MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451220 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 20-21 december 1945

20 Dec. 45

Lieve Matthijs, wat jammer dat je weer verschillende brieflooze dagen hebt gehad – aan zoo'n lawine ineens heb je niets. Ik kreeg vandaag twee brieven van je en zal dus morgen moeten vasten, want de tweede was n.b. van eergisteren. Voor-oorlogsch! Heel vermakelijk zooals je je beschrijft in je negenden paradijs-kring!1 Ja, zoo is het, ik ben er anachronistisch in komen vallen. Toch weer mìjn schuld! (lachend te lezen). Maar daàr ben ik niet schuldig aan, aan die gedachte: "hij is net als alle andere mannen´. Ik kon die gedachte hierom al niet hebben, omdat het niet ging om "een teekentje", waar jij op afvloog, maar om iets dat al lang bezig was. Merkwaardig is het bij jou dat je, als je zoo'n idee hebt als dit – van de aardsche liefde die op den achtergrond geschoven is – er niet aan twijfelt; je schrijft dan met zoo'n zekerheid, en den volgenden dag begin je pas te aarzelen. Van J. ken ik dat ook; ikzelf zie altijd dadelijk de moeilijkheden die zich kunnen voordoen bij ieder voornemen dat ik zou willen maken. Ik begrijp niet goed wat je meent met de termen "domineeren, in je macht hebben, bedwingen". Dat is dus allemaal niet-laten-gaan. Heb ìk je daarom gevraagd? of leg je het je zelf op? Je wou mij leeren me te laten gaan – ik geloof dat ik dat wel doe, ik bedwing me niet, het effect is alleen anders bij mij dan bij jou, ik ben geen eremiet of kameeldrijver en er komt dus wat anders uit bij mij als ik me laat gaan. (Weet je nog dat het mìjn gevaarlijke woord was?)

Ik heb je niets anders te vertellen dan dat ik vanochtend met een pianiste,2 een Joodsch meisje, 4-mains gestudeerd heb. Ik ben gevraagd met haar een concert te geven: 2 4-mains van Schubert, 1 van Mozart en 1 van Dvořak. Het eerste wat ik zei was: ik vind 4-mains spelen erg leuk, maar ik vind dat het onmogelijk mooi klinken kan, ik vind het dus niet iets waar je naar luisteren kunt, een publiek kan je er niet op vergasten. Ik meende dat ieder muzikaal mensch daar zoo over denken moest, maar het bleek dat niemand daar ooit over gedacht had, ik kreeg heelemaal geen gelijk en nadat ik eerst geweigerd had en dacht dat ik er af was, kwamen die lieden er een dag later weer op terug en zetten net zoolang door tot ik toegegeven heb. (Je ziet, er is nog wel eens wat met me te beginnen!)

Vrijdag

Het Jodinnetje viel me mee; ik had haar eens gehoord en het meer dan loodzwaar gevonden, zoodat ik vreesde dat haar Schubert niet die vleugelen zou hebben die ik me wenschen zou – maar ik vond het eigenlijk heel mooi wat ze deed. En zoo zit ik er dus aan vast en krijg wel een sportief gevoel over me van iets, dat eigenlijk niet mooi is, mooi te willen maken. Dvořak ken ik niet, houd er een beetje mijn hart voor vast. Beide Schuberts speelt zij boven,3 omdat zij ze goed kent en we maar weinig tijd meer hebben (12 Jan. is het al); dat spijt mij wel, omdat ik me graag Schubert-specialist voel en graag zijn mooie wijsjes mooi zou willen spelen. Maar de tweede partij is ook heel belangrijk, ik bedoel, er komt op het afwegen van de klankverhouding van de bas tot de bovenkant zooveel aan. In Mozart moet ik zorgen mijn loopjes (boven) tintelend te spelen.

J. en ik beginnen aan haar Parijsche reisje te twijfelen. Van Maas Geesteranus (een vriend van Pappie), bij wien zij wilde logeeren, komt geen antwoord en het visum heeft verschrikkelijk veel voeten in de aard. J. zelf heeft er eigenlijk de fut niet voor, zij is doodmoe en heeft nergens meer echt zin in, terwijl zij vroeger het geanimeerdste mensch was dat je je voor kan stellen. Zij had echt iets opwekkends en stralends, deed alles met entrain en plezier; Engeljan heeft dat kapot gemaakt in haar. Het heele vorige jaar (seizoen) heeft zij dermate geleden (door ontrouw zijnerzijds) dat zij er niet bovenop komt. En door den toestand van nu wordt zij ook in het geheel niet bevredigd. Zij zou willen dat hij daar in kon komen, in dat letsel, dat zij opgeloopen heeft, dat hij aan haàr dacht, meer dan aan zichzelf en hij stelt haar daarin voortdurend teleur. En zij houdt van hem. Het is ontzettend verdrietig om het aan te zien. Ik heb nooit het geloof in hem gehad dat zij wel had, ik verbaas me dus niet en constateer met ijzigheid: ja, hij is nu eenmaal zoo. Dat maakt het troosten zoo moeilijk – gisterenavond en vannacht heeft zij weer verschrikkelijk gehuild – want als ik er maar heil in zag en kon zeggen: het komt ooit wel weer eens goed, dan had je tenminste een bevredigend slot voor je gesprek – zooals het nu is, is het hopeloos katterig. Hij snapt daar niets van. Hij vindt dat zij een gelukkig huwelijk hebben, “omdat ik”, zooals J. zegt, “zijn hoer en zijn tante ben”. Hij heeft haar noodig, maar het is niet wat J. onder liefde en een huwelijk verstaat. Het is om J. eens een beetje hieruit te halen, dat ik Parijs heb doorgezet. Maar nu het zóó’n moeite kost en het haar zoo weinig toelacht, vraag ik me af of ik goed heb gedaan. Aan de andere kant, als ze hier blijft, weet ik ook niet hoe ik haar nieuwe fut moet inblazen. En ook niet hoe het dan verder moet door zeuren met E. Als zij naar Parijs ging en hij misschien daarna naar Amerika, waren ze tenminste eens een tijdje uit elkaar en konden ze eens wat opfrisschen. Wees J. goedgunstig in je gedachte, wil je, en help haar daardoor.

S.4 is sinds Woensdag in de stad; hij heeft toen 's avonds opgebeld en heeft gisteren met Greet bij ons gegeten en daarna boven gestudeerd, zonder ophouden van 8-12! Bij de menschen waar Greet hem heeft ondergebracht, kan hij niet rustig studeeren, vooral 's avonds niet, en hij zal dus vanavond waarschijnlijk weer komen – morgen en overmorgen heeft hij concert. Het was erg gewoon en gezellig met hem, net alsof hij niet weg was geweest eigenlijk, hartelijk, maar zonder zwoelheid.

Matthijs, je zegt dat ik nooit gevraagd heb naar je lente – vroeg ik je niet hoe die zoo feestelijk kwam? Of was dat je zomer? Ik heb dat willen-doodgaan heel begrijpelijk gevonden en ik vond het bovendièn begrijpelijk dat het je niet gelukt was het gedaan te krijgen. Graag zal ik er van jou over hooren, het interesseert me natuurlijk heel erg.

Zooeven tel. van J., dat ze het visum niet krijgen kan, omdat zij op Buit. Zaken verkeerd is ingelicht. Nu zou ze weer naar den Haag moeten en met de kerstdagen staat alles stil. Ze had 2 Jan. zullen reizen en eìgenlijk duurt dat visum 6 weken! Misselijk zooiets. Ongelooflijk deprimeerend. Alles voor niks geweest. Want Bernac is er alleen in de eerste weken van Jan.

"Teederheid zonder aardsche woorden, buiten elken vorm" – ik geloof niet dat het bestaat, Matthijs. (Denk aan je incarnatie!) Het ìs misschien zooals ik zou wenschen. Maar het is onmogelijk. Dank je wel voor het zoeken ernaar. Wat moest ik "arrangeeren"? Liefs, liefs en nog eens liefs,

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Diepste punt van de hel in Dantes Divina Commedia.
  2. Marjo Tal (1915-2006).
  3. Dit wil zeggen: aan de diskantzijde.
  4. Peter Stadlen.