MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460104 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 4-5 januari 1946

4 Jan. '46

Lieve Matthijs, even nog een beetje wouwelen. Er is geen brief van je vandaag, wegens Nieuwjaar zeker. Ik had daar niet aan gedacht en was dus teleurgesteld. Un homme averti en vaut deux vind ik ontzettend waar. De meeste menschen willen nièt gewaarschuwd worden, vinden het altijd nog vroeg genoeg om iets vervelends te ondervinden. Maar ik wil veel liever wel gewaarschuwd zijn, want dan kan ik er meestal wel tegen. In de staat van vermoeienis waarin ik ben, vond ik het druk vandaag met H.E. en 4-mains repeteeren en studeeren en een vriendin, die kwam klagen en een paar boodschappen doen en wat koken en stoken en opruimen en een stuk of 10 zakenbriefjes schrijven, en het zou me daarom aangenaam (!) geweest zijn als een blauwe brief een kwartiertje verpoozing gebracht had. Maar aangezien dat niet gebeurde, zit ik je nu te vervelen! Ik heb dezer dagen een beetje gebladerd in de kritiekenboeken en maar één stuk van je gevonden waarin je Pappie's dirigeeren beschrijft, ik zal het je sturen. Er was gewoonlijk toch al zooveel te zeggen over de muziek en de uitvoerenden dat je aan het dirigeeren niet meer toe kwam, denk ik. Wat zonde dat je al je kritieken vernietigd hebt. Dom, dom, dom! Wat was dat toch, die Ausradier-woede van je – je hebt het me nog altijd niet verteld.

Over Engeljan wou ik je nog zeggen dat het niet zoo was, dat hij J. bij de eerste beste gelegenheid ontrouw is geworden, maar dat hij, toen hij met J. (zooals zij dat noemt) trouwde in '40, een verhouding had met een ander meisje, dat hem erg had aangehaald en hem erg noodig had. Hij heeft toen niet geweten hoe hij daar een eind aan moest maken, heeft het voortgezet zonder het J. te vertellen en zonder die andere over J. te spreken. Dat is natuurlijk later uitgekomen, pas na 4 jaar. J. zegt: had hij het me maar gezegd, dan had ik het begrepen en het goed gevonden, maar dit vind ik beneden ons niveau. Ik ben het daar niet heelemaal mee eens. Ik kan me dat wel goed begrijpen dat het zoo geloopen is als het geloopen is. En ik ben er ook niet zeker van dat J. het wel goedgevonden zou hebben als ze het geweten had. Enfin, het zou allemaal nog niet zoo dramatisch geworden zijn, als Engeljan niet ineens bezeten geworden was van dat andere meisje, toen zij hem niet meer wou. Het volkomen geabsorbeerd-zijn daardoor en toch altijd weer bij J. aankloppen is zoo'n kwelling voor haar geweest. Zij was toen erg ongeduldig. Ik zei haar altijd: zooiets gaat zoo gauw niet over. Het ìs nu over, maar J. heeft een veer gelaten en zij had ook graag gezien dat Engeljan door al het verdriet, dat hij ook gehad heeft, dieper was geworden en hun verbond ook. Ook dat is te veel gevraagd, geloof ik: Engeljan is een man van over de 40, die altijd heelemaal op zijn invallen en sterk voor zijn plezier geleefd heeft, daar maak je niet meer een man van vaste voornemens van, van hechte beloftes. Dat leven volgens zijn invallen is zijn charme; heeft dat aanlokkelijkheid voor je gehad, dan moet je de schaduwzijde er ook van dragen. Ik voor mij vind Engeljan niet genoeg de moeite waard om er zooveel verdriet voor over te hebben (en zooveel zenuwspanning, want de situatie met de Kerk blijft toch moeilijk). Maar zij zegt dat zij dol op hem is en dat zij gelooft in hun verbond. Dat geloof heb ik nooit gehad en dat heeft het praten erover altijd netelig gemaakt, want het lag zoo voor de hand te denken dat ik jaloersch was of tyranniek of kwezelachtig. Voor mij zou het ook veel plezieriger geweest zijn als ik het geloof er wel in gehad had. Ik zag het niet, ik ziè hen niet als een noodzakelijke eenheid, al zijn ze ook nog zoo verliefd op elkaar, nog altijd. Ik heb wel dikwijls gedacht, dat als zij met de grootste geestelijke inspanning aan hun verhouding gewerkt hadden, d.w.z. J., want hij heeft een heel ander geweten, als zij al haar krachten erop gezet had om zoo heilig mogelijk te zijn, om zooveel mogelijk van zich zelf te eischen, nooit tevreden met zichzelf te zijn, desnoods elk oogenblik zwak zijnde, maar dan vol spijt erover, als zij niet maar domweg genoten had van iets waarvan zij wederrechtelijk bezit genomen had (dit laatste is een moeilijke gedachte, als je lief hebt, in dit geval nog te meer omdat zij in feite Engeljan's vrouw niets ontnam), als zij niet maar rustig gezegd had: die en die priester vindt het goed – ik heb wel eens gedacht dat zij dan misschien beloond zou zijn en dat die vrouw van Engeljan gestorven zou zijn. Wat denk jij hiervan, vind je dat zeer weerzinwekkend? Er moet natuurlijk geen sprake van zijn van daarop te rekenen, erop te speculeeren, al de vermorzeling die zij zichzelf had moeten aandoen had zij uit overtuiging op zich moeten nemen – maar het gevolg daarvan had misschien die belooning kunnen zijn. Als ik dit wel eens tegen J. gezegd heb, zei zij: je mag iemand's dood niet wenschen. Dat vind ik eigenlijk wel: voor de ziel is het toch licht een vooruitgang– – Ik moet noodig naar bed, Matthijs – Zoo kan een mensch tot in het oneindige doorwouwelen – Ik wou maar zeggen dat Engeljan voor zijn gevoel zijn ja eigenlijk niet verbroken heeft. Het is dus een beetje anders dan al de misère die jij beschrijft en waar de menschen zich zoo heerlijk niet-burgerlijk mee wanen.

Slaap lekker, slaap rustig, ongestoord, slaap lang, slaap zacht.

5 Jan.

Ik wou nog zeggen: je moet niet denken dat J. zich niet ingespannen heeft om alles zoo goed mogelijk te doen, zij heeft erg haar best gedaan, maar nog niet genoeg, naar mijn idee. De menschen zeggen altijd: doe het eerst zelf maar eens; dat ik net zoo goed versaagd zou hebben voor deze moeilijkheden, daarvan ben ik me bewust, maar daarom heb ik toch nog wel het recht, niet om te veroordeelen, maar wel om een oordeel te hebben – naar wat voor een grauwe wereld zouden we gaan, als we nooit meer een oordeel mochten hebben, vind je ook niet?

Ik geloof, dat ik jaren geleden al wel eens het verlangen gehad heb om met jou hierover te praten. Behalve dat ik aan je dacht als aan een wijs man, was ik voor mijn gevoel altijd al intiem met je en dat rondneuzen dat ik in jou deed, dateert niet van Sept. '45. Het kwam zoo vanzelf doordat we over Pappie praatten en jij ook intiem sprak over je muziek en het komt ook doordat ik sinds eenige jaren geneigd ben met iedereen intiem te zijn; ik ben het alleen maar niet omdat de meeste menschen te anders zijn en er dus weinig vrucht van te verwachten is. Jij wenscht je gesloten te houden, ik heb dien wensch niet en zoo had ik ook wel het verlangen om over het Engeljan-geval eens te spreken, omdat ik daarin ontzettend eenzaam was. Maar zoolang jij en ik niet in de verhouding waren, waarin wij nu zijn, kon ik het tegenover J. niet doen. J. had haar geschiedenis aan een paar vriendinnen verteld, die natuurlijk heelemaal met haar gedachtengang meegingen en Greet, die oorspronkelijk meer mijn vriendin was, meer in haar romantische geaardheid heel sterk meeleefde met deze liefde, kon daarom al totaal niet in mijn gedachten komen, omdat zij volkomen onreligieus is. Bovendien hebben wij haar jarenlang niets verteld, omdat zij haar mond niet houden kan. Zoo was ik dus gedwongen het in mijn eentje uit te vechten en dat is moeilijker geweest dan J. zich heeft kunnen voorstellen, geloof ik. Nu heb ik het praten erover niet meer nòodig – ik vind het prettig om er eens met je over van gedachten te wisselen, maar dat is wat anders dan noodig hebben.

Hoe is het met je pols? weer over? Die Nieuwjaarsmorgen onder den thuja is mooi, heel erg mooi. Daar had ik bij moeten zijn in plaats van flauw te vallen in de Obrechtstraat. En jij nu maar weer 3 dagen zonder post! Wat gek dat dat drukwerk – Andriessen en Verhagen – niet is aangekomen. Vervelend, want ik heb er geen andere ex. van. 18 Dec. heb ik het gepost, herinner ik me. Ik begrijp het dondersch goed dat je klaagt als je zoo in de stilte zit. Maar kan ik het op me nemen te zeggen: heb maar niet alleen de hoop, maar ook het geloof? Kan ik zoomaar beschikken over de toekomst? Ik hoop maar op een geregelder postverbinding na Nieuwjaar – dan hoeven we ons niet zoo veel af te vragen! Ik ben overigens geneigd Paulus ongelijk te geven, ik heb nooit begrepen dat hij dat durfde zeggen, maar zonder durf wordt je ook geen apostel). Behalve de liefde van 2 menschen is God ook nog noodig als Dritter im Bunde om alles te overwinnen. En hoe kan je daar nou peil op trekken?

J'enverrai une carte à ta fille – elle est gentille.

Als zij werkelijk lachend was, je omhelzing, beantwoord ik haar, mijn onontbeerlijke, niet als het geforceerd was!

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA