MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460224b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 24-25 februari 1946

24 Febr. 46

Mon cher Souverain, après avoir fini mes deux "stukkies" je m’adresse à Vous en sollicitant Uwe welwillende wenschen voor een goede nacht, hieraan het verzoek toevoegende Uw avondgebed gemeenschappelijk met mij te willen verrichten, en, indien Uwe goedheid zoo ver zou willen gaan, mij te willen onderstoppen en een zoentje op mijn neus te geven.

Mijn verzoek ingewilligd zijnde, dank ik U uit heel mijn hart – merci, merci, merci.

Maandag

Cher souverain, ik voel me vreeselijk opgelucht en gelukkig over je brief van vanochtend. Het is, dunkt me, nog geen antwoord op mijn ergste brief, maar als je nu zoo reageert, zul je over een paar dagen wel niet anders zijn. Niet heelemaal in je sas zijn, dat is zoo erg niet, maar J. heeft dan toch geen gelijk gehad dat ik ver over de streep was gegaan van wat je een mensch kunt aandoen.

Dat toernooi tusschen jou en A. is zeker grootsch; dat heele leven van jullie tweeën is merkwaardig grootsch geweest. Maar waarom wilde zij jullie beider liefde vernietigen? Blijft dit onverklaarbaar?

Ik zal mijn best doen te kampen tegen de kleinmoedigheid. In God en in jou kan ik vertrouwen hebben, maar in mezelf is het moeilijk, en zoo min we iets kunnen zonder God’s hulp, zoomin kunnen we het zonder onze eigen kracht; ik bedoel, het is niet heelemaal voldoende om vertrouwen op God te hebben, of toch wel? Zal Hij mij per se de kracht wel geven, die ik noodig heb, als ik er maar op vertrouw? Eigenlijk wel, hè? Het is met een zwak lichaam en een zwak zenuwgestel moeilijk om altijd moedig te zijn. En als je dan ook nog zoo dikwijls constateert dat je moreele krachten nog maar een pieter beetje waard zijn. – Ik zou niet weten welke triomfen ik achter den rug had om kracht uit te putten. Maar ik zal mijn best doen.

Hoe lief van je om niet boos te zijn. Na deze vuurproef kan ons niet veel meer gebeuren, zou ik denken, we zijn nu wel zoo aan elkaar geklonken dat perturbaties als b.v. die van Dec. niet meer kunnen voorkomen, geloof je ook niet? Innig dank ik je voor de manier waarop je dit aangekund hebt, voor je onafgebroken teederheid. Als ik in je armen lag nu, zou ik tranen in mijn oogen hebben ― zou je die begrijpen?

Met een opgehelderd gemoed

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA