MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460211 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 11-12 februari 1946

Maandag, 11 Febr. '46

Lieve Matthijs-lief, vandaag weer ochtend- èn middagpost uit L. wegens het vasten van Zaterdag. Ik heb er niets tegen! Elken dag twee zou me ook welkom zijn. Een schandelijke veelvraat wordt een mensch "in love". Wat heb ik geschreven dat me je zooveel directer-aanwezig maakt? Gek dat ik dat niet meer weet. En gek ook dat ik nog 1000x aanweziger kan worden – want ik dacht dat ik al heel aardig aanwezig wàs! Zoo zie je hoe licht een mensch zich verkeerde voorstellingen maakt… Pas op Matthijs, ik ben aan ’t flauw-doen, loop er niet in. In den "ingeschakelden stroom" kan ik me niet vergissen, want jouw lyriek loopt direct van het gemoed naar de pen. Je hebt ook menschen die schrijven: "Hoe maak je het? Mij gaat het goed. Nu ga ik weer eens uitscheiden. Wees hartelijk omhelsd." Zoo’n vrijer maakt het zijn beminde moeilijker, vind je niet? Zeg, was je op dat meisje in de gaarkeuken niet verliefd? Je wilde niet, omdat zij al een vrijer had, maar au fond was je het misschien. Dàt vind ik ook prachtig, die glans. Een heel enkele keer zie je het eens. Je zuster zou zoo hebben kunnen zijn. Wat is haar geheim? Weet jij het? Heeft zij van iemand gehouden? Ik geloof dat er een grande amoureuse aan haar verloren is gegaan. Ik dank je wel voor de ons toegedachte schoenen en hempjes. Ik ben benieuwd of ze durft komen! Waarom dacht je dat ik geprikkeld was door je vraag om eten? Dat is heelemaal niet het geval. Ik heb zeker erg zakelijk daarover geschreven –, mijn beetje lyriek verdwijnt gauw in mijn practische huisvrouwelijkheid – maar ik denk aldoor heel gezellig aan wat ik de volgende keeren sturen zal en bekijk uitvoerig de etalages, speurende naar bonlooze, practische, goed-verstuurbare zaken.

Van Donald is het heel grappig, èn touchant. Ik ben benieuwd wat hij nu gaat ondernemen.

Lieveling, het spijt me dat ik het je moeilijk heb gemaakt met sommige vragen te stellen. Ik heb daar niet aan gedacht. Ik heb wel gemerkt dat je bezig bent je gevoel voor mij heelemaal te laten prevaleeren boven het andere, maar ik meende je daarin niet te moeten versterken. De geringste ontrouw jegens een oud gevoel is mij onaangenaam. Als ik Joanna zal moeten verlaten voor jou, zal ik een duister moordenaarsgevoel over me hebben. Niet dat ik haar erdoor vermoord, dat begrijp je wel, en niet dat zìj het zoo voelt (want zij is vol innige verteedering over mij-en-jou), het is mijn eigen overgehaalde drang om trouw te zijn. Ik voor mij had liever gehad dat je nièt het zijpaadje had genomen, van Marly komende. Ik ben niet in het geringste jaloersch. Wel van aanleg, maar ik zie hier geen aanleiding. Ik kan toch niet verwachten dat ik voor een man van 57 de eerste ben. En ìk ben het nu toch, die je "centrum" ben, je hèbt immers het zijpaadje genomen – waar zou ik dan jaloersch op zijn? Ik heb eerder een gevoel van beschaming: welk recht heb ik op dat zijpaadje? Wat heb ik te stellen tegenover de langdurige, onverminderd vurige liefde van Anny? En geef je me niet al oneindig veel, mag niet de herinnering aan haar overblijven in je hart? In het mijne blijven ook Pappie en Moeder en Joanna aanwezig; in dien zin, mathematisch uitgerekend, kan ik niet alles geven en ik verwacht dat ook van jou niet. Maak ik het je nu wéér moeilijk?

Dat van Le Balcon snijdt me door de ziel. Of begrijp ik het verkeerd? Toen je haar die opdracht stuurde, had zij er toen om gevraagd, of deed je het uit jezelf? Waarom heeft zij het niet willen lezen? Dat is voor mij met het afstand-doen niet voldoende verklaard. Jij moet er niets van begrepen hebben, niets wetende van haar afstand-doen. Wat vreemd is dat allemaal. O Matthijs, hebben wij misdaan? Ik ook? Je zei laatst eens, dat ik altijd koel was gebleven in mijn uitingen; dat was wel zoo, koel, tot op zekere hoogte, maar wel intiem en heel hartelijk. Weet je nog dat ik eens schreef – dat valt me nu te binnen – dat ik me van de 4e symphonie iets voor kon stellen, maar dat ik het verdrietige gevoel had (ik meen dat ik iets dergelijks zei) van heelemaal buiten de 5de te staan. Dat was toch wel erg intiem, kon toch misschien niet door de beugel. – Als je het beter vindt hier niet meer in te woelen, probeer dan maar te vergeten wat hier staat.

Weet je dat je, als je "ingeschakeld" hebt, dikwijls een beetje grooter en wat minder vloeiend schrijft?

Dinsdag.

Zooeven is je zuster er geweest met prachtige schoenen, voor ons te klein, maar uitstekend als ruilmateriaal, en nieuwe wollen hempjes. Ik had hoop dat ik haar kon helpen, met de schoenen, die ik uit Zwitserland had gekregen en die mij te klein zijn; maar ze zijn haar te groot. De stakker zit weer in de kou, zulke kleine klanten worden nooit dadelijk bediend door den kolenhandelaar, dat is altijd weer hetzelfde. Als ik een man met hout tegenkom, zal ik haar een partijtje sturen. De rheumatiek schijnt nog heel erg te zijn. Ik had graag gehad dat zij weer eens kwam naaien – er liggen eindelooze stapels – maar die handen schijnen te pijnlijk te zijn. En die goeierd heeft je weer een verrukkelijk pak gezonden! Ik wou haar wat teruggeven van wat het gekost had, maar ze wilde absoluut niet. "Waar haalt ze het geld vandaan?" Die eerste keer zat er geen melkpoeder in, zei ze – wat kan dat dan geweest zijn?

Intusschen is de kolenman er geweest! Ik verwachtte hem heelemaal niet, wist niet eens dat ik nog te goed had – wij hebben n.l. extra-rantsoenen gekregen voor leskamer en hadden dus nog voorraad – en nu kon ik meteen een mud naar haar laten brengen. Leuk hè?

Zeer deprimeerend bericht heb ik gekregen betreffende de mogelijkheid van een kamer voor je. Ik had bedacht dat ik een oud-leerling had zitten op een makelaarskantoor, dat speciaal huizen in de oude stad heeft. Ik belde haar op en zij zei dadelijk dat het hopeloos was. "Ik ken die wenschen", zei ze, maar daar kunnen we al sinds jaren niet meer aan voldoen en er is ook heelemaal geen kijk op dat er iets los komt van dien aard." Daar zat ik. Nu heb ik er ook nog met een bovengedoken Joodschen antiquair, die op de Amstel woont, over gesproken. Hij kwam toevallig aan met een verzoek – hij is een leuke man, spreekt zwaar Friesch accent – en toen dacht ik: hij kan ook wel wat voor mij doen. Hij was er niet zoo hopeloos over, maar dat zegt niets, want hij is een optimist. Amo, amas, amamus. Daàg, je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA