MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460201b Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 1-2 februari 1946

Louveciennes

1 Februari 1946

's avonds

Jij, mijn zachte, goede, heldere vlam,

elke morgen stook ik mijn vuurtje aan met een lucifer uit je doosje; dat is een kleine pieteit van mij tot jouw gedachtenis; daar ik mijn pijpen aansteek met een reep krant die ik in de kachel houd, komt al wat bij me brandt en rookt, den ganschen dag van jou; jammer dat 't op ’n keer leeg zal zijn; maar dan krijg ik wel iets nieuws. Kun je dat navoelen? Niet heelemaal?! Ik ook niet als ik 't je vertel. Doch door-en-door wanneer ik 't doe! Weet-je, Thea, ik ben niet dikwijls tevreden over de brieven die ik je stuur. Weinig zijn er welke ik niet achterna zou willen loopen om hier en daar een woordje te veranderen. Niet de lieve; maar die me opeens niet zacht genoeg lijken. Zoo gauw ze in de bus gegleden zijn merk ik ze meestal en beginnen ze mij te verwijten. Eigenlijk zou ik je altijd blij willen maken. Tot ik je antwoord heb kwelt 't me als er eenige schaduw in me was of niet genoeg liefheid terwijl ik je schreef. Als je daarom iets hindert kun je steeds denken dat 't mij reeds vijf of vier dagen gehinderd heeft. Het is mentaal sinds lang gecorrigeerd. Ik zit me gedurig op de hielen. Waarom ik dan zoo dikwijls recidiveer, zul je zeggen? Dat begrijp ik zelf niet. Het ontschiet me. Hoewel ik langzaam schrijf is 't veelal nog te heet uit de pan. Ik zou er een "drukproef" van willen zien alvorens ze te zenden, om er koud tegenover te staan! En jij, die niet eens graag hebt dat ik zinnen schrap! Hoe dat te effenen? Het is heel wat gemakkelijker om doornen weg te knippen van een roos!

Slaap zacht, liefste; ik hoop elken avond op den ochtend. Ik houd van je.

2 Februari 1946

Zaterdag

Mijn brandend, zonne-klaar vuur,

ik heb je gisteravond reeds geantwoord op je brief van 28 jan., daar straks ontvangen, tegelijk met de twee van 29 en 31. Foei, dat je me niet schreef den 30sten! Al was 't maar wat je dacht terwijl je je schoenen poetste – wanneer je dat tenminste doet, want ik doe het niet, en de mensch is de maat van alle dingen! Ik neem dat "Foei" terug en geef je er een zoentje voor in de plaats. Ik neem ook alles terug waarmee ik je vorige week gekweld heb, al het negatieve en destructieve. Je hoeft niets "voor onwaar te houden", als ik je zeg dat ik je lees "in het nauwste en intiemste contact" en al mijn overige positieve, constructie gewaarwordingen ten opzichte van jou. Al het positieve, al het beminnende wat ik je schrijf is de striktste, de eerlijkste, de letterlijkste waarheid en werkelijkheid. Nooit de geringste fictie. Van jouw physieke en psychieke invloed, inwerking op mij sta ik zelf verstomd. Wanneer ik je zeg dat ik je schrijf alsof ik je in mijn armen heb, alsof je op mijn knie zit dan is dat de puurste, de zakelijkste realiteit, en dan noteer ik tevens een sensatie, een lichamelijke en spiritueele sensatie welke ik van geen enkele in mijn nabijheid verkeerende of in mijn verbeelding kunnende zwerven vrouw ooit ontvang. Hoe dat bestaanbaar is, die allerdirectste, die allerzoetste, die allerbewijsbaarste, die sensueele vereeniging (vanaf 17 Sept.) van mij met jou op een afstand van 500 k.m., die verbinding van mij met jou als van man-met-vrouw, en tegelijk mijn volstrekte onverschilligheid voor elk ander levend handtastelijk vrouwelijk wezen, – hoe dat bestaanbaar is mogen psychologen uitleggen, wanneer ze dat kunnen. Ik kan het niet. Maar ik constateer 't, tot mijn eigen verbazing, als de zuiverste, de nuchterste werkelijkheid. Het is magie voor mij. Wonder, toover der liefde. Onverklaarbaar. Doch reëel; ik zweer 't je bij onze eeuwige ziel.

Om sommige mijner andere reacties te begrijpen moet je bedenken dat in de geheele moderne litteratuur, (welke omtrent deze zienswijze zonderling accoord gaat met de oude kerkvaders) de vrouw steeds wordt voorgesteld als de vijandin van den man, en de man als de prooi der perfide, min-of-meer domme, min-of-meer perverse vrouw, conform aan de fabels van Adam en Eva, van Pandora, etc. Ik haat, ik verfoei deze opvatting. Ik beschouw haar als het ongelukkigste der verzinsels dat in een menschelijk brein kan oprijzen. Ik verdedig er mij methodisch tegen. Ik wil het tegendeel bewijzen dier stupide, rampvolle fabels. Resoluut. Met een onwankelbaar geloof. Met een onbuigzame koppigheid. Maar ondanks zichzelf, zie je, is men toch altijd eenigszins, een beetje, "kind van zijn tijd". Er blijft van die contraire, "moderne" (ze zijn zoo antiek!) ideeën onwillekeurig iets in je hangen. Ontelbare voorbeelden schijnen die contraire, nefaste ideeën te bevestigen. Ik ben dus altijd geneigd, bij 't minste alarm, tot verweer, offensief of defensief. Je kunt dit noemen mijn "achterdocht". Maar in jou wil ik iemand vinden, iemand gevonden hebben die exact correspondeert met mijn opvattingen, met mijn ideaal betreffende de relaties tusschen man-en-vrouw, met mijn wil om het bewijs te leveren dat met een greintje intelligentie man-en-vrouw hun geluk voor 't grijpen hebben. Vergeef me dus elke mijner misduidingen. Ze zijn tegenstrijdig met al mijn eigen wenschen, met al mijn eigen princiepen.

Nu nog enkele beknopte antwoorden op je socratische vragen.

Alles zal je doorzichtig worden wanneer ik je zeg dat E. in Nov. 1917 een band verlangde met M. voor het leven. E., met haar fiere en zachte oogen, met haar karakter om er een wereld mee te veroveren, met haar nog zeer goed geconserveerde physieke verschijning (M. was niet blind) had zeer groote bekoring voor M. Doch M. besloot dat hij D. deze scheiding niet mocht aandoen. M. nam een goed besluit, hoe jong hij ook was. E. was een jaar gelukkig geweest. Zij heeft de liefde gekend. Zij had daar recht op. Het heeft zoo moeten zijn. M. verheugt zich erover (retrospectief) dat alles ten slotte goed was, ook zijn besluit. Je begrijpt nu eveneens waarom M. geen criticus kon blijven, en de voornaamste reden waarom hij wegging. Anny had voortaan M's woord en belofte.

Sinds den morgen van 24 Juli 1945 heeft M. niet het allergeringste physieke contact meer met Anny. Hij heeft (tot 17 Sept.) dit physieke contact met alle middelen nagejaagd, willenbereiken. Het is hem na 24 Juli 45 niet meer gelukt. Mysterie. Jouw brief over het samen-lezen van dat dagboek is van 8 Juli, gelooft M. Hij zal dat nazoeken. In ieder geval begin Juli. Die brief heeft dus niet den vaagsten invloed uitgeoefend op de oriënteering van Anny, en ook geen controleerbare invloeden op de oriënteering van M. Het uur waarop M. in beweging moest komen voor T. had blijkbaar begin-Juli 1945 nog niet geslagen. Heeft M. nog psychische contacten met Anny? Hij weet dat hoe langer hoe minder. Niets daaromtrent valt met eenige zekerheid te zeggen. M. is na 17 Sept. 1945 geheel aangewezen op T., gedreven naar T.

Je aanvoeling der psychologie van mijn dochter is exact. Ik noem haar een pieus monster, omdat er in 't Evangelie staat dat je alles verlaten moet, ouders, vrouw en kind voor Hem. Ook dat heeft iets monsterachtigs. Mijn dochter heeft Anny, die een liefhebbend hart had, veel verdriet gedaan met die pieuse monsterachtigheid. Anny was niet immer zonder fout, doch dat zonder-fout-zijn was in de gegeven verhoudingen bijna onmogelijk. Over al deze dingen zou nog veel te praten zijn. Wel interessant. Er is ook in mijn karakter iets van dat monsterachtige. Vanwaar komt dat? Ik geloof niet aan de erfelijkheid. Maar kan de physieke erfelijkheid de psychische min-of-meer determineeren?? Is er een Spanjaard in mijn Brabantse bloed? Mijn groot-vader van vaders kant was getrouwd met een Saure. Deze Saure was dochter van iemand die schepen had varen op West-Indië, en die zijn geheele fortuin verloor in een storm. West-Indische bloed-druppel? Mijn vader beweerde nog familie te zijn in verwijderden graad van Alberdingk Thijm. Hoe kan dat? Op een keer moet ik dat eens nasporen. Mijn grootvader van moeders kant kwam uit Westfalen en heette Wunderfall, wat hij bij zijn vestiging in Brabant hollandiseerde in Wonderval. Mijn moeder was een zeer mooie vrouw, Italiaansch madonna-profiel, of Portugees Joodsch. Is Wunderfall een Christen-naam?? Die grootvader was een welgesteld herbergier geworden in Brabant, doch op een dag stierf hij plotseling aan de cholera (er was toen een epidemie), al wat er in 't huis was werd volgens toenmalig gebruik op straat verbrand, en de geheele familie was eveneens geruïneerd. Toen zij zeven jaar was moest mijn moeder den kost verdienen, elf uren per dag! Haar zuster, Clementine, (mijn moeder heette Adriana) heeft zich eerst opgeofferd voor de opvoeding der jongere kinderen, is later non geworden, verpleegster van krankzinnigen, en meer dan tachtig jaar oud gestorven, evenals mijn moeder. De V.d. M. wiens naam ik kreeg kwam uit België, waar hij in 1830 gevlucht was naar Holland om te ontsnappen aan de conscriptie. (Maar vertelde ik je dit niet reeds?) 't Doet-er-niet-toe. Je weet nu alweer een massa meer!

Van ochtend kwam het paketje mijner zuster, verstuurd 30 Jan. als postpaket. Zij heeft zich uitgesloofd. Zeven gulden vijf en vijftig porto! Waar haalt ze 't geld vandaan? Een hoop goede zaken: eieren in poeder, cacao, chocolade, ontbijtkoek, poedermelk, banket-meel, <koffie, thee> vier sigaren, een pakje tabak. Niets gestolen. Ik had dat graag, liever van jou gekregen. Begrijp je waarom? Oók omdat ik weet dat het je spijten zal dat je er niet aan dacht. Tòch kon ik het je niet verzwijgen. Wij hebben 't noodig. Een beetje ruim als 't kan, opdat ik zelf er ook wat van kan nemen. Want mijn dochter gaat vóór. Ik zeg dat niet om me te roemen. Zij heeft minder weerstandsvermogen dan ik. Op zichzelf kan het eten me geen zier schelen. Maar ik zou toch wel in redelijke conditie willen blijven, en 't is ongelooflijk wat ik sinds zes jaren moet halen uit wat groenten, water en brood. Ik moetje ook vragen, voor den eerste keer, om mij correspondentie-coupons te zenden. De brieven kosten voortaan tien francs port. De bruine kan dat niet trekken! Neem me dat niet kwalijk. – Geen plaats meer om nog een fantasie in te schakelen. – Maar de liefde voor jou is in elk woord van je Matthijs.

[naschrift in de linkermarge van eerste bladzijde:]

Ja ik ben "een beetje blij" met je kwellinkje, en de gedetailleerde beschrijving van een zoentje ertusschendoor, bij wijze van toeval haast. Encore; encore.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA