MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451230 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 29 december 1945

Louveciennes

30 dec. 1945. Zondag

Liefste,

Eindelijk! drie brieven; wat je me schreef van 18 tot 23 dec. Ik ook heb in die dagen een quartet van Bartok gehoord; maar ik weet niet meer of het 't zesde was; ik moet in 't vervolg notities maken; het eindigde somber, het leek me meer geïmproviseerd dan geconstrueerd, het adagio-andante leek me globaal, in den bekenden toon en kleur, behoudens enkele onbeduidende varianten, het allegro dito, weinig authentieks, en per slot liet het me in onvrede, verlangend naar iets anders, en in een verlangen, dat, als ik het volg, analyseer tot in zijn verte, tot in zijn einde, slechts bevrediging kan vinden..... in jou, en bij jou!! Begrijp je dat? Kun je je daarmee assimileeren? Het was de liefde die daar ontbrak! Zonder welke alles ijdel blijft, en leeg, en vruchteloos, volgens dien tekst van St Paulus, eenmaal geciteerd door je vader. (Waarom werd dat niet opgenomen in Ommegangen eigenlijk?) De liefde die alles licht maakt, in den dubbelen zin van stralend en bevrijd van elke zwaarte. Of mijn laatste muziek zoo is? Ik hoop het. Ik heb ernaar kunnen trachten. Misschien heb ik het een beetje verwezenlijkt. Maar ik denk dat er altijd verlangen zal blijven naar... verlangen. Tot ik iemand ontmoet die dat stilt. – Jij? –

Wel merkwaardig voor mij te constateeren door je brieven, dat op dien Zaterdag-avond en Zondag-morgen (22 en 23 dec.) toen ik mij in de hoogste en intiemste vereening voelde met jou, jij "min-of-meer" verkeerde in de atmosfeer, de emanaties van Peter! En alleen jij kunt weten, zeggen, de science certaine, sûre, lezend in je eigen hart, of ik mij vergiste tijdens die uren, of ik mij illusionneer! Die demonische helft van me, welke mij drie weken geleden in die panische warreling joeg, heeft het volstrekste vertrouwen in je gekregen, en ik vind dat vertrouwen "in den blinde", zonder schijn van bekommering, precies zooals het zijn moet. Ik heb zoo'n idee dat die staat van intieme zekerheid en rust mij uit de verte door jouw gedachten is geworden en ben je daar dankbaar voor. Het is ook mooi, prachtig, zooals je direct begrepen hebt dat 't je lukken zou (mij in evenwicht te brengen) en dat je voortgegaan bent mij over Peter te schrijven. Prettig dat zijn concert en die napraterij bij jullie goed genoeg slaagden om er met genoegen aan terug te denken. Ik ben blij met jou. Of ik nog wennen zou aan zulke bijeenkomsten? Dat is moeilijk van te voren te zeggen. De eene zal niet lijken op de andere. Laten we dus niet vooruitloopen! Misschien zou ik erbij winnen door uit mijn kluizenarij te raken. En als ik erbij verlies is 't nog tijd om te zien wat te doen. Ik ben verstandig! Verbeeld je niet, omdat ik een pact met de spinnen heb, dat mijn huis vol spinnen zit. Anny stoorde zich nooit aan dat pact; zij vermorzelde wat haar onder handen en voeten kwam; tegen mijn zin, en zij wist 't; maar de kinderen brachten mij de te redden spinnen welke ik hun geleerd had in een lucifers-doosje te vangen, ze brachten ze mij met een gekscherend lachje, en ik zette ze buiten in een struik. Zoo gaat 't nog en zoo ging het goed. Met mij is land te bezeilen!

Maar hoe je te zeggen wat ik voel bij wat je me zegt over J.? Hetzelfde als jij. En daarbij nog mijn zorg en wensch dat die schaduw verdwijne van jou. Hoe jammer voor J. Zij was zoo opgewekt in '39, en haar geluk was zoo zichtbaar, ten minste voor Anny die 't me zei. Ik sta telkens weer verstomd tegenover die drama's. Ik begrijp niets van de menschen die maar doorgaan met elkaars hart te verbrijzelen, en ik begrijp dat nog minder van de mannen dan van de vrouwen. Ik lees dat sinds jaren op tien-duizenden gezichten. Die universeele trouweloosheid. En op ontelbare gelaten de verborgen wrok en bitterheid om die trouweloosheid. Al de ja's welke gesproken worden, zoo plechtig als je wilt, om ze bij de eerste de beste gelegenheid te verloochenen en immer weer opnieuw te schenden. Alsof een hart iets is dat je voor een dubbeltje koopt in een bazaar. Met welk beuzelachtig deel van hun-zelf spreken al die menschen hun ja's welke hen steeds doen liegen, al die gehuichelde beloften welke zij niet houden? Ik begrijp daar niets van. Ik begrijp niet die quasi-algemeene onmacht om tusschen twee personen iets goeds en iets duurzaams te maken. Ik begrijp niet de schaamteloosheid en de onverschilligheid tegenover die onmacht. Ik begrijp niet dat brutale gebrek aan loyauteit en de inschikkelijkheid tegenover dat gebrek. En als zij er nog iets mee verdienden. Maar zij berokkenen er slechts lijden, rampen en verdriet mee. Ik begrijp dat werkelijk niet. Dat heeft me altijd het toppunt geschenen van menschelijken onzin. Het ellendigste is dat er niets aan te veranderen valt. De mannen die ik gekend heb hadden dat zoogenaamd noodig voor hun emoties, hun sensaties, hun inspiratie, om een gedichtje te schrijven, een stukje muziek, een halve vierkante meter schilderij, welke meestal niet eens deugden. Joost weet waarvoor de rest 't noodig heeft. Quelle misère. Ik kan daar niet goed tegen. Ik ontmoet er overal de hopeloosheid van, de hulpeloosheid, de armzaligheid.

Dit is geheel in 't honderd bedoeld en zonder eenige opinie te willen geven. Maar ik heb er medelijden mee. Ik citeerde je al: Si j'étais Dieu j'aurais pitié... doch later bedacht ik hoe averechts ook deze spreuk weer geformuleerd was; nog een die de schuld schuift op Onze Lieve Heer. Het zijn de menschen zelf die medelijden met zich moesten hebben, met zich en met de anderen.

Gaat J. nog naar Parijs? Het zou een uitstekende afleiding zijn. Heeft zij logies gevonden? Als mijn huis de laatste jaren van buiten, en vooral van binnen niet een tikje bouwvallig geworden was had ik haar allang een kamer aangeboden, maar ik wist niet wat te doen, want wij zitten zelfs krap met het beddegoed, dat voor een deel versleten en voor een deel in 1940 door de Duitschers gestolen-gerequisitionneerd is. Dat we slecht te eten hebben was ook een bezwaar voor me. En slechts één kamer waar een vuurtje brandt. En die storingen in de electriciteit, die halve en heele uren in 't stik-donker, wat elken dag opnieuw kan beginnen, want we zitten in den onvoordeligsten hoek van 't heele net. Ik zou haar al die ongemakken enkel durven aanbieden als zij dakloos was. Ik laat dat over aan haar. Vanmiddag, in de verwachting dat ik haar zien zal, en om goed voor den dag te komen, hypocriet!, ben ik vast begonnen met mijn kamer, die onder stof en in den rommel ligt van meer dan zes maanden een beetje op te ruimen; waartoe mijn dochter me vergeefs aanport en wekelijks vergeefs permissie vraagt. Ik hoop J. te zien natuurlijk, in Louveciennes, als 't eenigszins kan. Vervelend dat je brieven zoo vertraagd zijn, anders hadden [we] over deze dingen eer kunnen praten.

31 Dec.

Niets van Thea op dezen laatsten dag van 't jaar. Dat maakt een leegte. Maar ik had niet de geringste moeite om met je in communicatie te komen. Heel vlug, gewoon en intens. Ik kan nu nog een paar punten afhandelen die gisteren bleven liggen. Het is dikke mist. Mijn raam lijkt mat-glas. Ik ben langzaam. Heb last om van wal te steken. Ik verlang naar je.

Ik had je een hoop enorm-vertrouwelijks te vertellen, van ochtend in mijn bed, waar ik luierde. Wat was 't ook weer? Juist... Als je lief wilt zijn dan moet je Anny niet dat maximum van volmaaktheden toekennen ten koste van jezelf. Laten we objectief blijven en realist. Anny had verschillende uitmuntende, zeldzame hoedanigheden, doch zij bezat ze niet allemaal, en niet steeds in den hoogsten graad. Zij was b.v. niet brandend-en-zacht. Zij kon dat zijn, soms, af en toe. Maar lang niet altijd, noch geregeld. Zij was eer koel, ondanks haar levendigheid. Zij was ook eer hard, en zelfs bits nu en dan, ondanks haar aanminnigheid. Zij had echter den wensch om brandend-en-zacht te zijn, geloof ik. Dat is reeds veel. Het ideaal bestaat nog niet. Het moet geleidelijk bereikt worden. Misschien had zij methodischer kunnen streven naar de bereiking van dat ideaal? Dat is niet gemakkelijk in den rompslomp van het dagelijksch bestaan. En ben ik er zoo zeker van dat 't brandende het best bij mij past? Lang niet. Volstrekt niet. De vrouw moet waken over de vlam; zij moet het vuur niet verspillen; zij moet zorgen dat het nooit uitdooft. Gelijk de Vestaalsche Maagden! Ik zie dat heel goed, heel rationeel. De man moet in de vrouw een hindernis vinden voor zijn passie en tegelijk een aanmoediging. Lastig evenwicht. Dat eischt veel intelligentie, zoowel bij de vrouw als bij den man. Veel subtiliteit, veel begrip en goeden wil. De liefde is een verschrikkelijk moeilijke kunst, doch méér waard om beoefend te worden dan elke andere. Denk eens even wat dat is: een hart, een ziel die zich aan je toevertrouwen. Ik zeg je dat allemaal zooals het me door 't hoofd gaat. De menschen weten niet wat dat is een hart. Ze weten 't niet eens als ze 't kapot gemaakt hebben. Precies gelijk kinderen met hun speelgoed; zij maken 't kapot, en spelen ermee verder wanneer 't kapot is. Pauvres hommes! Ik heb dat overal gezien en er immer over nagedacht. Ik had alles willen doen om te verhinderen dat een vrouw zich niet verloren voelt. Ik heb het gedaan. Is 't me gelukt? Toen Anny kiezen moest tusschen Josquin en mij koos ze Josquin. Herinner je die zin: "un amour qui ne peut pas appauvrir le mari, bien sûr!!!" Met drie uitroepteekens. Hoe zulke geheimen te doorgronden? Voor mij had Anny één eigenschap welke ik stel boven alle andere: Zij was zonder bedrog, eerlijk, natuurlijk. En tòch bedroog ze mij toen ze dien brief schreef, welken zij mij niet lezen liet, en toch misleidde zij mij dien dag, en toch verliet ze mij. Hoe dat te doorvorschen, te begrijpen? Ik zeg je alles gelijk 't me invalt. Er is altijd nog iets in me dat Anny trouw zou willen blijven, tot in het hiernamaals. Zoo ben ik. Ik zou géén vrouw ongelukkig, rampzalig, alléén kunnen maken, zelfs niet wanneer ze dood is. Terrible. Nog minder wanneer ze levend is. Wanneer ze dat hart heeft, die ziel. Voel je dat? En zal je dit vroolijk stemmen of verdrietig? Ik vraag het me. Waarom kom je me altijd "op mijn dak" met Anny, zooals Anny me op mijn dak kwam met Thea?! Hoe jammer, dat ik gehandicapt ben door mijn armoede, dat ik gekluisterd lig tusschen deze vier muren. Ik zou alle knoopen doorhakken. Met de bijl waarmee ik mijn hout hak. Eén geweldige, vervaarlijke, alles kloovende slag! Is zij 't of ben jij 't? Ik weet dat jij 't bent, zoolang de zon zal opgaan voor me: Jij, jij! Thea! Thea! En of je brandt of niet brandt 't is mij om 't even. Mijn hart, mijn ziel, mijn lichaam roepen om Thea, Thea! Naar de ziel, het hart, het lichaam van Thea.

Zullen we dichter bij elkaar geraken, 't volgend jaar? Het dichtst en allerdichtst? Jij en ik samen geheel doordringend en voor allen tijd? Ik zeg ja. En wees omhelsd, en voel je omhelsd, doordrongen, in de zekerheid, de veiligheid van dat ja, het ja van

je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA