MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460111 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 11 januari 1946

Amsterdam 11. i. '46 –

Vrijdagavond.

Beste Thijs,

Laat ik maar met het zakelijke beginnen, want het is al laat, en morgenochtend vroeg moet ik naar Bergen, waar ik 4 dagen ga logeeren bij mijn ex- (en, hoop ik, weer toekomstigen) buurman. Ik verheug er mij erg op.

Van Sanders zul je inmiddels al wel hebben gehoord. Ik sprak hem bij de stichting van de Federatie v. Kunstenaarsvereenigingen; ook Cronheim sprak ik daar over je, en hij is bereid voor je te doen wat hij kan. Den volgenden dag wilde ik Willem Andriessen opbellen om een afspraak te maken, maar zijn telefoon was defect, en 's middags kreeg ik een telefoon van Sanders, waardoor een afspraak met A., voorloopig althans, niet noodig is. Je weet nu dus al wel, dat je aan de "Stichting van Ned. Muziekbelangen" als bibliothecaris voor waarschijnlijk slechts 2 dagen per week zal kunnen worden aangesteld voor f 100.- per maand. – Vanmorgen slaagde ik er eindelijk in den uitgever v. Eugen (van de A.B.C.-uitgeverij) te pakken te krijgen. Zijn vrouw heeft de leiding van de uitgeverij Querido. Hij verklaart met den meesten nadruk, dat hij je, als je weer hier wilt komen wonen, opdracht zal geven een boek voor hem te schrijven. Hij laat het onderwerp geheel aan je over: muziekgeschiedenis of kritiek, of een biographie... – wat je wil. Je kunt dan 2 jaar lang op f 200.- per maand rekenen. Met dat minuscule bibliothecarisbaantje zou dat dus f 300.- per maand zijn. Daarvan valt hier thans te leven. Bovendien zijn er, volgens Sanders, twee muziekmaandbladen te wachten; een te Utrecht, onder redactie van Wouter Paap; een in A'dam, onder Pijper en Sanders. Beiden zouden natuurlijk erg blij zijn met je medewerking, waarin je volkomen vrij zou zijn, en wat toch ook je inkomsten verhoogen zou, zonder je ook maar eenigszins de dwang en de beperking op te leggen, die je zoo afkeerig maken van de journalistiek. Op deze basis zou je dus de eerste 2 jaren gedekt zijn, en in dien tijd lijkt het mij toch zeer waarschijnlijk, dat je 't een of ander zal hebben gevonden, dat je verder bestaan hier garandeert. Je bent, door je omstandigheden – en dunkt mij – door je aard op een sober bestaan ingesteld, en uit eigen ondervinding weet ik, dat je hiervan rond kan komen. – Van de andere kant moet ik je waarschuwen, dat je 't niet op een jaarlijksche steun ("aalmoezen", zooals je indertijd schreef) moet laten aankomen. Dat ging voor den oorlog, maar nu zie ik geen mogelijkheid meer in die richting. Ik ben zeer benieuwd, waartoe je zal besluiten. Ik hoef je wel niet te zeggen, dat het mij een vreugde zijn zou, als je weer hier kwam en dit geheel vrije litteraire werk je het voortzetten van je composities mogelijk zou maken. Gezien de groote belangstelling, die hier steeds voor je werk en je figuur bleef bestaan, zoowel bij musici als litteratoren en anderen, geloof ik stellig, dat je hier een levend contact zou vinden, waar je veel aan zou hebben – een weerklank, die stimuleerend zou werken, ook al besef ik maar al te goed, dat de meest essentieele stimulans op een ander niveau ligt. – Overweeg alles terdege; onmiddelijke haast is er in geen geval bij.

En nu even een kort woord over wat je mij schrijft naar aanleiding van "Samen ingesneeuwd" – Ik wist wel, dat het onderwerp van het gedicht als 't ware in het midden van ook jouw leven zou liggen, maar het geeft mij een diepe en gelukkige ontroering, dat ik er blijkbaar in slaagde het ook voor jouw gevoel in woorden werkelijk te maken. Toch wil ik je nu iets bekennen: niet zelden in mijn leven betreurde ik het, geen componist te zijn – – muziek leek mij vaak meer essentieel dan het woord, terwijl men er zelf, voor de nieuwsgierigen, meer onvindbaar in blijft. Nooit heb ik dat meer betreurd dan toen ik dit gedicht schreef. Ik had een vermoeden van een zeer simpele muziek – ik zou, in dit verband, willen zeggen: "dood"eenvoudig, want dan alleen zou het, geloof ik, een goede kans hebben, bij die "grensovergangen" door te komen naar dat andere gebied en daar, door haar, inderdáád gehoord te worden. Als ik in muziek evenveel vermocht als jij in taal zou ik zeker een poging hebben gedaan. – In elk geval hebben wij beiden elkaar nu ontmoet in een uiterste grensstreek van het leven, waar wij niet van droomden toen wij elkaar leerden kennen. Het heeft mijn leven verrijkt met een waarde, die – hoop ik – vruchten af zal werpen als ik eenmaal weer onder eigen dak ben en mijn eigen leven terugkrijg.

Hartelijk gegroet, en een hand van

je

Jany

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA