MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451225 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 25-26 december 1945

Louveciennes

Dinsdag.

Kerstmis, 1945

Liefste,

[inlas, geschreven op 26 december:] (ik zal niet meer uitschrappen! maar lees eerst mijn epigraphisch peccavi van dezen morgen – 26 dec. – en dan pas:)

je bent een echte, ware, onwaardeerbare schat. Ik zou je wel een engel noemen, en zelfs een aarts-engel, maar ik weet niet met zekerheid of er engelen bestaan. Ik vond daaromtrent niets in den Bijbel! Zij komen zoo opeens maar ergens op de proppen, zonder door God geschapen te zijn, en een deel hunner verandert overigens direct in duivels. Maar ik weet met absolute zekerheid dat er schatten bestaan, d.w.z. "iets" als het Gulden Vlies, de Gouden Appelen, de Tuin der Hesperiden, en andere hooge realiteiten, dwingende droomen, onherroepelijke bevelen, eeuwige impulsen, opperste verlokking, waarvoor de mensch een argonauten-tocht onderneemt, alles vaarwel-zegt, en alles riskeert. Een "iets", (of "iemand"), dat men ver en overal gaat zoeken, dat men onzinnig hoopt, dat zijns gelijke niet heeft, dat boven elken prijs en lof is, dat het hart geen rust laat noch de ziel, alvorens zij 't bezitten. Jij bent zoo "iemand", zoo'n schat. Je bent intelligent, zacht, geduldig, liefhebbend, trouw, verzoenend, lenigend, heelend, verlichtend, verwarmend, stralend, redelijk, – in de uren van andermans onrede, koude, wonde en verduistering. Je kunt 't niet loochenen dezen keer. Je kunt niet zeggen dat ik overdrijf of doordraaf. Je bent op heeter daad betrapt! Je weet nu ook enkele der "eigenschappen" waarom ik je bemin, adoreer, en houd voor een schat, je stel boven alles, boven allen, je bewonder.

Prettig, zalig!, deze kostbaarheden, deze hooge realiteiten objectief te kunnen opsommen. Je akelige soeverein is gedesequilibreerd geweest door de liefde welke hij voor je heeft. Hij is 't in zooverre nòg, dat hem een mes door de borst gaat als de postbode voorbijrijdt zonder brief van je, dat hij de heroïekste besluiten moet nemen om dit met een stalen gezicht te verduren, dat hij op zijn kop zou willen staan of andere buitennissigheden doen uit louter vreugde om je, en dat hij mijn bloed zoo aan 't koken brengt dat ik mij verbeelden kan je in mijn armen te hebben. Maar mijn hersens zijn evenwichtig; er mankeert niets aan. Ze zien wat ze zien. Welk een diepe uitdrukking! Stellig ken je niet veel lieden die inderdaad zien wat ze zien! En daarom, liefste, als je me eenig gezag geeft over Thea, laat me je dan verbieden om mij dingen te zeggen gelijk: "je hebt me weer een invocatie waardig gekeurd." Dat is er glad naast. Dat is onjuist. Mijn heldere hersens protesteeren daartegen. Ook je soeverein. Hij is veel te blij wanneer hij door je geroepen wordt. Blij als je naar hem luistert. Blij dat te kunnen uiten. En blij dat je blij bent. Hij zou ook willen dat je hem geheel beschouwde als jezelf, identifieerde met jezelf, beheerde gelijk jezelf. Met al je hoogmoed, met al je liefde natuurlijk. We moesten ons ik samen kunnen verruilen, zonder 't te merken, en 't toch te behouden. Om de beurt op het voeten-bankje, maar niet altijd jij! Wanneer je dien akeligen soeverein van je een dienst wilt doen, en een plezier, vraag hem dan ook geen litanie meer! Dat komt wel weer vanzelf, als 't komen moet. Die litanie was geen litteratuur. Je vindt trouwens in geen enkele litteratuur zoo'n litanie. Het was iets heel speciaals wat hij je daarin mee te deelen had. Iets heel reëels. Wat jou en hem betreft. Misschien is 't volledig. Maar als hij een of ander vergeten heeft dan voegt hij 't er later wel bij! Het zou zijn ijdelheid streelen wanneer die litanie waarde had als "litteratuur", dat spreekt, maar hij is niet in staat er een regel van te fabriceeren. Het is een inspiratie geweest. Een dictee. Hij wou mij en jou vertellen hoe je bent, in jouw essens, in zijn oog. Wacht maar; hij begint wel weer opnieuw als wij samen, jij en ik, een eindje verder zijn. Als hij eenmaal je lippen gevoeld, geproefd heeft. Hij zegt je dit met verlangen, met golven van verlangen.

Als ik nog even over mezelf mag doorkakelen, egoïst die ik ben, ik geloof niet dat "sentimenteel" goed bij me past. Wat de Franschen noemen "le don des larmes" heb ik niet. Het is jaren, jaren en jaren geleden dat ik "gehuild" heb. Ik herinner 't me niet. Het heugt me daarentegen dat mijn vader me eens geranseld heeft om me tot "huilen" te brengen maar dat 't hem niet gelukt is. Ik kan ook geen menschen zien die huilen. Ik heb daarbij lust om kwaad te worden; kwaad op hen en kwaad op mij. Joost weet hoe ik dacht dat je hadt moeten reageeren op dat "neiging tot tranen" van me, maar voor mij was 't een approximatieve, figuurlijke aanduiding van een onmetelijke teederheid welke ik dien morgen voor je voelde. Soms, 't vorig jaar b.v., had ik wel graag willen "huilen", doch er blijft altijd een hardheid in me die dat onmogelijk maakt. Ik detesteer elke sentimentaliteit. Ik heb in den grond een vroolijke natuur. Maar ik moet bekennen dat ik hyper-emotief en hyper-sensitief ben voor een menigte verschijnselen die de meeste menschen onbewogen laten. Ik word zelfs hoe langer hoe emotiever, en ik verklaar me dit hierdoor dat ik de verschijnselen hoe langer hoe duidelijker zie in hun werkelijkheid. Dat is geweldig lastig. De geest moet alles resorbeeren zonder organische reactie, zonder ontlading. Dikwijls zit ik ermee, met onverwerkte emoties. Maar in welk opzicht kun jij daar "een beetje moeite" mee hebben?

Het spijt me erg dat ik je door mijn toelichting bij compromissen den indruk gaf van scherp geweest te hebben willen zijn en je daarmee pijn deed. Ik vraag je vergiffenis. Het lag heelemaal niet in mijn bedoeling om conclusies te trekken. Ik ben bij anderen altijd indulgent voor compromissen, verwijt ze hun nooit (omdat het mij niet aangaat) doch voor mezelf kan ik ze niet aanvaarden wijl ik met mezelf niet onlogisch kan zijn. Ik begrijp heel goed welken strijd zij in sommige gewetens veroorzaken. Het zou pure wreedheid worden om dan nog streng te zijn. Ik heb daar dikwijls aan gedacht met meedoogen. Het zijn fataliteiten, die in sommige gewetens reeds moeilijkheden genoeg opleveren, om er zich geen oordeel over aan te matigen. Er bestaan allerlei soorten van compromissen. Voor elke citeer ik het liefst die andere beroemde zin van Arkel: Si j'étais Dieu, j'aurais pitié du cœur des hommes. Dit is mijn eigenlijke opinie (maar ik houd ze vóór me) en vergeef me dat ik vorige keeren te lichtzinnig met dit onderwerp ben omgesprongen.

Ik moet je nog antwoorden op heele stukken uit je grooten brief van 13 dec. en je socratische vragen. Ik doe dat op een anderen dag. Doch kwel je over niets. Er is geen zweem van schuld bij jou; en bij mij ook niet. Maar wat moet dat zonderling voor je geweest zijn om mij langzaamaan op je verliefd te zien worden! Ik gaf me daarvan geen rekenschap; alles gebeurde in mijn onbewustzijn; ik wist niet eens of je vrij was. Anny's supreme liefde is me pas duidelijk geworden na haar dood; in dit leven had zij reeds afscheid van me genomen op 15 Aug. 1940; wanneer ik je alles vertel zal niets je meer duister zijn; doch eerst moet ik eens goed erover nadenken.

Morgen gaat mijn dochter je twee kaarsjes halen. Toen zij je briefkaart zag zei ze me lachend: Elle t'écrit L.M., c'est sûrement pour le facteur! Waarop ik: Ça te fait rire? En zij, schaterend: Ooh! pour qui est-ce que tu me prends! Het amuseert haar. Zij vindt daar iets gezelligs in! – Met onze electriciteit gaat het de laatste dagen wat beter, hoewel we 's morgens nog geen licht hebben. Maar ik ben je mateloos dankbaar voor elke lieve gedachte.

Slaap lekker, mijn onwaardeerbare schat; ik heb mijmerend boven dit papier een gelukkige Kerstdag met je doorgebracht. Ik omhels je, zoo goed, zoo lang, zoo warm je wilt.

26 Dec.

Liefste, mij overlezend bespeur ik tot m'n ontsteltenis dat ik nonsens kletste, gisteren, en die je op den koop toe kan hinderen. Want al heeft geen enkel theoloog, dien ik ondervroeg, mij kunnen zeggen wanneer de Engelen geschapen werden (waarom gaf de Hemel mij een zoo critisch brein!) de Engelen, Aarts-Engelen, Tronen en Dominanties, zijn minstens even reëel, minstens even dwingend en verlokkend als dat Gulden Vlies en de rest. Schrap dus! Dat komt ervan als ik niet eenvoudig blijf en litterair word. Maar de intentie was goed. Hoe moeilijk is 't echter, technisch onuitvoerbaar, !, om je te zeggen dat mijn hart om zeer deugdelijke redenen overloopt, overvloeit van liefde en van dankbaarheid. Jij ook immers, je bent een sluwe, critische, positieve vogel. Je zoudt me kunnen vragen: wat is dat een hart dat overloopt, overvloeit, qui déborde! Dat brengt me van de wijs. Ken jij dat: un cœur qui déborde? Ik wel! Maar 't is zoo ongelooflijk lastig dat te beschrijven! Je er een idee van te geven!

Wat ik je ook nog bidden, smeeken wou! Gebruik met mij zoo weinig mogelijk ironie! Geenszins omdat ik er te stom voor ben. Eer het tegendeel. Ik bezig ze zelf, soms te hooi en te gras. Maar als ik ze ontmoet bij jou, sla ik ervan op hol. Het is b.v. extra-gevaarlijk mij te zeggen: "En word dan maar anti-ultramontaan in plaats van anti-semiet!" Ik ontdek onmiddellijk, spoorslags, een half dozijn uitstekende argumenten om je raad te volgen, om anti-ultramontaan te worden! Het heele catastrophale artistieke, politieke en sociale bewind der Italiaansche pausen, en hun college van Italiaansche kardinalen, defileert voor mijn geestes-oog! Vier eeuwen, en meer, van ultra-montaansche dwalingen. De ruïne der middeleeuwsche, keltische psyche. Etc. Het stopzetten van den élan der kathedralen. Etc. Wanneer je in die richting wilt... met alle genoegen! Wanneer je niet wilt... ook best. Je kunt je dat misschien niet voorstellen. Naast en tegenover het accoord dat mijn binnenste wenscht met jou, tellen al die wisselvallige concepties voor minder dan niets. Ze zijn allemaal relatief. In 't aangezicht van dat absolute. Schenk me daarom "zuivere koffie"!!

Een priem heeft dezen ochtend mijn boezem doorboord. Geen brief van je! De vorige, waarop je quadruple imbécile antwoordt, dateert van 17 dec. Negen dagen! Ik verbaas me erover zoo wel-gemoed ik dat draag. Ondanks die vlijmende steek toen ik de rem hoorde knarsen der fiets van den postbode (hij fluit gewoonlijk Tipperary! symbolisch!) en niets in mijn bus zag. Ik accepteer dat met een optimisme overvloeiend van liefde! Vannacht, ongeveer half vier, heeft mijn binnenste, je soevereine ik, mij wakker gemaakt en me onderhouden over zeldzame verlangens welke het koestert betreffende de toekomst. Verlangens welke ik niet meer vermoedde. Maar ik durf ze je nog niet uitspreken; tenzij Thea op dat uur wakende en droomende was. Décidément, ik onderga door jou, en op de geheimzinnigste wijze, hetgeen Goethe noemde "een tweede puberteit", en welke hij slechts toekende aan weinig stervelingen, onder andere aan zichzelf natuurlijk! Ik ben volslagen door je behekst, begoocheld, betooverd, in je ban! En ik ken geen dieper, geen voller geluk. – Hij zou je die dankbaarheid willen kunnen zeggen

je Matthijs

De drukwerken waarover je schrijft nog niet ontvangen.

Je twee kaarsjes onderweg... naar mijn hart, Thea.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA