MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460103 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 3-4 januari 1946

3 Jan. '46

Lieve Matthijs, eenige uren geleden heb ik J. weggebracht en ik heb nu wel aldoor een beetje een knagend gevoel in me. J. zei wel eens den laatsten tijd, als zij naar Utrecht ging, dat ik "in eenzaamheid niet meer alleen" was. Dat is ook wel zoo, en het is ook niet dat ik de gezelligheid mis, want dat went zoo gauw en ik kan goed alleen zijn, maar zoolang ik geen bericht van haar heb, voel ik me toch wel berooid. Als jij dit leest, heb je haar misschien al gezien en hebben jullie een hoop kwaad over me gesproken! (in een liefst een beetje onopgeruimde kamer, zegt J., anders vindt ze het niet gezellig.) Wat je over Anny schrijft, slaat ook op mij: koel, eerder hard, bits nu en dan. Ik ben wel zacht van aard, maar als ik het zoo zie staan "eerder hard", dan vind ik het op mezelf toch ook toepasselijk. Bits ben ik ook helaas, dat zijn haast alle vrouwen, geloof ik. En warm vinden de menschen mij nooit. J. vinden ze warm. Ik zie innerlijk het verschil niet zoo erg, ik vind haar eigenlijk ook niet echt warm, maar zij maakt dien indruk. Warm is iets anders dan lief, hè? Lief vind ik mezelf tot op zekere hoogte wel. J. is misschien wat minder lief en wat warmer. Als ik dat schreef over Anny, dan bedoelde ik niet dat zij dat altijd was (brandend en zacht), maar dat zij de mogelijkheden daartoe in zich had. Ik heb haar zoo weinig gekend, maar zij had zooiets vurigs in haar gezicht en dat zachte heb ik pas op de portretjes gezien; en toen ik dat zag, kreeg ik ineens het idee van de buitengewone verbinding die dat moest geven. Dus jij weet ook het geheim niet te doorgronden van dien zin over het "appauvrir"? Ik vroeg je er eens naar, ik begreep ook niet de bedoeling en de draagkracht ervan; er ontsnapt je iets als je zoekt die zin te begrijpen – merkwaardig is dat, misschien is zij zichzelf niet heelemaal bewust geweest van wat ze deed. Zou zij hierover lang nagedacht hebben? Zou het niet een spontane drang geweest zijn? Vertel je eens van 15 Aug.? Als zij je toen al verliet in gedachte, dan zou zij er misschien wèl al langer over gedacht hebben? Dan was het toèn, in Dec. geen bedrog. Kan je het wel zoo stellen, dat zij koos tusschen jou en Josquin?

Ik begrijp niet waarom ik je niet op je dak mag komen met Anny en ik herinner me ook heelemaal niet dat ik 't zoo dikwijls heb gedaan. Ik zal er voortaan aan denken dat je het niet prettig vindt. Maar waar ik daarnet over schreef, dat kan je toch niet naar vinden, dat is toch iets dat jou ook bezighoudt van tijd tot tijd? Dat er iets in je is, dat haar trouw zou willen blijven, stemt me noch vroolijk noch verdrietig. Het laatste zeker niet, eerder het andere, want ik vind het normaal, ik zou het me niet anders kunnen voorstellen. En tegelijkertijd weet ik dat er iets anders in je is dat alle knoopen wil doorhakken. Weet je dat er na je perturbatie nog een andere toon in je brieven is gekomen? Er is geen houden aan, ik zie niet hoe ik dit zou moeten stuiten; ik zou het wel willen, omdat ik angstig ben voor besluiten, maar ik zit in den maalstroom. Welke vrouw krijgt dit? Ik weet soms niet hoe ik het heb. Als je het zoo heftig uit, voel ik altijd de zelfde 2 dingen: de dankbaarheid voor dit ontzagwekkende dat me overstroomt en omhult, en het angstige tekortschieten. Kan jij wel gelukkig zijn met iemand die jouw toomeloosheid alleen maar passief tegemoet kan treden? "Alleen maar" is misschien onjuist, maar hoe gering is mijn activiteit! Enfin, niet zeuren, we zullen wel zien, Videbimus, zei Paus Adriaan al!

Zooeven (10 u. 's avonds) heb ik de bonnen geknipt (anders J.'s werk) omdat ik geen zin had al aan mijn stukkie te gaan. Het was een cello-avond, dien ik gehoord heb, en daar werd een sonate van Hindemith gespeeld, die ik vermoedelijk een jaar of 15 geleden wel gehoord heb, maar sindsdien nooit meer; het leek me zoo làng geleden dat we Hindemith hoorden, die muziek is zoo sterk aan een bepaalde periode gebonden, vind ik. Of ligt dat aan mij, zou je je daar ook van kunnen losmaken? Te laat, toen het stuk al bijna uit was, dacht ik: nu moet ik eens probeeren er heel anders naar te luisteren, zoo alsof daar alleen Hindemith aan het woord is; ik hoor er – en dat is alleen bij H. zoo – altijd een collectiviteit in, ik zie een horde, ik denk niet aan den componist. Jammer dat ze het niet nog eens overspeelden, want ik ben nu déroutée. Veel is later cliché geworden in H. en veel vind ik akelig grauw en ontzettend Duitsch, maar iets zit er toch wel in – vind jij dat ook?

4 Jan.

Ik zou nog over het verlangen naar het verlangen willen schrijven. De Sehnsucht van de Romantiek. Het niet zoeken van de vervulling, wat Pappie zoo sterk had. Maar ik heb geen tijd, H.E. komt. Was je vanochtend al op om een uur of 8? Hier was het een dageraad, onbeschrijflijk! Jammer dat je er in de stad zoo weinig van ziet. Ik vind het voor J. wel lastig dat het zoo koud is. Wat doen de preien?

Zacht omhelsd door je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA