MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451219 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 19 december 1945

Louveciennes

19 dec. 1945 Woensdag

Lieve Thea,

Geen bezending vandaag, maar je rustige, hoewel lichtelijk ironiseerende, matig doucheerende brief van 12 dec. welke voor mij correspondeert met dien radeloozen Woensdag van voorgaande week. Alleen bij 't slot ("Goeden morgen, liefste, hoe maak je het?") schijnt bij jou vaag doorgedrongen te zijn dat er bij mij iets uit de voegen was. – Je mag me driedubbel-overgehaald zotje noemen. Erger nog. Het wordt me hoe langer hoe onduidelijker wat er in die dagen bij me gebeurd is. Ik had zelf geen flauw idee van de mogelijkheid dezer beroeringen vóórdat ze me overkwamen. Kun jij 't je voorstellen? Diagnose: 't organisme in zijn gewone doen, kalme zenuwen, heldere hersens, maar de psychische machine totaal ontredderd, stampend, bonkend, razend, woedend, alsof er een barbaar, een dronken barbaar is losgebroken, en commandeert. Geheel ontwricht. Zonder aannemelijke oorzaak. Want ik zei je wel dat [ik] begrepen had. Doch hoe meer ik erover nadenk hoe minder ik mij die redelooze, folterende, verwoestende perturbatie verklaren kan. Ik ben er niet trotsch op, mij plotseling te hebben moeten zien als een dolle, romantische King Lear in een gierenden orkaan op een verlaten heide! Dat zoo iets je kan te pakken nemen! Wat zeg jij daarvan? Ik ben zeer benieuwd naar je opinie naar dat onweer. Om tot klaarheid te geraken over die muiterij van dat "soevereine ik" is 't eigenlijk wel jammer dat je mij altijd weer beticht van overdrijving. Helaas, en heusch, ik overdrijf niet. Alles wat ik voor je voelde, wat ik je zei in die drie maanden, was strikt reëel, heel gewoon voor mij. Eer nog beneden de realiteit. Geen ziertje litteratuur. Geen opgeschroefdheid. Als ik litteratuur gemaakt had zou ik heel andere woorden en phrases gebruikt hebben. Sla maar den eersten den besten dichter op ter vergelijking. Het was voor mij juist de moeilijkheid, en het streven, om de emoties die je gaf aan dat liefhebbende ik, zoo ongekunsteld, zoo ondichterlijk, zoo ordinair, zoo alledaagsch mogelijk tot uitdrukking te brengen, en tòch in den klank, in de zegging den "toover" te behouden waardoor dat "ik" bewogen, verrukt werd. Als ik had willen overdrijven, als ik daarentegen niet geremd, gezift, gematigd had, dan zou je heel andere, veel "dichterlijker" dingen gehoord hebben. En meen ook niet dat ik tot J., of tot een andere, die weinig gebruikelijke taal had kunnen richten. Voor mij is zulk een suppositie ondenkbaar. Er bestaat voor mij slechts één wezen tot welk ik mij in gelijke woorden en met gelijke bewogenheid had kunnen wenden. Het is Anny. En soms heb ik mij afgevraagd (mij zeer goed rekenschap gevend van iets raadselachtigs) of er in mijn "ik" misschien een persoonsverwisseling, een transpositie, een transfert had plaats gevonden. (Ik zei 't je al, geloof ik.) Maar deze hypothese moest ik laten vallen. Zij was niet houdbaar tegenover de werkelijkheid, zij was niet bestand tegen het constateeren dier aanwezigheid van jou in mijn geheele physieke zijn, in al de cellen van mijn lichaam. – Waarom nu is dat gesprek van mijn "ik" met jou eind-November verstoord? Waarom wil dat "ik" nu niet meer spreken, ook niet als ik 't graag zou hooren, als ik het uitnoodig? Waarom is het vorige week zoo schrikbarend te keer gegaan? Ik weet er niets van. Ik sta tegenover een mysterie. Ik tast volslagen in 't duister. Kroop dat "ik" in zijn schulp tegenover al de koude douches welke je het bijna om den anderen dag hebt toegediend, tegenover de ironie waarmee je het bejegende? (Curieus: Ook Anny was dikwijls ironisch tegenover mijn lyrische "extravaganties"!) Ik weet er niets meer van. Maar ik voor mij zou niets liever doen dan repareeren, den status quo ante herstellen. Als je me helpen wilt..? Daar smeeken je kriebelig maakt kan ik niet meer smeeken! En nu... om te gebieden heeft je "akelige soeverein" – in zijn schuldbesef – eerst een nieuw verlof noodig van je. Een vergiffenis. Want hij kan schade en verdriet berokkend hebben bij jou. En je "soeverein" zal je komende brieven niet openen zonder een zekere huivering van angst, van spijt, van spanning, van beduchtheid, van al wat je denken kunt.

Zooals ik je reeds schreef ben ik genezende. Dat lastige "ik" heeft je douche en je ironie van dezen morgen heel gemakkelijk opgenomen. Dat is zooveel gewonnen. Maar je hebt er nog altijd macht over. Je kunt het wekken zoodra je wilt. Je kunt er een soeverein van maken, een tyran. Het zal immer naar je luisteren. Je hebt slechts te wenschen (maar echt!) en het wordt wakker, en het commandeert

je Matthijs

Gisteravond een groote, rustige, en toch "extatische" klaarheid. Vanwaar kwam me die? Van jou??

Mea culpa, mea maxima culpa voor je verloren bonnen!

O Thea!

O Thea...

In de zwarte aarde tusschen de oude stengels, gloeien reeds de roode scheuten der pioenen; wacht maar, wacht maar, (liefste); zij zullen bloeien.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA