MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460222b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 22-23 februari 1946

22 Febr. '46

Lieve Matthijs, ik heb den heelen dag met een looden hart rondgeloopen, me afvragend of je verdriet had door je vele afscheiden en mijn ontleedmes. Om een uur of 5 had ik de idiote hoop dat de post misschien nòg wat van je brengen zou – wat een onmogelijkheid was, want een brief van Woensdag komt niet al op Vrijdag aan (behalve die eene keer toen je "vlug, vlug" had geschreven). In arren moede ben ik toen maar een pakje voor je gaan maken, hoewel ik er net dezer dagen pas een verstuurd had. Vanavond moest ik enkele menschen spreken en heb me daarmee tijdelijk kunnen verdooven. Wat een boete om niet te kunnen opbellen en een weeklang in zorg te moeten zijn over je stemming! – Ik kan dat niet beoordeelen of je gelijk hebt dat "de echos van je fout A.'s leven verwoest hebben"; ik kan het me haast niet voorstellen, want na de eerste moeilijke jaren waren er toch geen echos meer of àls ze er waren dan lag het aan Anny, die niet de kracht had tot een absoluut vertrouwen (als gevolg van jeugdindrukken, zooals je me zei). Heeft je liefde haar dan niet gelukkig gemaakt? Ik dacht van wel. Zij maakte toch ook een gelukkigen indruk. Maar laat ik dit nu laten rusten – Doe samen met me je avondgebed, wil je? Ik lig op mijn knieën:

Donne-moi l'amour et que je me fasse rien et que je me pense rien contre l'amour, ni sans l'amour.

Amen.

Zaterdag.

Wat heb je lief geschreven nog eens over "het geval". Met een sterken ondergrond van melancholie, maar zonder irritatie jegens mij, die je uit je voegen bracht. Juist die melancholie is me dierbaar, die had ik de vorige keeren, als je erover schreef, een beetje gemist; er was haast iets triomphantelijks in je toon soms – als ik dat zoo zeggen mag – en daar kon ik het niet mee eens zijn. "De schalen der balans" hooren ook tot mijn gedachtengang. Daar moeten we het van den zomer nog maar eens over hebben en misschien samen eens een stukje in Azaïs lezen.

Christianus, natuurlijk. Ik aarzelde al, maar ik zag er tegen op om in die over de 100 brieven van dezen herfst en winter te gaan zoeken naar die ééne waarin je de namen schreef. Naar den leeftijd van je dochter heb ik maar gegist. Wat vreemd dat zij je niet gewoon vertelt wat haar plannen zijn.

Liefste Matthijs, vazal kan ik toch niet over mijn lippen krijgen. Jij mijn souverein en ik je suzeraine, dat lijkt me mooi. Wat de gehoorzaamheid betreft, volgens de Kerk is de suzeraine die aan den souverein verschuldigd, maar niets let ons om haar wederkeerig te maken, vind je wel?

Mon souverain, je t'aime – en ik wil je hart nooit meer onhelder maken –

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA