MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451229 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 29 december 1945

Louveciennes

29 dec. 1945 Zaterdag.

Liefste,

de post bracht me een kalender voor het schemerende, nevelige jaar 1946, en de maandelijksche steun van het consulaat, sectie "sociale voorzorg". Ik bekeek ze niet. Ik kòn er niet naar kijken. Ik teekende als een automaat; sprak en lachte met den facteur als een somnambule. Toch had die wissel mij prodigieus moeten interesseeren want mijn kassa naderde het nulpunt, en weldra zal ik moeten aankloppen of aanbellen bij dien aardigen pastoor van Survillers, wat me heelemaal niet bevalt. Maar ik was omhuld door een isoleerend aura, waarin ik niets bemerkte dan dit, en hoe scherp, hoe gloeiend, en hoe verwijderd van elke andere gewaarwording, hoe ontoegankelijk makend voor alles, niets dan dat harde, ondoordringbare dit: geen brief van Thea!

Voilà bien l'amour avec tous ses sortilèges.

de elfde dag. Ik tel ze als een schipbreukeling op zijn vlot, wien nog een paar beschuitjes overblijven en een pintje drinkbaar water. Ik weet wel dat ik in 't begin der week nog een brief kreeg van Thea. Maar dat geldt niet. Dat is het verre verleden. Honderd jaar her. Ik weet wel dat ik pas nog een exploratie deed tot in de buurt van haar kloppend hart, tot in haar boezem. Maar gebeurde dat werkelijk? De ware, de echte Thea dateert van elf dagen. Elf eeuwen. Hoe verfoei ik de menschen met hun oorlogen en hun waanzin, die zulke afstanden, afgronden aanrichten!

Wakker geworden als iemand die geloopen heeft tot hij niet meer kan, tot hij erbij neervalt. Psychisch wel te verstaan. Als iemand voor wien de dingen geen belang meer hebben; die ervan af wil zijn. Welk een onfortuin, dat waarzeggende, voorspellende binnenste, in den grauwen dageraad! Acuter dan ooit doemde op en stelde zijn vraag, dat oud probleem waarover ik veel nadacht: moet men zich hechten of onthechten aan de bekoorlijkheden der aarde, aan de illusies van het leven? moet ik mij laten gaan op wat men noemt een "harts-tocht" of moet ik onbeweegbaar, onbewogen blijven?! Ik kan decreteeren dat alles mij onverschillig is... zelfs Thea! Theoretisch ten minste. Gesteld dat ik mij sluiten kan voor haar vibraties. Maar wat rest mij dan? Ik word een machine. Geen enthousiasme meer; geen begoocheling, geen vervoering, geen geluk, geen muziek, geen schoonheid meer. Voelen of niet-voelen. Zijn of niet-zijn. En als ik mij gaan laat dan voert die harts-tocht mij straks naar de joviale facie van den postbode, de hilariteit waarmee hij zijn fooi in den zak steekt, het torment dat hij onwetend in mij ontketent, wanneer ik hem glimlachend zal vragen: C'est tout? Vous n'avez pas autre chose? en hij antwoordt mij met een satanischen grimas: Non monsieur, pour aujourd'hui c'est tout! Of ik wil of nièt wil, de hemelen storten in. Er is geen midden-weg, geen keuze: òf een machine worden, òf het risico van zulke cataclysmen! En men trotseert ze, men tart ze, men beheerscht en bedwingt ze, men loopt ze tegemoet! Waarom? Tien-maal, twintig maal mag de hemel invallen; wat beduidt dat tegen dien éenen keer toen hij zich opende!

beschouw dit niet als een klacht, liefste. Maar als een beschrijving, als een lof van het geheim, den toover en de macht der liefde. Gaat het bij jou ook zoo? of ongeveer? een beetje? erger? of spaart de providentieele post die beproevingen aan jou?

Gisteren geschreven aan Jany; van ochtend gewerkt; alsof ik het geloof!

Laat je omhelzen in mijn aura door je

Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA