MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460106 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 6-7 januari 1946

Louveciennes

6 Januari 1946

Zondag

Lieve Thea,

je hebt gelijk, ik maak 't me moeilijk met dien Zang der Eeuwen. Den heelen morgen erop gezwoegd, gezucht; drommelsch lastig om er rythme en vaart in te krijgen, in te houden; eroverheen te zweven; de gansche ruimte te overschouwen; het gewichtig feit te ontdekken; erop neer te schieten; de vogelvlucht en den gang niet te verliezen. Je moet alles tegelijk in je kop hebben. Inspannender, vermoeiender dan een reis naar jou. Maar ik zou wel iets goeds willen leveren. Waartoe dient 't voor den dag te komen met een boekje dat ieder al kent wanneer 't nog niet opengesneden is? Wat zou je daarvan zeggen? Ik mag niemand teleurstellen: vooral jou niet. Ik mag niemand vervelen: vooral mezelf niet! en een afgelezen boekie zou me danig vervelen. Het plaagt me nu; maar 't boeit me ook. Een beetje als jij! Moet ik 't aardig van je vinden of niet-aardig dat je mij het hypothetisch bankroet van dien weldadigen uitgever onder mijn neus draait!? Alors comme alors! zou ik dan met Napoleon uitroepen wanneer hij in de knel zat, gelijk Stendhal beweert. Want ik zou leelijk in de knel zitten. Alors comme alors zou me geen zier helpen. Maar ik heb zoo'n idee en ik zal mijn best doen dat juist mijn boekie hem verhindert op de flesch te gaan! Tenzij hij absoluut wil; dan valt er niets mee te beginnen noch te eindigen.

ik heb de artikelen gelezen van Verhagen en Andriessen. Het stuk van Verhagen, daargelaten dat "vleugellam" en die mallote brugge-bouwerij, is lang niet kwaad. Vooral het slot. Hij heeft de atmosfeer der Royaards-opvoeringen goed gevat en weergegeven. Er lag waarlijk allure in; iets feestelijks, tonifieerends. Het doet me plezier dat hij deze kwaliteit gemerkt heeft. Het artikel van Andriessen mist voor mij élan, accent, militante kracht. Het klinkt me allemaal een tikje teemerig, kwezelachtig. Het geeft ook niets dan algemeenheden, zonder bewijs, en geen enkel nieuw gezichtspunt. Behalve bij 't einde dat "gezinsleven". Maar dat is enkel aangeduid; niet uitgewerkt. Hoe moet men dat begrijpen? Wanneer A.D., zooals jij schrijft, je moeder door intellectueele, apologetische overreding tot het katholicisme heeft willen bekeeren, zou dat een afdoend, overtuigend argument zijn. Maar delicaat om te gebruiken. Ik zou er geen kans toe zien. Bestaan er bescheiden omtrent die debatten? Waren ze theologisch, dogmatisch, – of uitsluitend in de geest van Chateaubriand’s Génie du Christianisme? Toen ik pas aan De Tijd was werd mij A.D. afgeschilderd, gesignaleerd door de redactie en directie als een afvallig katholiek; ik heb daar niet om gemaald, natuurlijk; doch meermalen hebben mijn "gunstige" critieken protesten uitgelokt bij abonné's; speciaal herinner ik me een heele ris na Marsyas, die de bigotterige lezers heelemaal uit het lood bracht. Dat A.D. geen religieus leven had weet ik zoo goed als zeker; hoewel ik nog katholiek was in die dagen heeft hij met mij nimmer een woord, maar dan ook geen woord, gewisseld over religie; ik zei 't je al, misschien. Dat hij echter een groot, een smachtend, èn intellectueel, èn psychisch verlangen had naar religieus leven, verlangen in 't bijzonder naar de mogelijkheid van religieus leven, weet ik óók zoo goed als zeker. Maar hoe dat te bewijzen? Als er bombastisch gelijk de moffrikaniseerende Wim Pijper gesproken zou mogen worden van "vernietigende tragiek" dan ware die tragiek geenszins veroorzaakt door de zwakheid of wrakheid van A.D.'s besef in zake godsdienst, doch veel meer, uitsluitend, door de flagrante onmogelijkheid waarin A.D. zich zag om dat zeer levend, zeer verlangend religieus besef in muzikale en menschelijke daden executief te maken, te midden van volstrekt ontgoochelende, dwarsboomende clericale gesteldheden. Maar dan zou men de Kerkelijke omstandigheden moeten aanklagen. Wat denk jij daarvan? Ik weet waarachtig nog niet hoe dat onderwerp aan te pakken.

Zondagavond

Driekoningen

Vroeger, en nog tot twee jaar geleden, hadden wij altijd een galette des rois, met een "boon" erin, die een steenen popje was. Ieder brandde ernaar om koning te zijn. Maar altijd was 't Josquin. Onfeilbaar. En zonder smokkelen. Een der invloeden die zijn karakter teekenden, en tegelijk aanwijzing. Hij durfde alles. Het gevaarlijkste waagstuk leek hem gewoon. Daarbij altijd bezonnen; geen vermetelheid. Het laatste jaar was hij bezeten door den geest van 't offer. Meermalen zei hij mij, tot mijn schrik: Tant que tu fais de la musique je peux risquer tout. Dat was een uitvinding van hemzelf. Hoe hij zich dat in 't hoofd haalde heb ik nooit geweten. Maar graag had ik doorgecomponeerd in de zomer 44. Geen spoor van muziek echter. Het débarquement met al zijn lawaai bracht mij compleet "van de wijs", ondanks mijn pogingen tot verweer. Elk zijn knulligheid. De mijne weegt me. – Behalve Driekoningen hebben we nooit andere feesten gevierd dan Kerstmis en de verjaardagen. Nieuwjaar heeft me van jongsaf weerzin ingeboezemd wegens de peillooze miezerigheid der uitgestreken gelegenheids-tronies welke men dien dag niet vermijden kan en waarvan de opgezetheid, de huichelachtigheid mij misselijk maakt omdat ze door de muren heensijpelt. Doch men mijlpaalt onwillekeurig. Ik had niet veel te herdenken. 't Vorig jaar prepareerde ik mijn exodus. Mislukt. Een deel van me weigerde van de aarde te scheiden. Hoe meer ik wilde sterven, hoe meer dat deel de aarde en het leven beminde. Zonderling duel. Of ik aan Thea dacht? Ja, want ik had een woordje voor je achtergelaten. Neen, want ik zag je nog slechts gedepersonaliseerd, als een herinnering, buiten den tijd. 't Is nooit in mee opgekomen om troost bij je te zoeken. Ik had geen troost noodig in menschelijken zin. Al mijn gewaarwordingen moduleerden zich vanzelf in vreugde. Geen depressies. Geen enkele. Maar als ik dacht "ik moet dat aan Thea schrijven" voelde ik een schrijnende smart. Van wat je mijn ups en downs [noemt] heb ik sinds October getracht de oorzaak op te sporen. Ik vind ze niet. Het schijnt me niet dat 't is wat de psychologen verstaan onder cyclothymie. Ik kan ze geen physieken, organischen oorsprong toekennen. In 't gewone leven is er niets van merkbaar. Ik heb steeds geschertst en gelachen, ook als ik in den hoogsten angst of zorg was. Al zeg ik 't zelf: Anny kon in zeer moeilijke oogenblikken altijd op me bouwen. Die twijfels en wankelingen treden hoofdzakelijk op als ik mij voor 't papier zet om te schrijven. Alsof een ander het woord wil nemen. Verscheidene malen schreef ik je dingen ondanks mijzelf. Niet dat ze onwaar zijn, of dat ik ze niet meen. Ik meen ze maar al te echt. Doch mijn rede stemt er dan niet mee in, en moet zwichten. Ik geloof echter dat "mijn binnenste" je nu zijn laatste confessie gedaan heeft, gisteren. Ik voel me opgelucht erdoor. Als tegenover iemand van wiens gezanik je nu af bent, zoowel jij als ik. Vreemd, die tyrannie. – Slaap nu lekker, ma chérie, ma douce. Lief van je dat je mij bij je wenschte toen je ziek was.

7 Januari

Geen post van je; ook geen bericht van Joanna. Ik moet dus niet alleen door middel van mijn antennen trachten te bevroeden wat je voelt, maar ook, dezen zevenden dag na je recentste brief, hoe 't je gaat, of je nog flauw valt op straat, of je misschien ziek in bed ligt!!

Het vriest sinds een week. Bad-kamer bevroren. De koude kan mij gestolen worden. Tien-millioen maal liever de zomer.

Mijn dochter kreeg vanochtend een pakketje van haar vriendin uit Amerika. Alles wat commercieele waarde heeft (chocolade, zeep, sigaretten, etc.) is geroofd. Ik ontving nieuws omtrent de "nalatenschap" van Josquin. Zij bedraagt 699 francs. Zijn horloge (ter waarde van minstens 5000 francs) zijn ring, zijn dagboek, zijn geld, het kruisje dat hij om den hals droeg, – alles verdwenen, geroofd.

Ik heb dezen morgen een reuze-nota van gas en elektriciteit moeten betalen die mij onvoorziens blut maakt! De prijzen waren buiten mijn weten en toestemming verdubbeld! De nalatenschap van Josquin kan ik nog niet innen. Ik moet vanmiddag aan mijn pastoor schrijven! Het boekie neemt 't aspect aan van een redder. Al ontdooiende hard gewerkt. Ik ben aan "de volksverhuizing". Ken je den grooten musicus en de muzikale evenementen (Europeesche premières e.d.!) van dat verheffende tijdperk?

Mijn regels op 't papier gaan schuin. Maar dat getuigt niet van neerslachtigheid. De fabriek is in volle werking. Ik produceer kilo-watt’s optimistische energie bij honderden. Geen wederinstorting te duchten!

Ik stuur je draadloos mijn goede gedachten en

een warme omhelzing

van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA