken zoodra de beweging van het wiel vertraagde; en dan had ik me evenmin met muziek bemoeid, en dan zat ik je ook niet te schrijven! Zoo heb ik verschillende keeren in mijn leven de providentie aan 't werk gezien. Er zijn mij altijd dozijnen dingen gebeurd buiten mij om. Het is vervoerend en griezelig tegelijk om daar achteraf op terug te kijken. Hoe dikwijls heeft 't een haartje gescheeld! En altijd buiten me om. Alsof iemand je aan de hand leidt. En lange jaren ben je niet nieuwsgierig naar het doel. Je merkt niets. Maar dan zie je opeens. Je staat opeens als in een wonder, en je vraagt je af, verrukt en ontsteld: Waar word ik heen gebracht?

Je t'aime, ma Théa. Ik zal lief voor je zijn. Een kus op je oogen. Slaap wel.

28 Febr. Donderdag

Vanochtend je drie brieven van 22 en 24, met al de schertsende en ernstige teederheid van je hart. Ik begrijp 't, liefste. Graag een zoen op je neus en je toestoppen. Maar denk je niet dat ik bij je had willen kruipen? Ik wel!

Mijn zonderlinge afmatting der laatste tien dagen is sinds gisteren geheel voorbij. Februari ook. Ik heb nooit gehouden van die maand. Ik heb zoo'n idee, wanneer het ter-wereld-komen drie dagen duurt, dat die worsteling de somberste indrukken moet achterlaten bij het kind. Misschien is 't dat, waartegen ik me altijd heb moeten verweren. Er is echter geen Februari welke ik zoo goed doorkwam, en waarop ik met zooveel genoegen, kalmte, verkwikking, vrede en geluk terugzie als op de Februari van dit jaar. Dank zij jou, die ik aan mijn hart draag. Je bent elken dag een oorzaak en oorsprong voor me geweest van moed, vreugde, verrukking.

Het is bijna twee uur. Ik heb me tot wet gesteld (en hoop me eraan te kunnen houden!) om iederen morgen een pagina te potlooden van ± 400 woorden. Anders kom ik niet klaar. Vin-je 't goed? Het redigeeren van definities vergt veel zorg en oplettendheid. En ik ben voortdurend te midden van definities. Ik kan er niet vanaf komen. Zooiets alsof ik een wetboek samenzet. Het passionneert me ondanks mezelf. Maar je moet met je verbeelding in den kern, in het moment zijn eener lang vervlogen werkelijkheid en die verbeelding moet accoord gaan met de feiten en met de innerlijke drijfveer achter de feiten. Dat eischt een eigenaardige inspanning, dit soort van contact.

's middags.

Je lekkere havermout! Dezen ochtend was de post een uur over tijd. Ik had me al geschikt in de leegte. Maar ik kon niet laten bij tusschenpozen te gaan kijken. Den vierden keer was er een witte vlek tegen de poort. Onverhoopt en toch gehoopt. C'était un grand plaisir cette tache blanche.

Sinds je mij het programma stuurde der Diepenbrock-feesten van Juni heb ik me al menigmaal afgevraagd wat te doen. Ik aarzel. Ik zou ze natuurlijk gaarne bijwonen. Maar ik zou ook willen, ik vind het bijna noodzakelijk, dat het eerste samenzijn tusschen jou en mij, waarvan zooveel afhangt, gebeurt zonder die voor jou en mij onontkomelijke verstrooidheid door een menigte menschen, door de preoccupatie der concerten, door de irritatie wellicht van sommige uitvoeringen, en door allen verderen rompslomp welke aan zulke feesten onafscheidelijk verbonden is. Wij zouden onze liefde in die ambiance onmogelijk de kleur, het timbre kunnen laten welke zij nu heeft. Wij zouden nauwlijks een kwartier tijd voor elkaar hebben, want jij zult stellig een massa te regelen hebben. Wij zouden onophoudelijk in 't openbaar zijn, en wij zouden ons in dat openbaar moeten gedragen als twee menschen die elkaar wel goed kennen maar overigens niets met elkaar te maken hebben. Die verstrooiingen, die beperkingen kunnen wij wel dragen, die comedie kunnen wij desnoods wel spelen. Maar toch voel ik dat 't zoo niet hoort. Het druischt tegen iets in bij me. Ik vind 't wel noodig, en zeker zal 't goed zijn, dat we gedurende de eerste dagen, welke wij in elkaars nabijheid doorbrengen, ons geheel kunnen geven, wijden aan elkander, zonder distracties, zonder een menigte beslommeringen. En niet dat ik onmiddellijk tot uitbundigheden zou willen overgaan; dit begrijp je wel. Maar al hebben we elkaar veel geschreven, we hebben elkaar zonder twijfel nog een en ander te vertellen; we hebben vooral het geschrevene aan elkaar te toetsen; en 't zal veel beter zijn dunkt me als die verificatie ongestoord geschiedt. Terwijl wij er met ons heele hoofd en met ons heele hart bij zijn. Ik denk ook: De muziek van Diepenbrock zal ik later nog dikwijls terugzien; doch zoo'n eerste samenzijn dat komt maar ééns.

Ik heb dat allemaal reeds dikwijls overwogen, die verplaatsing onzer magische, mystieke intimiteit naar de zaal van 't Concertgebouw en te midden van een publiek. Geef jij nu jouw opinie. De reis en de kleeding zijn een bezwaar, doch niet 't voornaamste. De moeilijkheid is voor mij dat wij in den geest (in mijn geest ten minste) reeds man en vrouw zijn, zonder dat wij van die eenheid ook nog maar iets gerealiseerd hebben in de werkelijkheid. Ik zou dat realiseeren willen laten gebeuren in denzelfden stijl van kalmte, rust, orde, en als 't kan poëzie. Maar nu jij.

Ik had ook wel gedacht dat je Donald eenige groeten voor Weenen wilde meegeven. Doch ik kreeg geen gelegenheid je zijn vertrek te melden. Bij de militairen is 't altijd 't zelfde; eerst weken-lang getreuzel, besluiteloosheid, paperasserij en dan plotseling alles holderdebolder. Ik heb zijn adres nog niet. Zoo gauw ik 't weet zal ik hem schrijven. Het zal hem vast plezier doen. Maar 't schijnt dat de correspondentie van hier naar Weenen nog 2 à 3 weken sukkelt. Ik vond 't wel prettig dat hij naar jouw Ville d'adoption ging.

Sinds vanmorgen sneeuwt 't hier. Vervelend dat lek in je dak. Als ik er was repareerde ik het provisorisch!

Ik ben blij dat je deze heele week brieven van me ontvangt die je vertrouwen bevestigen.

Over het toernooi tusschen Thea en mij hebben wij 't nog wel.

Ik moet nu naar de post wegens die drommelsche eenige buslichting midden op den dag.

Niet eens tijd om in te schakelen.

Maar mijn hart dankt je voor je teederheid en voor 't vertrouwen

in je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA