MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451231b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 31 december 1945 – 1 januari 1946

Lieve Matthijs, het loopt tegen het nieuwe jaar – sinds ik je vaarwel zei in mijn vorigen brief, heb ik niks gedaan dan ziek zijn: we hadden wat oliebollen gegeten, als aardigheid tegenover de werkster vanwege Oudejaar, en hoewel ze heelemaal niet vet waren, heb ik ze niet verdragen. Den heelen middag en avond ben ik misselijk geweest. Zoo zonde van den tijd! Ik had zullen studeeren met mijn compaan en had prachtig, aangezien J. naar Utrecht is, lange uren in de brieven van Jo kunnen zitten lezen ten bate van het werk met H.E., die Donderdag weer komt. Een heel klein beetje heb ik dit laatste straks gedaan, maar ik werd er al gauw te naar van. Zooeven ben ik uit bed gekropen om wat thee te zetten – tegen de vieze smaak in mijn mond – in de hoop dat er nu niets meer zal gebeuren, en, en attendant of het goed gaat, zeur ik nog een beetje tegen jou. Gek dat ik in het begin beurtelings dacht: ik wou dat Matthijs hier was om lief voor me te zijn, en dan weer niet, omdat ik me toch in zoo lamentabelen staat liever niet wil vertoonen.

Met J. heb ik, voor zij wegging, een klein ruzietje gehad, dat weer bijgelegd is. Het was mijn schuld. Je moet eigenlijk heelemaal nooit iets beoordeelen van een ander, want je kunt je toch niet in zijn gevoelens verplaatsen. Maar leer dat maar eens, wees maar eens zoo wijs! Engeljan heeft haar gevraagd mee Oudejaar te gaan vieren bij vrienden van hem, een vroom, goedhartig, in allerlei dingen van cultuur geïnteresseerd, rijk burger-echtpaar (drankhandelaar en vrouw) en het idee was dat de mannen in smoking zouden gaan en de vrouwen in een lange jurk. Nu vroeg J. mij om oorbellen te leen, want Engeljan had gezegd, hij wilde haar graag zien "met braceletten en oorbellen behangen". Mij hinderde dat, ik vind het zoo burgerlijk, het heele idee van dat fuifje en het leek me met liefde zoo niets te maken hebben, ik dacht dat als hij een mooi-opgetuigde vrouw naast zich wilde hebben, dat het dan ook een ander kon zijn, ik kreeg een indruk van pooverheid, alsof J. het om zijn liefde te behouden van die braceletten etc. moest hebben en ik zei toen (toen zij mij dat zinnetje van Engeljan overbracht): o gutteguttegut. Zuur hè? Ik vind het akelig, maar ik zie me bij een volgende gelegenheid weer zooiets zeggen, omdat ik de stommiteit heb om volgens mijn eigen gevoelens te reageeren. Ik heb het J. ook uitgelegd, waarom ik dat zei, en zij was toen blij dat het geen kwestie was van niet-gunnen. En zij legde mij toen uit, dat het heerlijk is voor een vrouw, als haar man haar graag mooi wil zien en zij zei tenslotte dat ze wel kon begrijpen dat ik het niet zoo kon inzien, omdat ik Engeljan's stem niet gehoord had toen hij dat zei. Ik hoop nu maar dat de feiten mij geen gelijk geven en dat zij gelukkig is – want als Engeljan haar op een oppervlakkige manier lief heeft, alleen om de mooie spullen, dan merkt zij het en komt zij tekort.

Sinds enkele minuten wordt er geschoten en met sirenes geloeid. Zegt het jou wat, Oudejaar? Wij hebben het nooit gevierd, omdat Pappie er niet om gaf, hij was er te Katholiek voor, zei Moeder, hij had in zijn jeugd andere feesten gevierd. Moeder hield er eigenlijk wel van, zij had in haar jeugd altijd oesters gegeten en wij hebben dat later, na Pappie's dood ook wel eens een enkele keer gedaan. Gewoonlijk gingen we dan toch eerder naar bed, maar als we het 12 uur hoorden slaan, gingen J. en ik naar Moeder toe, dikwijls in Laren, in haar kleine slaapkamertje naast de onze (een deur ertusschen). En dan "mijlpaalden" we een beetje, vooral voor J.'s plezier, die daar wel van houdt. Ik vind het altijd zoo'n werk om over zoo'n heel jaar terug te denken. Toch zou ik het nu wel gezellig vinden als J. hier was en we wouwelden nog wat over ons lief en leed. Verleden jaar waren we beide bij Engeljan. J. en ik hadden toen tusschen Kerstmis en Nieuwjaar een aantal huisconcerten in Utrecht. Hoe we die er nog zoo goed hebben afgebracht, hebben we nooit begrepen, want we hebben daar ijselijke kou en ijselijken honger geleden. Het was natuurlijk bij rijke menschen aan huis, maar die waren ook van een angstigheid geworden om ziek van te worden. We wàren ook ziek, maar gaven toch maar dapper onze concerten. Dat onthaal bij Engeljan, die gloeiend heet gestookt had en zalig gekookt had, was toen wel heel weldadig. Oorspronkelijk had J. niet gewild, omdat zij toen midden in de narigheid met Engeljan zat, maar hij smeekte er zoo om en met mij erbij was het alleen maar harmlos-gezellig. In den winter en zomer daarna heeft zij het meest geleden en alles wat zij nu doet is toch eigenlijk maar de brokstukken bij elkaar vegen, al ziet Engeljan het heelemaal niet zoo.

Zoo ooit dan is het nu een jaar om te mijlpalen. Het feit alleen dat je door de hongerperiode bent heengekomen, dat de Moffen weg zijn, dat allerlei vredestoestanden hersteld zijn. Hoe was jij verleden jaar op Oudejaar? In Maart ben je pas begonnen met je te gaan losmaken van het leven, is het niet? Schreef je daarvóór nog steeds aan je dagboek? En hield je dat op de been? Dacht je wel eens aan mij? Dacht je alleen: "ik moet dat aan Thea schrijven"? Was er geen verlangen in je naar een troost, die van mij zou kunnen komen? Het is voor jou wel een wonderlijk jaar geweest. En voor mij ook, want ik had dit niet verwacht. Nadat ik in het najaar de sensatie had gehad dat Anny gestorven was, had ik dat weer heelemaal vergeten en ik had me niet anders voorgesteld dan de correspondentie met jullie beide weer net zoo op te vatten. Daarentegen had ik gedacht dat ik na het eind van den oorlog wel gauw iets van den c.d.f.-vriend zou hooren en dat ik me met hem waarschijnlijk over intieme dingen zou moeten uitspreken. Dikwijls zijn iemands voorgevoelens in het algemeen wèl juist, maar hij weet de ware vorm niet: ik heb altijd tegen het eind van den oorlog opgezien wegens de verantwoordelijkheid die er dan op me zou komen te rusten, wegens de keuze die ik zou moeten doen (tijdens den oorlog had je gekozen: collaboreeren of niet-collaboreeren en verder viel er niet veel te kiezen, ook in je vak niet b.v.). Maar aan dèze keuze heb ik niet met ernst gedacht. Je weet dat ik me wel eens zorgen had gemaakt over jouw intonaties, maar ik dacht: de hemel heeft juist bijtijds ingegrepen, door het onbereikbaar-zijn gedurende een geruimen tijd gaat het gevaar wel over. Ik ben altijd gauw geneigd, als ik de hemel ergens tusschenbeide zie komen, om te zeggen: zie je nu wel, kleingeloovige, wat maak je je ook zorgen. Maar dikwijls loopt het dan toch weer zoo, dat ik later weer tegen mezelf zeg: je had tòch gelijk je zorgen te maken! Het schieten is opgehouden, het is kwart voor 1, ik moet, nog altijd een beetje misselijk, nu maar eens gaan slapen. Ik omhels je met liefde, Matthijs.

Nieuwjaar.

Veel geluk in dit '46, waar we nog niets van afweten. Het is prachtig zonnig vriesweer. Dat beteekent een goed appeljaar, zei mijn oom de Jong, de bezitter van Beek. Ik ben vanochtend naar de kerk gegaan, denkend dat ik weer beter was, maar ik moest er al gauw weer wegloopen en op weg naar huis ben ik 2x flauwgevallen. Gelukkig was er een goeiïge man, die me aan zijn arm naar huis gebracht heeft. Ik ben toen maar weer naar bed gegaan en heb weer geslapen. Al dagenlang heb ik pijn in mijn rug, ben blijkbaar echt overmoe. Het zou plezierig zijn als ik van dat concert af kon, dan had ik even tijd om uit te rusten. Mijn vorigen brief aan je, met het plaatje dat ik in den daarvorigen vergeten had, heb ik nu niet kunnen posten. Een troost is dat er toch geen peil te trekken valt op die post bij jou.

Ik heb erg moeten huilen om de brieven aan Jo, waarin ik heb liggen lezen. In 1911 is zij getrouwd; zij had toen een scheiding van Pappie willen doorzetten en in de kater, waarin zij was dat dat niet lukte, is zij toen holderdebolder getrouwd met een man die haar het hof maakte. Maar na een paar maanden, of eigenlijk dadelijk al, had zij er spijt van. En in dien tijd heeft Moeder ineens begrepen dat het een verhouding was en zij heeft toen pas uitgedrukt hoe een kwelling het al die jaren voor haar geweest was en hoe haar leven vernietigd was. Pappie heeft toen gedaan wat hij kon om Jo tot reden te brengen, die min of meer op de zelfde voet wilde voortgaan (zij woonde toen in Laren). Ondanks de vreemde dingen die zij deed, was het werkelijk een enorme liefde van Jo, en van Pappie was het dat op zijn manier ook en ik geloof haast dat hoe meer schoonheid er in zooiets ligt, hoe weemoediger het is. Je zult je kunnen begrijpen dat ik mij een beetje eenzaam voel en dat ik wou dat je hier was om er samen in te lezen. Het is half 2, J. zal nu gauw thuiskomen en dan ga ik weer slapen.

Inderdaad kwam J. al gauw en even later kwam er post, jouw arme, arme briefje van Zaterdag. Ik zag het al aan het onbeschreven achterkantje dat het nog mis was met de post uit Amsterdam. Ik zou het ontzettend vinden een weeklang niets van je te hooren. Ik heb niet eens voelhorens, dus zou het voor mij veel angstiger zijn, maar afgezien nog ervan dat ik me bezorgd zou gaan maken, is het ongezellig, leeg. Het probleem: al dan niet sluiten voor de hartstocht, is alleen met vrucht op te lossen als het wordt omgezet in: sluiten voor de aardsche hartstocht en openen voor de hemelsche. Een Mystiker is geen machine. Een-machine-worden kàn een kunstenaar niet kiezen. En jij, die je aan de aardsche liefde verpand hebt, ik zie je de enkele liefde tot God nog niet kiezen. Ik zou het ook niet kunnen, nog veel minder dan jij. Maar nu heb je toch zeker een stapel brieven van me? Ik hoop dat ze lief waren, om de ongezelligheid goed te maken.

J. is heel fleurig teruggekomen. Engeljan hangt nu erg aan haar, nu zij weggaat. Ik heb me vanmiddag op het canapétje in de achterkamer geïnstalleerd en toen zijn we flink geweest en hebben de belastingpapieren ingevuld (dat moest voor 1 Jan.) Je ziet dus dat ik aan het opknappen ben. Dag rijkaard met je 40x 900 frs.! 36000 frs.! onoverzienbaar! Straks zal die uitgeverij wel failliet zijn, dan krijg je niks – is dat niet meer iets voor jou? Jammer dat J. je niet wat geld kan brengen, zij krijgt zelf haast niets mee.

Bussi, Bussi – hoeveel wil je er? je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA