MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460207a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 7 februari 1946

7 Febr. 1946

Lieve Matthijs, gisteren heb ik een pakje van 1 kilo gestuurd. Dat kost een gulden. Een groot verschil dus met die f 7.55. Omdat de man aan de post totaal niet begreep wat dat zijn kon, een pakje van hoogstwaarschijnlijk meer dan 1 kilo (er zat immers zooveel in) en f 7,- zooveel kosten, ben ik even naar je zuster toegegaan – alwaar ik een blauwe brief op het tafeltje zag liggen! De goeierd was erg gelukkig dat jij zoo blij met haar verjaarscadeau was. Ze heeft zwart gekocht en geruild, het echt gezellig bij elkaar gescharreld. Zij heeft een doodgewone briefgestuurd, daarom is het zoo duur en daarom mocht het 2 kilo zijn. Gek dat ze me dat op het postkantoor niet verklaren konden. Nu kan het zijn dat dat z.g. briefpakje van mij niet aankomt en er lang over doet. Dit laatste is zoo erg niet, als ik geregeld wat stuur; we zullen dus maar eens even afwachten of het aankomt, dunkt me – doet het dat, dan stuur ik elke week zoo'n kleinigheidje en dan is het niet zoo duur en heb je er toch wel wat aan, denk ik. Ik zou haast niet denken dat hieruit gestolen wordt (een brief is natuurlijk wat dat betreft safer), omdat de waarde van zoo'n pakje tè gering is. Het schijnt dat er voor levensonderhoud binnenkort ook weer geld gestuurd kan worden. Je moet dan weer zoo'n papier invullen net als vroeger. Zoodra het functionneert maak ik er werk van, want die 5000.- frs van den pastoor zijn natuurlijk zoo op. Je zuster heeft vast al wat in de gaten van ons – er is iets in haar oogen dat me dat zegt. Zij is het geval zeker goed gezind. Zij had toch uit jouw Nieuwjaarsbrief opgemaakt dat jullie een pakje goed konden gebruiken. Wat zielig dat je belastingen moet betalen. Waarvan?

Liefste, ben je niet voorbarig geweest met je sneeuwklokjes? Toen je schreef was het 12 dagen van A.'s verjaardag af. Als het een beetje zacht is, kunnen er in 12 dagen heel wat sneeuwklokjes uitkomen, dacht ik. Maar ik wil niet ongeloovig zijn ten opzichte van je "harmonie". Ik ben een beetje huiverig voor zulke dingen, geloof ik. Ik weet niet precies waarom, ik neem mezelf niet heelemaal graag in die mate au serieux misschien. En dat iets geëindigd zou zijn, dat van zoo groote beteekenis is geweest, neem ik ook niet graag aan. Met de ring gaat het me ook zoo: als je hem zou wegbrengen, als 't ware zeggende: "ziezoo, dat is nu voorbij, nu iets anders", zou me dat maar onaangenaam aandoen, net alsof je door het nieuwe het oude zou verloochenen. Wat mij betreft, maakt het dus geen verschil of A. je hem alleen maar mentaal gegeven heeft of dat zij hem ook "munt"aal gegeven had. Het is niet omdat hij je zelfverworven eigendom is dat je hem moet blijven dragen, maar omdat hij een zichtbaar overblijfsel is van je gelukkige verleden met haar. Zoo zie ik het. J. heeft niet op den ring gelet, denk ik; als zij hem gezien heeft, zal zij het ook alleen maar heel gewoon gevonden hebben, vermoed ik. Ik zelf let nooit op ringen, ik vraag me nooit dadelijk af of iemand getrouwd is en ik zou misschien niet eens eraan hechten om een trouwring te hebben. Pappie en Moeder hadden er oorspronkelijk geen; later heeft Moeder er toch een aan Pappie gevraagd. Op zichzelf vind ik het wel vreemd dat A. je dat geld nooit teruggegeven heeft; waarom zou je dat niet hebben willen aannemen? Dat zou ik de gewoonste zaak van de wereld hebben gevonden. Merkwaardig terughoudend waren jullie toch, bij al je intimiteiten (het lezen van de wederzijdsche brieven b.v.) – ik bedoel dat daar nooit meer over gesproken is en dat je haar niet zei dat je evenveel sneeuwklokjes plukte als zij jaren telde – dat was toch iets teeders, waar je best over spreken kon.

Ik moet uitscheiden. Botje bij botje of vuur bij vuur, t.à.t.

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA