MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460131 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 31 januari 1946

31 Jan. '46

Liefste, ik heb mijn brief in de enveloppe gedaan om hem straks te kunnen posten en niet door H.E. overvallen te worden, maar zoolang hij er niet is, kan ik nog doorschrijven. Over die fabriek kan ik je wel inlichten. Kijk, als ik beweer dat het bij jou uit jezelf komt, je liefde voor mij, dan is dat iets anders, naar mijn idee, dan de fabriek. De fabriek is iets geforceerds. Alles wat bij jou zóomaar ontstaat, laat ik me dankbaar aanleunen, maar als er iets geproduceerd moet worden, dan voel ik ineens dat ik gelijk-op mee hoorde te doen en dat geeft me een pijnlijk gevoel. Ik geloof niet dat dit inconsequent is. En ik geloof ook niet dat je zulke discussies als tijdverlies moet beschouwen, want we moeten elkaar toch kennen zooals we zijn. Ja, je kunt natuurlijk wel altijd mooi weer wenschen en een paradijs-toestand op aarde, maar daar schiet je niet veel mee op als het nu eenmaal niet zoo is. Ik kon je onmogelijk "aanmoedigen", ik zou dat onverantwoordelijk vinden, want, overtuigd van mijn eigen tekort (ook al verzeker je me van het tegendeel), kan ik het niet als een geluk zien voor een man om met mij getrouwd te zijn. En hier raken we aan het erfelijkheidsprobleem, waarover we het nooit eens zullen worden. Ik begrijp heel goed dat jij zegt: "ieder mensch kan zichzelf maken gelijk hij wil". Bij jouw geboorte is een sprong gedaan. Bij de mijne niet. Ik herken voortdurend Pappie en Moeder in me. Dat beteekent niet dat ik bij de pakken neer zit en zeg: "zoo ben ik nu eenmaal", maar dat beteekent wel, dat ik reëel de gegevens zie die er zijn en waarmee ik te werken heb.

Hier, op dit moment, kwam H.E. We zijn met Jo weer niet veel opgeschoten – het is zoo ontzettend lastig. Bovendien ging de tijd van die vergadering eraf vanmiddag. Dat was over de mogelijkheid van "een uur aesthetische vorming" (in de week) op de middelbare scholen. Ik weet niet waar te beginnen, er zijn geen leerkrachten voor.

Nu naar Greet haar avondje. Ik begrijp het wel dat zij je niet sympathiek is. Ik heb ook alles gedaan om haar zwart te maken: de idiote opwinding om Peter en haar Freudianisme. Zij was dol op Tante Lud D. en lijkt daar in sommige opzichten erg op: heel onredelijk en onbeheerscht, uitsluitend passie, maar die weer sterk geremd en dus vol complicaties. Bij Greet waterman met maagd dooreengemengd, een heel raar mixtuur, naar het schijnt. Maar wat leuk aan Greet is, is haar royaliteit, haar spontaniteit, haar gevoeligheid voor schoonheid. Helaas is zij altijd gespannen, dat is zoo vermoeiend, ze is nooit eens luchtig of zoomaar neutraal, ze heeft altijd groote oogen en korte heftige uitroepen en vragen. Ze heeft een heel moeilijk leven: den heelen dag zoo'n rot-kantoor en 's avonds last met een prikkelbare, gierige, heftige en ook zeer onredelijke moeder.

Het "Leemen Wagentje" heb ik nooit gelezen. Pappie gaf het aan Jo, omdat hij het zoo mooi vond. Dit is maar een saai briefje, misschien morgen beter. "Ma bouche sur ta bouche"1

Thea (zal ik "je" er maar aflaten, zoolang je er niet in gelooft?)

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Citaat uit La chevelure dat deel uitmaakt van Debussy's liedcyclus Les chansons de Bilitis, op tekst van Pierre Louÿs.