MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460107 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 7 januari 1946

7 Jan. '46

Liefste Matthijs,

Je hebt het schrijven toch niet gestaakt? Dat ik op Maandag niets van je krijg is zóó ongewoon. Het is gek dat ik het den heelen dag al vreesde. Doet een mensch daar kwaad mee? beïnvloed je dan de goden? Het is vandaag een saai dagje voor me, want vanochtend bracht de post, behalve een belastingpapier, alleen het briefkaartje dat J. onderweg geschreven had en dat al achterhaald was door een telegram, en vanmiddag kwamen er niks als drukwerken. Dapper en onversaagd heb je me eens genoemd – dat moet ik nu maar toonen te zijn door niet te drijnzen (of drijnen, wat is het? of met een ei?)

Ziehier een beetje haar. Ik denk dat het maar een invallende gedachte van je was (dit is n.l. iets dat ik niet meevoelen kan), maar nademaal ik me vandaag nieuw liet permanenten en er bij het uitdunnen, wat ze dan doen, een vlokje op mijn schoot viel, dacht ik: nu mag ik het toch niet weggooien willens en wetens, als Matthijs erom gevraagd heeft.

Zoo meteen komt de eerste leerling weer, mijn vacantie is om eilacie.

Jammer dat ik niet, als jij, zoomaar uit het niets de mooiste liefdesbrieven kan te voorschijn tooveren. Zonder een brief van jou vóór me of zonder iets vertellenswaardigs beleefd te hebben ben ik zoo dood als een pier. Ik weet het wel dat ik mezelf niet af mag kammen. Dat doe ik dan ook niet, ik beklaag me alleen maar. En dat mag van mìj weer niet! Wat een voetangels en klemmen! Overigens zou ik er nu den tijd niet af mogen nemen voor een mooie, lange liefdesbrief; dat concert Zaterdag is zoo'n schrikbeeld, ik kan er dermate niets van, dat ik iedere minuut moet benutten om te studeeren.

Dag liefste, wanneer komt dit aan, op Dinsdag 15? Zou je me dan goed gezind zijn? Ben je wel met het goeie been uit bed gestapt? Ben je tolerant voor je dorre

Thea?

Toch zou ik je heel lief zoenen als je hier was.