MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460109 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 9-10 januari 1946

9 Jan. '46

Lieve Matthijs, toen ik gisterenavond in bed je brieven nog eens over had gelezen, had ik het toch een beetje te kwaad over je sneer over het café. Niet dat je Peter niet een veeg uit de pan zou mogen geven, maar omdat ik het een beetje angstig vind, dat je zóó tevreden met jezelf bent op het punt van de liefde, ik ben bang voor de hybris, die nooit ongestraft blijft. Mag je zoo'n sneer geven als je van de omstandigheden zóó weinig op de hoogte bent? Denk eens in: een emigrant heèft geen huis – als hij niet ergens te gast is, zit hij in een café. Wees maar eens emigrant en heb maar eens heelemaal niets aan te bieden. Jij bent arm, maar als ik bij je kwam, zou je me zoo noodig je eigen lakens afstaan en je zou een kacheltje voor me stoken. Niets had Peter om me aan te bieden en hij had 11 maanden om me heen gedraaid zonder verder te komen; is het dan zoo'n wonder 1o dat het lichaam zwicht voor een vrouw die je aanhaalt en 2o dat je je om zoo te zeggen verspreekt, terwijl je in een café zit? Het is niet om je een verwijt te maken of om je jaloersch te maken, of iets van dergelijke onzinnige aard meer, dat ik dit zeg. Het is alleen dat ik het griezelig vind als ik je zóó zeker van je zaak zie (niet zeker van mij, maar zeker van jezelf). Je zult zeggen: moet me dat nu ook nog ontnomen worden? Ja, als het het onheil af kan wenden, jà. Vind je me bijgeloovig? Ik ben bang voor de nijd der goden; heb dat zeker zoo dikwijls in Pappie's brieven gelezen, dat ik er zelf aan meedoe. Als ik dat lees: "alsof ik dat zou doen", dan krijg ik een gevoel alsof de goden je vandaag of morgen een situatie op je dak zullen sturen die je zal leeren dat niet meer te zeggen. En dat had ik liever niet!

Ik hoop dat dit geen misverstand geeft; begrijp je wat ik bedoel?

Is J. bij je geweest? En hoe ging het tusschen jullie?

Over Jo en haar soortgenooten ben ik het heelemaal met je eens. We hadden het daar vroeger ook al eens over, ik bedoel over het feit dat de essens van een werk niet beter te doorvorschen is naarmate je van het anecdotische uit het leven van den componist beter op de hoogte bent. Ik voor mij zou de heele Jo wel uit de biographie willen hebben. Maar ik heb het opgegeven ervoor te vechten. Ik kan niet in mijn eentje tegen den tijdgeest optornen. J. was er ook niet tegen dat het erin kwam. Eèn hoop heb ik soms nog en dat is deze: ik ben H.E. aldoor voòr geweest, ik heb me jaren eerder al met het onderwerp bezig gehouden en dingen die ik al doende had begrepen dat zus of zoo het verstandigst zouden zijn om aan te pakken, heeft hij eerst gedaan ook weer net als ik, om later ook tot het zelfde inzicht te komen. M.a.w. ik kon hem, door mijn oudere ervaring, niet van dienst zijn, hij moest zelf de zelfde ondervindingen op doen. Ik moet tot mijn eer zeggen, dat ik daar nooit kregel over geweest ben. Ik had kunnen zeggen: "beste H.E., luister nou naar mij, heusch, dit heeft geen zin, ik heb dat allang gemerkt, het moet anders." Maar ik kon er in komen dat hij niet zoomaar kon aanvaarden dat ik het beter wist en ben dus altijd geduldig geweest. We hebben daar puur materieel gesproken een hoop tijd mee verloren. Toch heb ik er geen spijt van, want nu staan we vrij tegenover elkaar en als ik hem iets had willen opdringen, was het toch nooit gegaan. En hij is heel loyaal en heeft een goed geheugen en zegt zoodoende dikwijls: "jij hebt dat vroeger al gezegd, ik zie dat nu ook in, nu ik er langer mee bezig ben." Dit is dus mijn eenige hoop: dat hij eens misschien ook zoo ver nog komen zal, dat hij zegt: Jo kan eruit. Maar het is een heel gering hoopje. Want alles wat met de liefde samenhangt, interesseert hem zelf te veel en zooveel mogelijk àlle kanten van Pappie te belichten boeit hem. Overigens spreekt hij ook van het dubbelkarakter van den kunstenaar. En wat jij daarover zegt (over Debussy, dat heele gedeelte) zou hij ook onderschrijven.

Over dat andere: ik in mijn doening en bij jou de rust etc. zou ik nog met je willen spreken, over de moeilijke combinatie van die 2 dingen – maar dat moet maar eens een andere keer, mijn horloge maant me.

Goeden morgen, mijn Sisyphus, hoe staat het met uw rots? Zal u een handje helpen uwe

Thea?

Een omhelzing is onmogelijk, want dan valt de rots – Of loopt hij dan in zijn eentje naar boven?

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA