MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460205 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 5-6 februari 1946

Louveciennes

5 Febr. 1946

's avonds

Mijn verre liefste,

ik weet niet hoe je te noemen, te intonceren, doch ik voel je streelend door me heen ritselen (het is 10 uur) en ik schrijf maar. Phenomenaal zooals wij (in ieder geval ik) de nationale spreekwoorden logenstraffen van "uit het oog, uit het hart" en "het oog wil óók wat". Die fantastische, sprookjesachtige omarmingen, verstrengelingen in den aether gebeurden totnutoe alleen in middeleeuwsche romans, waar ridders verlieven op de jonkvrouw die zij nooit zagen en hun ros bestijgen om haar te gaan zoeken. Maar gebeurde dat in de werkelijke werkelijkheid en in de heelemaal heele waarheid? Dàt zou ik willen weten. Je kunt altijd zooiets verzinnen. Maar het doen, en het zóó doen dat je niets anders meer zoudt wenschen te doen, dat je (ik in ieder geval!) er je droevige figuur van verliest, dat je zwevend wordt, dat je elke minuut leeft als in een aureool, onder blauwe hemels, of, wanneer er wolken zijn, te midden van de stralendste regenbogen, dat je elkaar naar je toehaalt, feitelijk, (niet gedroomd), dat je elkaar om de lendenen grijpt, bij de schouders pakt, tegen je aan drukt, lippen op lippen elkaar liefkoost met de wimpers, verzonken in elkaar, alles hebbend van elkaar, en niets verlangen dan dit doorsidderen van elkaar, dat samen radieeren, – in de werkelijkste werkelijkheid, – daar juist komt het opaan. En dat doen we. Dat doen wij. Een herfst lang. Een halve winter. Dat doen we vanavond nog. Dat zullen we doen. En zóó goed dat we ons vragen, als we elkaar even bang willen maken, of het wel zoo goed zal zijn wanneer we elkaar metterdaad om de lendenen zullen grijpen voor een eersten kus die ik je nog niet gaf, en den eersten keer dat ik zien zal hoe je oogen glanzen in de liefde.

slaap lekker nu, ma petite Théa. Ik ben een beetje moe. Toen ik je brief ging bussen heb ik nog een kapotte waterleiding-buis gerepareerd; een oude lek in den tuin, die door het schudden van een zware vrachtwagen, of door iets anders, weer was opengegaan. Daarna heb ik nog een eind geloopen onder den regen. Ik heb verder een paar uur zitten cijferen om de "ideale" maat te vinden van den "idealen" orgel-voet! Ik ga slapen, t. à t.

6 Februari, Woensdag

Leelijke kat, heks, kol, kraai, mormel, krengetje, feeks en beroerde negatievist die je bent,

jij, mijn schat!

ik ben blij met je gelukwenschen; ik zal ze bewaren tot 8 Febr. en onthouden voor de rest van 't jaar en van dit leven. Het is de eerste keer dat je me op dezen dag gelukwenscht.

Toch en toch en toch, leelijkerd, kon je weer niet nalaten een akelig nest te zijn. Maar ik trek me er niets meer van aan. Ik zal je wel leeren. Leeren afleeren, stouterd.

En ik die juist bezig was je een zoen te geven op die leelijke huid van dat leelijke been, van dat uitgesproken leelijke lichaam...

Ik geef je nu een zoen op "dat plekje". En nog een. Piano piano. En nog een. Ik deed het trouwens allang. Je zult niet flauw vallen. En als je flauw valt zal ik je wel bijbrengen. Voor zoo'n beetje ben ik niet vervaard. Ik geef je wéér een zoen op dat plekje. Più forte. En nog weer.

Cursus in de psychologie van haar lieven soeverein ad usum carissimae:

ik weet uitstekend dat handelsreizigers zoo doen, en ook kleine, groote, middelmatige en zeer groote, grandissime kunstenaars. Maar ik doe nièt zoo. Ik heb dat uitgesproken leelijk lichaam-van-je nog nooit gezien. Ook toen je hier was heb ik het nièt geëvalueerd, gelijk de meeste mannen dat doen. Ik ben nièt verliefd op je lichaam. Maar ik ben verliefd op iets geheimzinnigs, van hooge orde, misschien ontoegankelijk voor het intellect, dat zich op deze aarde incarneerde in Thea. De meest directe, eenvoudige (hoewel niet de eenige) wijze, die een zeer bekoorlijke, lang niet te versmaden wijze kan zijn, om die verliefdheid te uiten, manifesteert zich door mijn eigen incarnatie, mijn eigen lichaam. En prent je dit goed in het geheugen: Al ware, bij wijze van spreken, de lichamelijke verschijning van het geheimzinnige dat Thea heet, een driedubbel gedraaide, tanige, gerimpelde bochel, dan zou tòch nog de incarnatie van je lieve Soeverein die Matthijs heet, met al zijn vezelen getrokken worden naar Thea. Dat is veel te raadselachtig om het idioot te noemen. Het lichaam is slechts tolk, instrument, van een oneindig rijker, heerlijker, machtiger begeeren en willen. Wij kunnen, wij moeten van dat lichaam een zeer goede tolk, een zeer goed instrument maken. Maar het blijft incidenteel. Zijn vorm komt in de tweede plaats. Ik zei je niet voor niets dat je de liefde met nièts moet verwarren; zeker niet met de manipulaties van handelsreizigers. Je mag dus nooit geïrriteerd zijn omdat ik verliefd ben op je. Want ik word niet wild omdat ik "verliefd" ben (dan zou ik "wild" moeten worden, kunnen worden voor de eerste de beste mooie vrouw of slet, en dat doe ik niet, dat kàn ik niet) maar ik word verliefd omdat ik "wild" ben, omdat het geheimzinnige van Thea dat geheimzinnige van Matthijs "wild" maakt, wijl dit de eenvoudigste uiting is van dat geheimzinnige. Je weet nu hoe ik functionneer. Je mag niet geïrriteerd zijn als ik verliefd ben op jou.

Goed dat ik je dit allemaal van te voren kan zeggen. Je moet me op dit punt volstrekt gelooven. Er is niets fnuikender (dunkt me) voor een vrouw (en voor de liefde) dan dat een vrouw denken kan, mag: "Wat mijn man met mìj doet kan hij net zoo goed doen met een ander." Dat geldt ongeveer algemeen. Maar ik ben niet algemeen. Ik functionneer anders. En ik zeg je dat niet om me te prijzen, te verheffen. De anderen gaan mij niet aan. Ik zeg je het opdat je met zekerheid weet "wat voor vleesch je in de kuip hebt" en opdat je nooit twijfele, opdat je vooral nooit twijfele wanneer ik op je verliefd en wild ben, want ik kan het enkel zijn op jou.

Nog een zoen op dat plekje. Nog een, en nog een.

Vanochtend ook een bevestigende en zeer waarderende brief van Van Eugen [lees: Von Eugen]. Ik zal je hem zenden zoodra ik hem beantwoord heb. Je kunt serieus gaan denken aan "mijn" (aan onze) behuizing. Ik reken daarvoor op je. Je hoeft niet te "zoeken"; doch laat je aandacht gaan. Het komt vanzelf. Het moet vooral stil zijn. De rest doet er weinig toe voor mij.

Tot straf voor je leelijkerdheid geef ik je na te rekenen mijn becijfering van de "idealen" orgel-voet. Op basis van 33.5 trillingen voor de laagste C (32 voet) moet hij 0,317070802 etc. c.m. meten en 1/20.000.000 van den pool-straal der Aarde zoo dicht mogelijk benaderen. Onze diapason, wil hij "in harmonie" zijn, moet dus nog een weinig stijgen. Ik wantrouw me altijd als ik reken; ben jij sterk in rekenen? De Engelsche voet meet 0,3048 c.m. Hij is kettersch! (ik geef je deze straf voor de grap; je mag je excuseeren.)

Nog een zoen op dat lieve plekje, van je Soeverein,

dat lieve plekje voor je Matthijs

Ik heb je twee brieven van 1 Febr. Merci; merci. Je suis, je serai ta chose. Je t'aime. Et toi tu seras ma chose; tu m'aimes, tu m'aimeras.

Dat lieve-heere-beestje van den anderen dag, nu tweemaal zoo groot, wandelt opeens over een enveloppe van je. Ik dacht wel dat 't zijn weg kende. Aardig. Wees jij ook aardig!!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA