MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460122a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 22 januari 1946

22 Jan. '46

Lieve Matthijs, de post heeft me je brief van Vrijdag 18 nog onthouden; eerst had ik het niet gemerkt, omdat, na den brief van gisteren, die over het polyandrische ging, deze daar verder op doorgaat. Ik heb er gisteren al zoo uitvoerig over geschreven, dat ik het maar niet nog eens zal doen. Het doet me een beetje vreemd aan dat je nu pas schijnt te beginnen met te gelooven wat ik je al deze maanden met nadruk over mijzelf gezegd heb. Dat ik je niet ingelicht heb, kan ik mezelf en kan jij me niet verwijten. "Die mentaliteit harmonieert niet met de mijne" – nu zeg je het eindelijk zelf, wat ik 100 x gezegd heb. Ik zal niet zeggen, dat wij in dit opzicht niet bij elkaar passen – want ik vind het heèl benijdenswaardig om te zijn zooals jij – maar wij zijn niet van de zelfde makelij; ik ben bij uitstek geschikt voor de vriendschap, jij voor de liefde. Voor mij is het niet noodig dit nog, als was het een nieuw gezichtspunt, "ernstig te overwegen" – ik doe dat sinds 4 maanden. Had je eerder naar me geluisterd, dan had je deze hindernis eerder kunnen merken. Wij zijn op de basis van jouw zekerheid, op het magische dat aan ons geval eigen is, verder gegaan en ik zie eigenlijk niet in, waarom wij dat niet zouden blijven doen. Ik heb altijd mijn tekort gevoeld en geweten; denk jij dat er toch genoeg in mij aanwezig is dat wij gelukkig kunnen zijn, dan zullen we het probeeren. Zoo is de situatie toch eigenlijk van begin af aan geweest. Ik heb je steeds gewaarschuwd en gezegd dat ik zoo'n besluit oneindig moeilijk vind, omdat ik van oordeel ben dat ik er de gaven niet voor heb. En jij zei altijd van wel.

Moeilijk om dit te behandelen, het klinkt zoo koud. De fabriek vat ik niet als een uitdaging op. Toch ontstemt zij mij een beetje. Als de fabriek werkt, beteekent dat, dat je, tegen alles, of tegen veel, in, vertrouwen hebt in je Hemelschen Vader. Dat is mooi en goed en zooals het hoort. Maar het is pijnlijk voor mij dat die fabriek werken moet. Ik zou je daarom bijna willen vragen het functionneeren van je fabriek niet meer te willen noemen. Maar dat is een sparen van mijn gevoeligheid, waar ik niet op uit mag zijn. Ga dus maar door met me je werktijden bekend te maken!

Heel wonderlijk vind ik wat je over het verstoppertje spelen schrijft: op wat voor "futiele, misleidende omwegen" doel je? Ik dacht dat alles heel direct gegaan was bij ons. Ik begrijp ook niet wat je bedoelt met "dit gedachte-plan"; ik weet geen onderscheid te maken tusschen dit en een ander.

De "kwaaddenkendheid" enz. wijs ik van de hand, Matthijs. Er kan toch wel eens een oogenblik een teleurstelling ontstaan, doordat je iets voor oogen krijgt dat anders is dan je je onbewust gedacht had. En wat later denk je je dan in die andere situatie in en dan is de teleurstelling over.

Het is een vreemde brief, deze van Zaterdag, ook doordat je met een soort litanietje en veel toomeloosheid begint en er telkens vele Bussis geteekend staan en het tusschendoor zoo "erg" is. – Ha, daar is je andere brief! Die is gelukkig veel lyrischer. God zij gedankt! Maar niet God alleen, ook jij moge gedankt wezen voor je mooie aanhef, je lokkende klanken.

Ik zal mijn best doen met de doorns. Als je hier was, zou je zien dat ik een beetje traantjes in mijn oogen krijg. Ik wil de dingen altijd zoo graag precies weten, ik heb een afschuwelijke behoefte aan helderheid in mijn gevoelens, ik ben een soort van archivaris-natuur, ik bedoel, ik ben zoo akelig systematisch; je moet ook wel eens iets in zijn waas laten, maar dat kost me moeite. Misschien dat je mijn doorns (om het struisvogelvoer maar te ignoreeren) beter verdragen kunt als je bedenkt dat het er toch om gaat om jou "geheeler" te kennen en beter te kunnen volgen in dien tijd dat wij zonder contact of pas weer in het eerste hernieuwde contact waren. Het is zoo moeilijk het me voor te stellen hoe het er toen van binnen bij je uitzag. Je schreef laatst: "wat kan ik van je hopen". Dat zegt alleen iets over de uiterlijke omstandigheden, niets over je eigen gevoel, want ook zonder te weten of je iets hopen kon, zou je een verlangen naar me gehad kunnen hebben. Toen schreef je weer dat ik "gedepersonaliseerd" was en nu spreek je van "dien eenen levenden, zingenden naam". Dat kan wel allemaal dooreengemengd zoo geweest zijn, maar het is niet zoo gemakkelijk te volgen van buitenaf. Ik, die alleen maar dien vreeselijken oorlogswinter had doorgemaakt, maar niet, zooals jij, zulke geweldige ervaringen in mijn ziel had gehad, was dezelfde gebleven tegenover jou. Het is een doorloopende lijn geweest bij mij, terwijl het dat bij jou ook wel ergens geweest moet zijn, maar ver weg, zonder dat het tot je bewustzijn doordrong, en datgene waarvan je je bewust bent geweest is met schokken gegaan.

Ik vraag je dus vergiffenis voor al mijn vele vragen. Maar je mag niet zeggen dat ik niet wil begrijpen, dat is niet lief. En als ik vervelend ben, dan is het mijn archivaris-aard en niet mijn malice of mijn astuce.

Gelukkig heeft een te laat komende leerling me gelegenheid gegeven dit te schrijven. Ik zou nog wel door willen gaan, maar ik moet toch straks naar de bus. Liefste, als ik je zoen, komt je fantasie dan weer in werking? ja, hè? ik houd zoo van je lyriek, jij bent gelukkig geen archivaris!

Houd je voor omhelsd (gauw even fantasie inschakelen!)

door je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA